Wetboek van Strafrecht
WET van 14 oktober 1910, houdende vaststelling van een Wetboek van Strafrecht voor Suriname (G.B. 1911 no. 1), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij G.B. 1915 no. 75, G.B. 1916 no. 10, G.B. 1917 no. 67, G.B. 1921 no. 75, G.B. 1922 no.
Onderwerp Strafrechtelijk Gepubliceerd 14/10/1910 Staatsblad G.B. 1911 no. 1 PDF Wetboek van Strafrecht
<< Terug naar overzicht
WET van 14 oktober 1910, houdende vaststelling van een Wetboek van Strafrecht voor Suriname (G.B. 1911 no. 1), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij G.B. 1915 no. 75, G.B. 1916 no. 10, G.B. 1917 no. 67, G.B. 1921 no. 75, G.B. 1922 no. 101, G.B. 1923 no. 59, G.B. 1923 no. 79, G.B. 1925 no.73, G.B. 1926 no. 12, G.B. 1926 no. 41, G.B. 1926 no. 42, G.B. 1926 no. 56, G.B. 1926 no. 100, G.B. 1927 no. 20, G.B. 1928 no. 58, G.B. 1928 no. 94, G.B. 1929 no. 25, G.B. 1929 no. 26, G.B. 1931 no. 65, G.B. 1931 no. 87, G.B. 1933 no. 94, G.B. 1934 no. 63, G.B. 1935 no. 42, G.B. 1935 no. 81, G.B. 1936 no. 115, G.B. 1937 no. 1, G.B. 1938 no. 36, G.B. 1938 no. 37, G.B. 1938 no. 38, G.B. 1938 no. 39, G.B. 1939 no. 31, G.B. 1939 no. 50, G.B. 1939 no. 51, G.B. 1939 no. 67, G.B. 1939 no. 68, G.B. 1940 no. 4, G.B. 1940 no. 166, G.B. 1943 no. 20, G.B. 1943 no. 122, G.B. 1944 no. 76, G.B. 1944 no. 103, G.B. 1944 no. 176, G.B. 1944 no. 177, G.B. 1945 no. 108, G.B. 1945 no. 113, G.B. 1948 no. 231, G.B. 1950 no. 65, G.B. 1953 no. 67, G.B. 1955 no. 75, G.B. 1957 no. 42, G.B. 1959 no. 30, G.B. 1960 no. 120, G.B. 1962 no. 135, G.B. 1964 no. 86, G.B. 1970 no. 37, G.B. 1970 no. 39, G.B. 1970 no. 105, G.B. 1971 no. 56, G.B. 1971 no. 154, G.B. 1972 no. 55, G.B. 1972 no. 62, G.B. 1973 no. 72, G.B. 1973 no. 74, S.B. 1979 no. 21, S.B. 1980 no. 67, S.B. 1980 no. 116, S.B. 1982 no. 19, S.B. 1984 no. 17, S.B. 1993 no. 35, S.B. 2002 no. 67, S.B. 2002 no. 68, S.B. 2002 no. 69, S.B. 2002 no. 70, S.B. 2004 no. 105.
EERSTE BOEK ALGEMENE BEPALINGEN
TITEL I
OMVANG VAN DE WERKING DER STRAFWET
Artikel 1
Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, worden de voor de verdachte gunstigste bepalingen toegepast.
Artikel 2-2
De Surinaamse strafwet is toepasselijk op ieder die zich binnen Suriname aan enig strafbaar feit schuldig maakt.
Artikel 3-3
De Surinaamse strafwet is toepasselijk op ieder die zich buiten Suriname aan boord van een Surinaams vaartuig of luchtvaartuig, dan wel op een installatie ter zee aan enig strafbaar feit schuldig maakt.
Artikel 4-4
De Surinaamse strafwet is toepasselijk op ieder die zich buiten Suriname schuldig maakt:
1o. aan een der misdrijven omschreven in de artikelen 128-133, 135 en 135a, 143 en 149;
2o. aan enig misdrijf ten opzichte van muntspeciën, munt- of bankbiljetten en van staatswege uitgegeven zegels of staatsmerken;
3o. aan valsheid in schuldbrieven of certificaten van schuld van de staat Suriname of van een Surinaamse openbare instelling, de talons, dividend- en rentebewijzen tot deze stukken behorende, en de bewijzen uitgegeven in plaats van deze stukken, inbegrepen, of aan het opzettelijk gebruik maken van zodanig vals of vervalst stuk als ware het echt en onvervalst;
4o. aan één der misdrijven omschreven in de artikelen 444-448, 473 en 474; 5o. aan een der misdrijven, omschreven in:
a. artikel 220, begaan tegen een luchtvaartuig in bedrijf, indien dit een Surinaams luchtvaartuig is of wanneer de verdachte zich in Suriname bevindt;
b. artikel 448a, begaan aan boord van een luchtvaartuig tijdens de vlucht, wanneer de plaats van opstijgen of die van de feitelijke landing gelegen is buiten het grondgebied van de staat, waar het luchtvaartuig is ingeschreven en de verdachte zich in Suriname bevindt;
c. artikel 448b, indien het daar bedoelde luchtvaartuig een Surinaams luchtvaartuig is of wanneer de verdachte zich in Suriname bevindt;
d. artikel 448c, wanneer het begaan is, hetzij tegen een Surinaams luchtvaartuig, hetzij aan boord van een luchtvaartuig en dat vervolgens in Suriname landt met de verdachte aan boord.
Artikel 5-5
De Surinaamse strafwet is toepasselijk op de Surinamer die zich buiten Suriname schuldig maakt:
1o. aan één der misdrijven omschreven in de Titels I en II van het Tweede Boek, en in de artikelen 177, 178, 258 en 288; 2o. aan een feit hetwelk door de Surinaamse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land, waar het begaan is, straf is gesteld.De vervolging kan ook plaats hebben, indien de verdachte eerst na het begaan van het feit Surinamer wordt. De toepasselijkheid van de onder
2o. genoemde bepaling wordt echter in zover beperkt, dat de doodstraf niet kan worden opgelegd ter zake van een feit waarop door de wet van het land, waar het feit begaan is, de doodstraf niet is gesteld.
Artikel 6-6
De Surinaamse strafwet is toepasselijk op de Surinaamse ambtenaar die zich buiten Suriname schuldig maakt aan een der misdrijven omschreven in Titel XXVIII van het Tweede Boek.
Artikel 7-7
De Surinaamse strafwet is toepasselijk op de gezagvoerder en de opvarenden of inzittenden van een Surinaams vaartuig of luchtvaartuig, die zich buiten Suriname, ook buiten boord, schuldig maken aan een der strafbare feiten omschreven in Titel XXIX van het Tweede Boek en Titel IX van het Derde Boek.
Artikel 8
De toepasselijkheid van de artikelen 2-7 wordt beperkt door de uitzonderingen in het volkenrecht erkend.
TITEL II8 STRAFFEN EN MAATREGELEN EERSTE AFDELING STRAFFEN
Artikel 9-9
De straffen zijn:
a. hoofdstraffen:
1o.doodstraf;
2o. gevangenisstraf;
3o. hechtenis;
4o. geldboete;
b. bijkomende straffen:
1o. ontzetting van bepaalde rechten;
2o. plaatsing in een staatswerkinrichting;
3o. verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen;
4o. openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Bij veroordeling van een minderjarige persoon die tijdens de uitspraak van het eindvonnis in eerste aanleg de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, kan behoudens het bepaalde bij artikel 58, en artikel 61, eerste lid, inplaats van de op het feit gestelde hoofdstraf, een der volgende hoofdstraffen worden opgelegd naar de onderscheiding gemaakt bij artikel 56:
1o. geldboete;
2o. berisping.
Artikel 10
De doodstraf wordt door de scherprechter uitgevoerd op een schavot, door de veroordeelde met een strop om de hals aan een galg vast te maken en een luik onder zijn voeten te doen wegvallen.
Artikel 11
De gevangenisstraf is levenslang of tijdelijk. De duur der tijdelijke gevangenisstraf is ten minste een dag en ten hoogste vijftien achtereenvolgende jaren. Zij kan voor ten hoogste twintig achtereenvolgende jaren worden opgelegd in de gevallen waarin op het misdrijf levenslange en tijdelijke gevangenisstraf ter keuze van de rechter zijn gesteld, en in die, waarin wegens strafverhoging ter zake van samenloop van misdrijven, herhaling van misdrijf of het bepaalde bij de artikelen 69, 364 en 465, de tijd van vijftien jaren wordt overschreden. Zij kan in geen geval de tijd van twintig jaren te boven gaan.
Artikel 12-10
Gevangenisstraf wordt, naar gelang van de persoonlijkheid van de veroordeelde, in algehele of in beperkte gemeenschap dan wel in afzondering ondergaan. Iedere gevangene wordt zoveel mogelijk geplaatst in een inrichting, waarvan het regiem het meest met zijn persoonlijkheid overeenstemt, en waarbij zowel op de duur der straf als op de reclasseringsmogelijkheden van de gevangene wordt gelet.
Artikel 13
De afzonderlijke opsluiting wordt niet toegepast:
1o. op hen die tijdens hun veroordeling de leeftijd van veertien jaren nog niet hebben bereikt;
2o. op gevangenen boven de leeftijd van zestig jaren, tenzij op eigen verzoek; 3o. op gevangenen die daarvoor na geneeskundig onderzoek ongeschikt blijken te zijn.
Artikel 14-11
De rechter is bevoegd te bepalen dat de tot gevangenisstraf veroordeelden aan openbare werken zullen worden te werk gesteld.
Artikel 15
De gevangenen die hun straf in gemeenschap ondergaan worden verdeeld in klassen.
Artikel 16-12
De gevangene is verplicht tot het verrichten van de hem opgedragen arbeid en het volgen van het hem bevolen onderwijs,overeenkomstig de voorschriften ter uitvoering van artikel 39 gegeven.
Artikel 17-13
Ingeval van veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste één jaar, tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, of tot geldboete, kan de rechter daarbij tevens zowel ten aanzien van die straf als ten aanzien van de opgelegde bijkomende straffen het bevel geven, dat deze geheel of voor een door hem te bepalen gedeelte niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij hij later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich vóór het einde van een bij het bevel te bepalen proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel gedurende die proeftijd zich op andere wijze heeft misdragen of een bijzondere voorwaarde, welke bij het bevel mocht zijn gesteld, niet heeft nageleefd. In geval van veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, met toepassing van het eerste lid, kan de rechter tevens geldboete opleggen. Die geldboete bedraagt ten hoogste twee duizend gulden bij feiten, waarop gevangenisstraf van niet meer dan drie maanden of hechtenis is gesteld, en ten hoogste vier duizend gulden bij feiten, waarop gevangenisstraf van meer dan drie maanden of hechtenis is gesteld. Het eerste lid vindt bij veroordeling tot geldboete in zaken van belastingen geen toepassing.
Artikel 18-14
De proeftijd bedraagt bij misdrijven en de in de artikelen 503 en 504 omschreven overtredingen ten hoogste drie jaren, bij de overige overtredingen ten hoogste twee jaren. De proeftijd gaat in, zodra de uitspraak onherroepelijk is geworden. De proeftijd loopt niet gedurende de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
Artikel 19-15
Bij het bevel bedoeld in artikel 17, kan de rechter, naast de algemene voorwaarde dat de veroordeelde geen strafbaar feit zal begaan, als bijzondere voorwaarde stellen dat de veroordeelde de door het strafbaar feit veroorzaakte schade, geheel of tot een daarbij te bepalen gedeelte, binnen een daarbij te stellen termijn, korter dan de proeftijd, zal vergoeden. Bovendien is de rechter bevoegd bij zijn bevel ook andere bijzondere voorwaarden het gedrag van de veroordeelde betreffende, te stellen, waaraan deze gedurende de proeftijd of een bij dat bevel te bepalen gedeelte heeft te voldoen. Mede kan als bijzondere voorwaarde worden gesteld, dat de veroordeelde zich gedurende genoemd tijdsverloop ter verpleging zal laten opnemen in een daarbij aan te wijzen inrichting. De bijzondere voorwaarden mogen de godsdienstige of staatkundige vrijheid niet beperken.
Artikel 20-16
Met het toezicht op de naleving der voorwaarden is het Openbaar Ministerie belast. De rechter kan, indien hij daartoe termen vindt, bij zijn bevel aan een in Suriname gevestigde, rechtspersoonlijkheid bezittende, instelling of stichting, aan de houder van een aldaar gevestigde inrichting, aan een bijzondere ambtenaar of aan een door de rechter geschikt bevonden persoon, die zich daartoe bereid verklaard heeft, opdragen aan de veroordeelde ter zake van de naleving der bijzondere voorwaarden hulp en steun te verlenen. Voorschriften tot nadere regeling van die bijstand en tot nadere aanwijzing van de instellingen en houders der inrichtingen of van de bijzondere ambtenaar en de in het vorige lid bedoelde persoon, die met het verlenen van die bijstand kunnen worden belast, worden vastgesteld bij besluit van de President.
Artikel 21-17
Nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden, wordt ten spoedigste vanwege het Openbaar Ministerie aan de veroordeelde een kennisgeving betekend, houdende de straf waartoe hij is veroordeeld en alle tot het in artikel 17 bedoelde bevel betrekkelijke beslissingen. In ieder geval, waarin bijzondere voorwaarden zijn gesteld of waarin het Openbaar Ministerie dit bepaalt, geschiedt de betekening aan de veroordeelde in persoon; in andere gevallen geschiedt dit zoveel mogelijk.
Artikel 22-18
Indien de voorwaarden niet worden nageleefd, kan het Openbaar Ministerie daarvan aan de rechter, die het in artikel 17 bedoelde bevel heeft gegeven, kennisgeven, met zodanig voorstel als hij nodig zal oordelen. De kennisgeving dat door de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit is begaan, geschiedt niet vóór de nieuwe uitspraak onherroepelijk is geworden. Het voorgaande lid is mede van toepassing, indien de veroordeelde vóór het einde van de proeftijd ter zake van een vóór het ingaan daarvan begaan strafbaar feit onherroepelijk wordt veroordeeld.
Artikel 23-19
De rechter, die het in artikel 17 bedoelde bevel heeft gegeven, kan, hetzij na ontvangst van een vordering van het Openbaar Ministerie, hetzij op het verzoek van de veroordeelde,gedurende de proeftijd of gedurende de tijd, dat deze is geschorst, in de gestelde bijzondere voorwaarden of in de termijn waartoe deze in haar werking binnen de proeftijd zijn beperkt, wijziging brengen, deze voorwaarden opheffen, alsnog bijzondere voorwaarden stellen, een opdracht, als bedoeld in artikel 20 lid 2, geven, het verlenen van bijstand aan een ander dan degene die daarmede tevoren was belast, opdragen, de proeftijd verkorten of deze éénmaal verlengen. Die verlenging geschiedt voor ten hoogste de helft van de langste termijn waarop de proeftijd bepaald had kunnen worden.
Artikel 24-20
De rechter, die het in artikel 17 bedoelde bevel heeft gegeven, kan na ontvangst van een vordering van het Openbaar Ministerie, indien de voorwaarden niet worden nageleefd de veroordeelde zich misdraagt of deze vóór het einde van de proeftijd terzake van een vóór het ingaan daarvan begaan strafbaar feit onherroepelijk veroordeeld wordt, last tot tenuitvoerlegging geven of bepalen dat de veroordeelde van zijnentwege een waarschuwing zal worden toegediend. In het laatste geval bepaalt hij tevens de wijze waarop zulks zal moeten geschieden. De last tot tenuitvoerleging kan niet meer worden gegeven, wanneer sedert het einde van de proeftijd een termijn van drie maanden is verstreken, tenzij de veroordeelde vóór de afloop daarvan terzake van een gedurende de proeftijd begaan strafbaar feit is vervolgd en de vervolging met een onherroepelijke veroordeling eindigt. Alsdan kan nog ter zake van het begaan van dat feit binnen drie maanden, nadat de veroordeling onherroepelijk is geworden, last tot tenuitvoerlegging worden gegeven.
Artikel 25-21
In de gevallen bij de artikelen 23 en 24 bedoeld, brengt het Openbaar Ministerie de zaak aan door de indiening van een met redenen omkleed voorstel. Is door de veroordeelde een verzoekschrift tot toepassing van artikel 23 tot de rechter gericht, dan dient het Openbaar Ministerie ten spoedigste, nadat dat verzoekschrift in zijn handen is gesteld, een met redenen omklede conclusie in. Onmiddellijk na de indiening van de vordering of die conclusie bepaalt de rechter, tenzij de summiere kennisneming der stukken hem aanleiding geeft om de vordering of het verzoek buiten verdere behandeling te laten, een dag voor het onderzoek der zaak. Het Openbaar Ministerie doet daarna ten spoedigste de veroordeelde en degene, die met het verlenen van bijstand is belast, tijdig tot bijwoning van het onderzoek oproepen, onder betekening van de vordering of conclusie. Zowel het Openbaar Ministerie als de veroordeelde zijn bevoegd getuigen en deskundigen te doen dagvaarden om bij het onderzoek tegenwoordig te zijn. De rechter kan, al dan niet op verzoek van de veroordeelde, bevelen dat bepaalde personen door of vanwege het Openbaar Ministerie zullen worden gedagvaard. De veroordeelde en degene, die met het verlenen van bijstand is belast, kunnen vóór de aanvang van het onderzoek van de stukken ter griffie kennis nemen. Hetzelfde geldt ten aanzien van een advocaat, indien deze verklaart tot de kennisneming door de veroordeelde te zijn gemachtigd of, ten aanzien van een bijzonder daartoe door de veroordeelde gemachtigde.
Artikel 26-22
Het onderzoek der zaak vindt plaats met gesloten deuren. Nochtans kan de veroordeelde die de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt of meerderjarig is, verzoeken dat het onderzoek in het openbaar zal plaats vinden. De rechter beslist of en in hoever aan dat verzoek zal worden voldaan.Het Openbaar Ministerie is bij het onderzoek tegenwoordig en wordt terzake gehoord. De veroordeelde en degene, die met het verlenen van bijstand is belast, kunnen bij het onderzoek tegenwoordig zijn en worden alsdan gehoord. De veroordeelde kan zich door een advocaat of door een bijzonder daartoe gemachtigde als raadsman doen bijstaan. De bepalingen van de artikelen 253-257, 259, 260, 263 lid 1, 267, 268 lid 3, 271-283, 285-297, 301, 302, 305, 306 lid 1, 310-313 en 315 van het Wetboek van Strafvordering vinden overenkomstige toepassing. De ingediende vorderingen, conclusies of verzoeken kunnen gedurende het onderzoek door het Openbaar Ministerie of door de veroordeelde worden gewijzigd. De in het vierde lid van dit artikel genoemde artikelen vinden geen toepassing voor zover deze betrekking hebben op een getuige wiens identiteit niet of slechts ten dele blijkt.
Artikel 27-23
De beslissingen in de artikelen 23 en 24 bedoeld, alsmede die waarbij vorderingen of verzoeken tot toepassing van een dier artikelen worden afgewezen, zijn met redenen omkleed; zij zijn niet aan enig rechtsmiddel onderworpen. Alleen indien de beslissing inhoudt last tot tenuitvoerlegging, wordt zij in het openbaar uitgesproken. De inhoud der beslissing wordt onverwijld vanwege het Openbaar Ministerie betekend aan de veroordeelde, aan degene die met het verlenen van bijstand is belast, zomede aan degene die bij de beslissing daarvan wordt ontheven.
Artikel 28-24
De oproepingen, dagvaardingen en betekeningen, bedoeld in de artikelen 21, 25 en 27, vinden plaats op de voet van de betrekkelijke artikelen van het Wetboek van Strafvordering.
Artikel 29-25
De tot gevangenisstraf veroordeelde, alsmede de tot de doodstraf veroordeelde, voor wie de doodstraf door de President in gevangenisstraf is veranderd, kan, wanneer twee derde van zijn werkelijke straftijd en tevens ten minste negen maanden daarvan zijn verstreken, voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. De tijd, die door de veroordeelde vóór de ten uit-voerlegging van de uitspraak in verzekering of in voorlopige hechtenis is doorgebracht, wordt onder de termijn begrepen. Ingeval de veroordeelde meerdere gevangenisstraffen achtereen-volgens moet ondergaan, worden zij ten deze als één straf aangemerkt. Bij deze invrijheidstelling wordt tevens een proeftijd voor de veroordeelde bepaald en worden voorwaarden gesteld, waaraan deze gedurende de proeftijd zal moeten voldoen. De proeftijd duurt een jaar langer dan het overblijvende gedeelte van de werkelijke straftijd van de veroordeelde doch ten minste twee jaren. Hij loopt niet gedurende de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
Artikel 30-26
Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt als algemene voorwaarde verbonden dat de veroordeelde geen strafbaar feit zal begaan, noch zich op andere wijze zal misdragen. Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen bovendien bijzondere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende, worden verbonden. Mede kan als bijzondere voorwaarde worden gesteld, dat de veroordeelde zich ter verpleging zal laten opnemen in een daarbij aan te wijzen inrichting. De bijzondere voorwaarden mogen de godsdienstige of staatkundige vrijheid niet beperken. Met het toezicht op de naleving der voorwaarde is steeds het Openbaar Ministerie belast. Op de naleving der voorwaarden kan bovendien een bijzonder toezicht in het leven worden geroepen. Gedurende de proeftijd kan worden bepaald, dat deze vóór het in artikel 29 bedoelde tijdstip zal eindigen, kan in de gestelde bijzondere voorwaarden wijziging worden gebracht, kunnen deze voorwaarden worden opgeheven, kunnen alsnog bijzondere voorwaarden worden gesteld, kan alsnog een bijzonder toezicht in het leven worden geroepen en kan het bijzondere toezicht aan een ander, dan degene die daarmede tevoren was belast, worden opgedragen. Aan de voorwaardelijk in vrijheid gestelde wordt een verlofpas uitgereikt, waarin alle hem gestelde voorwaarden zijn uitgedrukt. Ingeval van toepassing van het voorgaande lid wordt hem een nieuwe verlofpas uitgereikt.
Artikel 31-27
De voorwaardelijke invrijheidstelling is herroepbaar in geval de veroordeelde gedurende de proeftijd handelt in strijd met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden. Zij kan, indien een ernstig vermoeden van zodanig handelen bestaat, worden geschorst. Tevens is het mogelijk, om in dit geval gedurende de proeftijd in de gestelde bijzondere voorwaarden of in de termijn, waartoe deze in haar werking binnen de proeftijd zijn beperkt, wijzigingen aan te brengen, deze voorwaarden op te heffen, alsnog bijzondere voorwaarden te stellen, of de proeftijd eenmaal te verlengen; deze verlenging geschiedt voor ten hoogste de helft van de langste termijn, waarop de proeftijd bepaald had kunnen worden. De tijd verlopen tussen een invrijheidstelling en een hervatting van de tenuitvoerlegging der straf wordt niet in rekening gebracht op de duur der straf. De in het eerste lid bedoelde besluiten kunnen niet meer worden genomen, wanneer sedert het einde van de proeftijd een termijn van drie maanden is verstreken, tenzij de veroordeelde vóór de afloop daarvan terzake van een gedurende de proeftijd begaan strafbaar feit is vervolgd en de vervolging met een onherroepelijke veroordeling eindigt. Alsdan kan het besluit terzake van het begaan van dat feit nog binnen drie maanden, nadat de veroordeling onherroepelijk is geworden, worden genomen.
Artikel 32-28
Alle besluiten, uit de toepassing der artikelen 29 tot en met 31 voortvloeiende, worden, tenzij uit die artikelen anders blijkt, door de Minister van Justitie genomen, met inachtneming van de voorschriften ter uitvoering van artikel 39 gegeven. Zolang de bevoegdheid tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling bestaat, kan de voorwaardelijk invrijheidgestelde, ten aanzien van wie een redelijk vermoeden bestaat, dat hij gedurende de proeftijd in strijd heeft gehandeld met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden, op bevel van het Openbaar Ministerie en buiten Paramaribo ook door de Districts-Commissaris van het district, waar hij zich bevindt, in het belang der openbare orde worden aangehouden, onder verplichting om daarvan onverwijld kennis te geven aan de Minister van Justitie. Is de aanhouding bevolen door een ander dan het Openbaar Ministerie, dan geschiedt de kennisgeving aan de Minister van Justitie door diens tussenkomst. De aanhouding is gedurende ten hoogste dertig dagen van kracht. Volgt in aansluiting aan de aanhouding een schorsing of een herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, dan wordt de tenuitvoerlegging der straf geacht hervat te zijn op de dag der aanhouding.
Artikel 33-29
Het formulier der verlofpassen en de verdere voorschriften ter uitvoering van de artikelen 29-32 worden vastgesteld door de Minister.
Artikel 34-30
De duur der hechtenis is ten minste een dag en ten hoogste een jaar. Zij kan voor ten hoogste een jaar en vier maanden worden opgelegd in de gevallen waarin wegens strafverhoging ter zake van samenloop van misdrijven, herhaling van misdrijf of het bepaalde bij artikel 69, de tijd van een jaar wordt overschreden. Zij kan in geen geval de tijd van een jaar en vier maanden te boven gaan, behoudens in het geval van vervangende hechtenis ingevolge artikel 40a.
Artikel 35-31
Artikel 14 is van toepassing bij veroordeling tot hechtenis, daaronder begrepen die waaronder geldboete vervangen wordt.
Artikel 36-32
Hechtenis wordt in de regel in gemeenschap ondergaan. De Minister van Justitie en Politie kan de veroordeelde, op diens verzoek, vergunnen de hechtenis in afzondering te ondergaan.
Artikel 37-33
De tot hechtenis veroordeelde houdt zich, voorzover artikel 35 niet op hem is toegepast, bezig met zodanige arbeid als hij verkiest, behoudens de voorschriften van orde en tucht ter uitvoering van artikel 39 gegeven. Wanneer hij in gebreke blijft zich met enige arbeid bezig te houden, kan hij onderworpen worden aan de bepaling van artikel 16. Hij kan echter niet tot het volgen van onderwijs worden verplicht.
Artikel 38
De duur der tijdelijke gevangenisstraf en der hechtenis wordt in de rechterlijke uitspraak aangewezen in dagen, weken, maanden en jaren, niet in gedeelten daarvan.
Artikel 39-34
De indeling en het beheer van, het regiem en de orde en tucht in en de verdeling van de gedetineerden over de penitentiaire inrichtingen en de huizen van bewaring, de arbeid en de bestemming van de opbrengst van de verplichte arbeid, het onderwijs, de geestelijke en maatschappelijke verzorging en de ontwikkeling en ontspanning worden, naar beginselen bij wet te stellen, bij of krachtens staatsbesluit geregeld.
Artikel 40-35
Het bedrag der geldboete is ten minste vijftig cents en voor een minderjarige persoon, die tijdens de uitspraak van het eindvonnis in eerste aanleg de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, ten hoogste negentig gulden, behoudens het geval dat artikel 58 wordt toegepast. De geldboete moet worden betaald binnen de termijn door de ambtenaar in wiens naam de tenuitvoerlegging van het vonnis geschiedt, te stellen. Bij gebreke van volledige betaling binnen deze termijn wordt de niet betaalde boete of het niet betaalde deel van de boete, indien de omstandigheden zulks toelaten, op de goederen en inkomsten van de veroordeelde verhaald. Voor zover ook verhaal achterwege blijft, wordt de noch betaalde, noch verhaalde boete of het noch betaalde, noch verhaalde gedeelte vervangen door hechtenis, en ten aanzien van een minderjarige persoon, als bedoeld in het eerste lid, door ter beschikkingstelling van het Bestuur. De duur der vervangende hechtenis of gevangenisstraf is ten minste een dag en ten hoogste zes maanden; die van de vervangende voorziening in de opvoeding ten minste een week en ten hoogste een maand. Het maximum, in het voorgaande lid genoemd, mag met een derde worden overschreden in de gevallen, waarin wegens samenloop, herhaling of het bepaalde bij artikel 69 het maximum van de geldboete wordt verhoogd. De duur van de vervangende straf wordt in de rechterlijke uitspraak bepaald voor het geval, dat de geldboete in haar geheel door vrijheidsstraf of voorziening in de opvoeding moet worden vervangen. De duur wordt in gehele dagen, weken of maanden vastgesteld. Afgezien van het minimum van een week voor vervangende voorziening in de opvoeding mag niet meer dan een dag voor elke halve gulden van de geldboete worden opgelegd. Moet een gedeelte van de boete door vrijheidsstraf of voorziening in de opvoeding worden vervangen, zo vermindert, behoudens het minimum genoemd in het vijfde lid, de duur van de vervangende straf of voorziening in de opvoeding naar evenredigheid. Een gedeelte van een dag wordt als een gehele dag ten uitvoer gelegd. De veroordeelde is ook nog na afloop van de termijn, bedoeld in het tweede lid, bevoegd door betaling van een verhoogd bedrag verhaal op zijn goederen en inkomsten of tenuitvoerleg-ging van vervangende straf of voorziening in de opvoeding te voorkomen of, zijn zij reeds aangevangen, te stuiten. Dit verhoogd bedrag is gelijk aan het bij afloop van de termijn nog verschuldigde bedrag, vermeerderd met een vijfde, doch ten minste met een gulden. Betaling van een deel van het verhoogd bedrag vermindert het te verhalen of door vrijheidsstraf of voorziening in de opvoeding te vervangen bedrag naar evenredigheid. Indien de veroordeelde een rechtspersoon is, vindt het voorgaande geen toepassing; artikel 76 lid 3, is niet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 40-a36
1. Bij de uitspraak of beschikking waarbij de verplichting is opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, beveelt de rechter voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast.
2. De vervangende hechtenis op grond van dit artikel op te leggen kan op ten hoogste zes jaren worden bepaald. 3. De duur van deze vervangende hechtenis wordt niet verminderd door het voldoen van slechts een gedeelte van het verschuldigde bedrag.
Artikel 40-b37
Op de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis is het bepaalde in artikel 29 niet van toepassing.
Artikel 41-38
In geval van schuldigverklaring aan een strafbaar feit, ter zake waarvan de rechter, bij toepassing van vrijheidsstraf, als hoofdstraf gevangenisstraf van niet meer dan drie maanden of hechtenis zou hebben opgelegd, kan hij:
1o. indien op het feit niet tevens geldboete is gesteld, niettemin geldboete opleggen;
2o. indien op het feit tevens geldboete is gesteld, doch oplegging ook van het maximum der geldboete niet voldoende zou zijn, een hogere geldboete opleggen. De ingevolge het eerste lid op te leggen geldboete bedraagt ten hoogste vijf duizend gulden bij feiten, waarop gevangenisstraf van niet meer dan drie maanden of hechtenis is gesteld en ten hoogste tien duizend gulden bij feiten, waarop gevangenisstraf van meer dan drie maanden is gesteld. Het bepaalde in het eerste en tweede lid blijft buiten toepassing, indien op het feit gevangenisstraf van meer dan zes jaren is gesteld.
Artikel 42
Bevindt de veroordeelde, die hechtenis moet ondergaan, zich in een gesticht uitsluitend bestemd tot de uitvoering van gevangenisstraf dan kan op zijn verzoek de hechtenis terstond na het eindigen der gevangenisstraf in dat gesticht worden ondergaan, zonder daardoor van aard te veranderen.
Artikel 43
De gevangenisstraf en de hechtenis gaan in op de dag der tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak, voor zoveel elk dezer straffen betreft.
Artikel 44-39
Bij de rechterlijke uitspraak kan worden bepaald dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van die uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde tijdelijke gevangenisstraf, hechtenis of geldboete geheel of gedeeltelijk zal worden in mindering gebracht; wat de geldboete betreft volgens de maatstaf in de uitspraak te bepalen. De bepaling van dit artikel is ook toepasselijk ingeval, bij gelijktijdige vervolging wegens meerdere feiten, de veroordeling wordt uitgesproken ter zake van een ander feit dan waarvoor de veroordeelde zich voorlopig in verzekerde bewaring bevindt.
Artikel 45-40
De straf van berisping bestaat in een vermanende toespraak tot de veroordeelde, in verband met het gepleegde feit.
Artikel 46
De rechten waarvan de schuldige, in de bij dit Wetboek of bij een andere wet bepaalde gevallen, bij rechterlijke uitspraak kan worden ontzet, zijn:
1o. het bekleden van ambten of van bepaalde ambten;
2o. het dienen bij de gewapende macht;
3o. het kiezen en de verkiesbaarheid bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen;
4o. het zijn van raadsman of gerechtelijk bewindvoerder;
5o. de uitoefening van bepaalde beroepen. Ontzetting van voor hun leven aangestelde leden der rechterlijke macht of andere ambtenaren, geschiedt, ten opzichte van het ambt waartoe zij aldus zijn aangesteld, alleen, in de gevallen en op de wijze bij wet bepaald.
Artikel 47
Ontzetting van het recht om ambten of bepaalde ambten te bekleden en bij de gewapende macht te dienen kan, behalve in de gevallen in het Tweede Boek omschreven, worden uitgesproken bij veroordeling wegens enig ambtsmisdrijf of wegens enig misdrijf waardoor de schuldige een bijzondere ambtsplicht schond of waarbij hij gebruik maakte van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken.
Artikel 48
Wanneer ontzetting van rechten wordt uitgesproken, bepaalt de rechter de duur als volgt:
1o. bij veroordeling tot de doodstraf of tot levenslange gevangenisstraf, voor het leven;
2o. bij veroordeling tot tijdelijke gevangenisstraf of tot hechtenis, voor een tijd de duur der hoofdstraf ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaande;
3o. bij veroordeling tot geldboete voor een tijd van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren. De straf gaat in op de dag waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd.
Artikel 49-41
In de bij of krachtens wet bepaalde gevallen kan de rechter gelasten, dat de veroordeelde in een staatswerkinrichting wordt geplaatst voor ten minste drie maanden en ten hoogste drie jaren. De bepalingen der artikelen 16, 29-33, 38 en 39 vinden ten aanzien van de straf van plaatsing in een staatswerkinrichting overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat plaat-singen in een staatswerkinrichtnig als achtereenvolgens worden aangemerkt, indien zij alleen door hechtenis worden onderbroken. Indien als hoofdstraf vrijheidsstraf is opgelegd, gaat de bijkomende straf in op de dag, waarop de hoofdstraf eindigt.
Artikel 49-a42
Ingeval van veroordeling terzake van overtreding van de Opiumwet (G.B. 1955 no. 91) kan de rechter, indien hij zulks in het belang van de veroordeelde acht, deze ter beschikking van de regering stellen teneinde van regeringswege te worden verpleegd.
Artikel 50-43
Verbeurdverklaring kan worden uitgesproken bij veroordeling wegens enig strafbaar feit.
Artikel 50-a44
1. Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn:
a. voorwerpen die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen;
b. voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan;
c. voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
d. voorwerpen met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd;
e. voorwerpen die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;
f. zakelijke rechten op of persoonlijke rechten ten aanzien van de onder a tot en met e bedoelde voorwerpen
2. Voorwerpen als bedoeld in lid 1 onder a tot en met e die ten tijde van de terechtzitting niet aan de veroordeelde toebehoren kunnen alleen verbeurd worden verklaard, indien:
a. degene aan wie zij toebehoren op het moment waarop hij de voorwerpen kreeg dan wel, indien dat tijdstip later is, het moment waarop het strafbare feit begaan werd bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden, of
b. niet kan worden vastgesteld aan wie zij toebehoren
3. Rechten als bedoeld in lid 1 onder f, die niet aan de veroordeelde toebehoren kunnen alleen verbeurd worden verklaard, indien degene aan wie zij toebehoren op het moment waarop hij de rechten verwierf dan wel, indien dat tijdstip later is, het moment waarop het strafbare feit begaan werd bekend was met de verkrijging van de voorwerpen waarop of ten aanzien waarvan deze rechten bestaan door middel van het strafbare feit, of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
4. Onder voorwerpen worden begrepen alle vermogensbestanddelen, zoals roerende en onroerende goederen, alsmede zakelijke en persoonlijke rechten.
5. De verbeurdverklaring van een voorwerp sluit de verbeurdverklaring van daarbij behorende rechten in, tenzij de rechter anders bepaalt.
Artikel 50-b45
In de verbeurdverklaring van een voorwerp is begrepen de verpakking, tenzij de rechter het tegendeel bepaalt.
Artikel 50-c46
1. Bij de verbeurdverklaring van voorwerpen kan de rechter voor het geval waarin de verbeurdverklaarde voorwerpen meer zouden opbrengen dan een in de uitspraak vastgesteld bedrag, bevelen dat het verschil wordt vergoed.
2. De rechter kent een vergoeding, als bedoeld in lid 1, of een geldelijke tegemoetkoming toe wanneer dit nodig is om te voorkomen dat de verdachte, of een ander aan wie de verbeurdverklaarde voorwerpen toebehoren, onevenredig zou worden getroffen.
3. De rechter bepaalt aan wie het bedrag van de vergoeding of tegemoetkoming wordt uitbetaald; zulks laat ieders recht op dit bedrag onverlet.
Artikel 51-47
Bij in- of vervoer van goederen in strijd met de belastingwetten door een persoon beneden de leeftijd van achttien jaren kan de rechter, ook indien op de schuldige artikel 56 wordt toegepast, op vordering van de met de vervolging belaste ambtenaar de verbeurdverklaring van de aangehaalde goederen uitspreken.
Artikel 52-48
Niet in beslaggenomen voorwerpen worden, bij verbeurdverklaring, in de uitspraak op een bepaald geldelijk bedrag geschat. De voorwerpen moeten in dit geval worden uitgeleverd, of de geschatte waarde moet worden betaald, binnen de termijn door de ambtenaar in wiens naam de tenuitvoerlegging van het vonnis geschiedt, te stellen. Bij gebreke van het een en het ander wordt vervangende vrijheidsstraf of voorziening in de opvoeding ten uitvoer gelegd. De artikelen 40, vierde en vijfde en zevende tot en met negende lid, en 42 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat te allen tijde ook algehele bevrijding mogelijk is door uitlevering alsnog van alle verbeurdverklaarde voorwerpen.
Artikel 53-49
Alle kosten van gevangenisstraf, hechtenis en plaatsing in een staatswerkinrichting komen ten laste, alle opbrengst van geldboeten en verbeurdverklaringen ten bate van de Staatskas.
Artikel 54-50
In de gevallen waarin de rechter krachtens de wet de openbaarmaking zijner uitspraak gelast, bepaalt hij tevens de wijze waarop aan die last uitvoering wordt gegeven. De kosten van openbaarmaking worden in de uitspraak op een bepaald bedrag geschat. Dit bedrag moet door de veroordeelde worden betaald binnen de termijn door de ambtenaar, in wiens naam de tenuitvoerlegging van het vonnis geschiedt, te stellen. Bij gebreke van betaling wordt vervangende vrijheidsstraf ten uitvoer gelegd. De artikelen 40, vierde en vijfde en zevende tot en met negende lid, en 42 zijn van overeenkomstige toepassing.
TWEEDE AFDELING51 MAATREGELEN
Artikel 54-a52
Alle kosten van tenuitvoerlegging van de in deze afdeling bedoelde maatregelen, met uitzondering van de kosten van het verhaal, de invorderingskosten daaronder begrepen, komen ten laste van, al hetgeen door die tenuitvoerlegging wordt verkregen komt ten bate van de staat.
Artikel 54-b53
1. Onttrekking aan het verkeer en de verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden uitgesproken:
1e. bij de rechterlijke einduitspraak waarbij iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld;
2e. bij een andere rechterlijke einduitspraak waarbij wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan;
3e. bij een afzonderlijke rechterlijke beschikking op vordering van het openbaar ministerie waarbij wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan.
2. Deze maatregelen kunnen tezamen met straffen en met andere maatregelen worden opgelegd.
3. De verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel mag alleen bij afzonderlijke beschikking worden opgelegd als een strafrechtelijk f inancieel onderzoek tegen de betrokkene aan de vordering is voorafgegaan dat uiterlijk zes maanden voor de vordering is afgesloten.
Artikel 54-c54
1. Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle in beslag genomen voorwerpen:
1e. die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;
2e. met betrekking tot welke het feit is begaan;
3e. met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
4e. met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd;
5e. die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd,een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
2. Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetrof-fen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.
3. De artikelen 50b en 50c zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 54-d55
1. De verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel kan aan iemand worden opgelegd indien en voorzover wederrechtelijk voordeel is verkregen door middel van of uit de baten van een strafbaar feit waarvan de rechter bewezen acht dat hij het heeft begaan.
2. Indien op grond van het eerste lid een verplichting tot betaling wordt opgelegd kan deze tevens betrekking hebben op voordeel dat is verkregen door middel van of uit de baten van andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door hem zijn begaan.
3. Indien op het in het eerste lid bedoelde feit een maximale geldboete is gesteld van f. 100.000.- of meer, kan de opgelegde verplichting tot betaling betrekking hebben op alle voordeel waarvan aannemelijk is dat de verdachte het op enigerlei wijze wederrechtelijk heeft verkregen.
4. De rechter stelt het bedrag vast waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat; onder voordeel is besparing van kosten begrepen; aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen worden op het voordeel in mindering gebracht.
5. De rechter kan het te betalen bedrag lager vaststellen dan het geschatte voordeel; rekening wordt gehouden met in eerdere rechterlijke beslissingen opgelegde verplichtingen tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
TITEL III UITSLUITING, VERMINDERING EN VERHOGING DER STRAFBAARHEID
Artikel 55
Niet strafbaar is hij die een feit begaat dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing zijner verstandelijke vermogens niet kan worden toegerekend. Bijkt dat het begane feit hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing zijner verstandelijke vermogens niet kan worden toegerekend, dan kan de rechter gelasten dat hij in een krankzinnigengesticht worde geplaatst gedurende een proeftijd, de termijn van een jaar niet te boven gaande.
Artikel 56-56
Een kind wordt niet strafrechtelijk vervolgd wegens een feit begaan voordat het de leeftijd van tien jaren heeft bereikt. Bij strafrechtelijke vervolging van een minderjarige persoon wegens een feit, begaan voordat hij de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, kan de rechter: hetzij bevelen dat de schuldige aan zijn ouders, zijn voogd of zijn verzorger zal worden teruggegeven, zonder toepassing van enige straf, hetzij de schuldige straffen met de straf van berisping, hetzij, indien het feit valt in de bepalingen van een misdrijf, dan wel van een der overtredingen, omschreven in de artikelen 490, 491, 493, 494, 497-499, 502-505, 518, 519, 526,530, 531-535, 537-541 en 542-546, of omschreven in de artikelen 47, 49, 50, 51, 53, 55, 57, 58, 62, 63, 65, 66 en 74 der Politiestrafwet (G.B. 1915 No. 77, geldende tekst G.B. 1942 No. 152), of omschreven bij of krachtens de Rijwet 1916 (G.B. 1917 no. 65, geldende tekst G.B. 1962 no. 145) de schuldige straffen met geldboete, dan wel bevelen dat de schuldige ter beschikking van het Bestuur zal worden gesteld, zonder toepassing van enige straf.
Artikel 57-57
1. Indien de rechter heeft bevolen, dat de schuldige ter beschikking van de Regering zal worden gesteld, wordt hij: hetzij in een landsopvoedingsgesticht geplaatst ten einde aldaar, of later op andere wijze, van regeringswege in zijn opvoeding worden voorzien, hetzij ter opvoeding toevertrouwd aan een in Suriname gevestigd bijzonder persoon of aan een aldaar gevestigde, rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging, of aan een aldaar gevestigde stichting of instelling van weldadigheid, teneinde door deze of later op andere wijze, van staatswege in zijn opvoeding worden voorzien, in het ene en het andere geval uiterlijk tot hij de leeftijd van een en twintig jaren zal hebben bereikt.
2. Bepalingen ter uitvoering van het eerste lid van dit artikel en omtrent het voorwaardelijk of onvoorwaardelijk eindigen van de voorziening in de opvoeding, worden, naar beginselen bij wet te stellen, vastgesteld bij besluit van de President.
Artikel 58-58
Ten opzichte van minderjarigen, die de leeftijd van zestien wel, doch die van achttien jaren nog niet hebben bereikt, kan de rechter de voorafgaande bepalingen toepassen dan wel de schuldige naar de bepalingen ten aanzien van personen boven de leeftijd van achttien jaren tot straf veroordelen.
Artikel 59-59
1. Indien de rechter, met toepassing van artikel 58, de schuldige tot straf veroordeelt, wordt het maximum der hoofdstraffen, op het strafbare feit gesteld, met een derde verminderd.
2. Geldt het een misdrijf waarop de doodstraf of een misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan wordt gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste vijftien jaren.
3. De in artikel 9 onder b sub 1 en 3 vermelde bijkomende straffen worden niet opgelegd.
4. De bepalingen van de artikelen 17-33 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 60-60
1. In geval van ter beschikking stelling, bedoeld bij artikel 56, kan de rechter daarbij tevens het bevel geven, dat de ter beschikkingstelling niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij hij later anders mocht gelasten op grond dat de ter beschikking gestelde persoon zich vóór het einde van een bij het bevel te bepalen proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd hetzij een bijzondere voorwaarde, welke bij het bevel mocht zijn gesteld, niet heeft nageleefd, hetzij is gebleken onvoorwaardelijk opvoeding van regeringswege te behoeven.
2. De artikelen 18-28 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande:
1°. dat de rechter, indien hij bijzondere voorwaarden stelt, steeds tevens een opdracht tot het verlenen van hulp en steun, als bedoeld bij artikel 20, geeft;
2°. dat de betekeningen, bedoeld in de artikelen 21 en 27, laatste lid, bovendien geschieden aan de wettelijke vertegenwoordigers dan wel verzorgers, alsmede aan de raadsman, zo deze is gekozen, van de minderjarige verdachte die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt;
3°. dat, indien de minderjarige de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, alle verzoeken worden gedaan of gewijzigd en alle bevoegdheden worden uitgeoefend door degene, die de ouderlijke macht uitoefent, door de voogd of de verzorger, en zulks met uitsluiting van de minderjarige zelve;
4°. dat tot bijwoning van het onderzoek, bedoeld in artikel 25, derde lid, ook de ouders, de voogd of de verzorger van de minderjarige, onder betekening van de vordering of conclusie, worden opgeroepen;
5°. dat de last tot tenuitvoerlegging op grond dat de voorwaardelijk ter beschikking van de Staat gestelde persoon is gebleken onvoorwaardelijk opvoeding van staatswege te behoeven, wordt gegeven met overeenkomstige toepassing van de bepalingen geldende met betrekking tot de tenuitvoerlegging op grond van het niet naleven van een bijzondere voorwaarde.
Artikel 61-61
1. Bij het bevel, dat de schuldige aan een misdrijf, waarop als maximum een gevangenisstraf van drie jaren of meer is gesteld, ter beschikking van de Staat zal worden gesteld, kan, in het geval van artikel 58 en met inachtneming van artikel 59, de rechter de schuldige tevens veroordelen tot gevangenisstraf.
2. De ingevolge dit artikel opgelegde gevangenisstraf wordt niet ten uitvoer gelegd vóór de dag, waarop de voorziening van staatswege in de opvoeding van de schuldige onvoorwaardelijk eindigt.
Artikel 62-62
1. De tenuitvoerlegging van de ingevolge het vorige artikel opgelegde gevangenisstraf kan worden opgeschort bij een beschikking van de Procureur-Generaal.
2. Deze beschikking kan te allen tijde door de Procureur-Generaal worden herroepen, ingeval de veroordeelde zich slecht gedraagt of in strijd handelt met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden.
3. De gevangenisstraf wordt geacht te zijn ondergaan door het verloop van haar duur sedert de dag van de beschikking tot opschorting van de tenuitvoerlegging en in elk geval op de dag waarop de veroordeelde de leeftijd van vijf en twintig jaren heeft bereikt, tenzij inmiddels deze beschikking is herroepen.
Artikel 63-63
1. De aanhouding van de veroordeelde, te wiens aanzien een beschikking tot opschorting van de tenuitvoerlegging der hem opgelegde gevangenisstraf is genomen, kan, indien een gegrond vermoeden bestaat, dat hij zich slecht heeft gedragen of in strijd heeft gehandeld met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden, in het belang der openbare orde worden bevolen door de Districts-Commissaris van het district, waar hij zich bevindt, onder verplichting om daarvan onverwijld kennis te geven aan de Procureur-Generaal.
2. Volgt daarna de herroeping dan wordt de uitvoering van de straf geacht te zijn aangevangen op de dag der aanhouding, en zijn verder de bepalingen van de artikelen 29-32 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 64-64
Het formulier van de verlofpas en de verdere voorschriften ter uitvoering van de artikelen 62 en 63 worden vastgesteld door de Minister.
Artikel 64-bis65
Bij strafrechtelijke vervolging van een minderjarige persoon wegens een feit vallende in de bepaling van een misdrijf of van een der overtredingen bedoeld in de artikelen 503, 504 en 505, kan de rechter, indien het gehouden onderzoek daartoe aanleiding geeft, de schuldige bij zijn uitspraak voor een termijn van ten hoogste een jaar onder toezicht stellen op de in artikel 372 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek omschreven grond. Deze maatregel kan afzonderlijk of tezamen met straf worden opgelegd; echter niet met gevangenisstraf of hechtenis, waarvan de duur, voor zover onvoorwaardelijk, langer is dan veertien dagen. Zo spoedig mogelijk nadat de uitspraak, houdende de beslissing tot ondertoezichtstelling, onherroepelijk is geworden, doet het openbaar ministerie daarvan mededeling aan de kantonrechter, bedoeld bij artikel 372a eerste lid van het Surinaams Burgerlijk Wetboek, die alsdan, zo mogelijk na overleg met degene die de ouderlijke macht of de voogdij over het kind uitoefent, onverwijld een gezinsvoogd aanwijst, als bedoeld bij artikel 372e van dat wetboek. Van deze aanwijzing wordt onverwijld bij exploit kennis gegeven aan degene die de ouderlijke macht of de voogdij uitoefent, met de mededeling, dat hij zich bij de opvoeding van het kind naar de aanwijzingen van de gezinsvoogd heeft te gedragen, behoudens beroep op de kantonrechter. De artikelen 372h, 372j tot en met 372t, 438d en 438e van het Surinaams Burgerlijk Wetboek zijn te dezen van toepassing, met dien verstande dat, voor de berekening van de duur der ondertoezichtstelling, deze wordt geacht aan te vangen op de dag der aanwijzing van de gezinsvoogd.
Artikel 65
Niet strafbaar is hij die een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedrongen.
Artikel 66
Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging, indien zij het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt.
Artikel 67
Niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift.
Artikel 68
Niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een ambtelijk bevel, gegeven door het daartoe bevoegde gezag. Een onbevoegd gegeven ambtelijk bevel heft de strafbaarheid niet op, tenzij het door de ondergeschikte te goeder trouw als bevoegd gegeven werd beschouwd en de nakoming daarvan binnen de kring zijner ondergeschiktheid was gelegen.
Artikel 69-66
1. Indien een ambtenaar door het begaan van een strafbaar feit een bijzondere ambtsplicht schendt of bij het begaan van een strafbaar feit gebruik maakt van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken, alsmede indien een strafbaar feit wordt begaan als gevolg waarvan een ambtenaar hulp verkrijgt bij handelingen in strijd met zijn bijzondere ambtsplicht of bij misbruik van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken, kan de straf met een derde worden verhoogd.
2. In de in lid 1 bedoelde gevallen kan bij rechterlijke uitspraak te zamen met de straf aan de veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot voldoening aan de Staat van een geldsbedrag ter gehele of gedeeltelijke ontneming van het geschatte voordeel dat hij door middel van of uit het strafbare feit heeft verkregen. Onder voordeel is de besparing van kosten begrepen. De leden 2-9 van artikel 40 zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Aan degene die een strafbare feit begaat als gevolg waarvan een ambtenaar hulp verkrijgt bij handelingen in strijd met zijn bijzondere ambtsplicht of bij misbruik van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken, kan bij rechterlijke uitspraak te zamen met de straf en ook naast de in lid 2 genoemde verplichting worden opgelegd de verplichting tot verrichting van hetgeen wederrechtelijk is nagelaten, tenietdoening van hetgeen wederrechtelijk is verricht en verrichting van prestaties tot het goed maken van de gevolgen van een en ander, alles op kosten van de veroordeelde, voor zover de rechter niet anders bepaalt.
4. De in de leden 2 en 3 genoemde maatregelen kunnen ook worden opgelegd bij schuldigverklaring aan een der strafbare feiten, omschreven in de artikelen 229 en 230.
5. De in lid 2 genoemde maatregel kan ook worden opgelegd bij schuldigverklaring aan een der strafbare feiten, omschreven in de artikelen 423, 424, 425, 426, 427, 428, 430, 435, 436, 437, 438, 439, 440 en 441.
TITEL IV POGING
Artikel 70-67
Poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen des daders zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard en de uitvoering alleen ten gevolge van omstandigheden van zijn wil onafhankelijk niet is voltooid. Het maximum der hoofdstraffen op het misdrijf gesteld wordt bij poging met een derde verminderd. Geldt het een misdrijf waarop de doodstraf of waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan wordt gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste vijftien jaren. De hoofdstraf van berisping en de bijkomende straffen zijn voor poging dezelfde als voor het voltooide misdrijf.
Artikel 71
Poging tot overtreding is niet strafbaar.
TITEL V DEELNEMING AAN STRAFBARE FEITEN
Artikel 72-68
Als daders van een strafbaar feit worden gestraft:
1°. zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen;
2°. zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken. Ten aanzien der laatsten komen alleen die handelingen in aanmerking die zij opzettelijk hebben uitgelokt, benevens hare gevolgen.
Artikel 73
Als medeplichtigen aan een misdrijf worden gestraft:
1°. zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf;
2°. zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.
Artikel 74-69
Het maximum der hoofdstraffen op het misdrijf gesteld, wordt bij medeplichtigheid met een derde verminderd. Geldt het een misdrijf waarop de doodstraf of een misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan wordt gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste vijftien jaren. De hoofdstraf van berisping en de in artikel 9b sub 1, 2 en 3 vermelde bijkomende straffen zijn voor medeplichtigheid dezelfde als voor het misdrijf zelf. Bij het bepalen van de straf komen alleen die handelingen in aanmerking die de medeplichtige opzettelijk heeft gemakkelijk gemaakt of bevorderd, benevens haar gevolgen.
Artikel 75
De persoonlijke omstandigheden waardoor de strafbaarheid uitgesloten, verminderd of verhoogd wordt, komen bij de toepassing der strafwet alleen in aanmerking ten aanzien van die dader of medeplichtige wie zij persoonlijk betreffen.
Artikel 76-70
1. Strafbare feiten kunnen behalve door natuurlijke personen ook worden begaan door rechtspersonen.
2. Indien geoordeeld wordt dat een strafbaar feit is begaan door een rechtspersoon, kan de strafvervolging worden ingesteld en kunnen de in de wet voorziene straffen en maatregelen, indien zij daarvoor in aanmerking komen, worden uitgesproken:
1. tegen die rechtspersoon, dan wel
2. tegen hen die tot het feit opdracht hebben gegeven alsmede tegen hen die feitelijke leiding hebben gegeven aan de verboden gedraging, dan wel
3. tegen de onder 1 en 2 genoemden tezamen.
3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt met de rechtspersoon gelijkgesteld: de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, de maatschap en het doelvermogen.
Artikel 77
Medeplichtigheid aan overtreding is niet strafbaar.
Artikel 78-71
Bij misdrijven door middel van de drukpers gepleegd wordt de uitgever als zodanig niet vervolgd, indien het gedrukte stuk zijn naam en woonplaats vermeldt en de dader bekend is of op de eerste aanmaning na de rechtsingang door de uitgever is bekend gemaakt. Deze bepaling is niet toepasselijk, indien de dader op het tijdstip der uitgave strafrechtelijk niet vervolgbaar of buiten Suriname gevestigd was.
Artikel 79-72
Bij misdrijven door middel van de drukpers gepleegd wordt de drukker als zodanig niet vervolgd, indien het gedrukte stuk zijn naam en woonplaats vermeldt en de persoon, op wiens last het stuk is gedrukt, bekend is of op de eerste aanmaning na de rechtsingang door de drukker is bekend gemaakt. Deze bepaling is niet toepasselijk, indien de persoon op wiens last het stuk is gedrukt, op het tijdstip van het drukken strafrechtelijk niet vervolgbaar of buiten Suriname gevestigd was.
TITEL VI SAMENLOOP VAN STRAFBARE FEITEN
Artikel 80
Valt een feit in meer dan één strafbepaling, dan wordt slechts één dier bepalingen toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoodstraf is gesteld. Indien voor een feit dat in een algemene strafbepaling valt, een bijzondere strafbepaling bestaat, komt deze alleen in aanmerking.
Artikel 81-73
Staan meerdere feiten, ofschoon elk op zichzelf misdrijf of overtreding opleverende, in zodanig verband dat zij moeten worden beschouwd als een voortgezette handeling, dan wordt slechts één strafbepaling toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld. Insgelijks wordt slechts één strafbepaling toegepast bij schuldigverklaring aan valsheid of muntschennis en aan het gebruikmaken van het voorwerp ten opzichte waarvan de valsheid of muntschennis gepleegd is.
Artikel 82
Bij samenloop van meerdere feiten die als op zich zelve staande handelingen moeten worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt één straf uitgesproken. Het maximum dezer straf is het verenigd bedrag van de hoogste straffen op de feiten gesteld, doch niet hoger dan een derde boven het zwaarste maximum.
Artikel 83
Bij samenloop van meerdere feiten die als op zich zelve staande handelingen moeten worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren waarop ongelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt elke dier straffen uitgesproken, doch mogen deze te zamen in duur de langstdurende met niet meer dan een derde overtreffen. Geldboeten worden daarbij berekend naar de duur van het maximum der bedreigde vervangende hechtenis.
Artikel 84
Bij veroordeling tot de doodstraf of tot levenslange gevangenisstraf kunnen daarnevens geen andere straffen worden opgelegd dan ontzetting van bepaalde rechten, verbeurdverklaring van reeds in beslag genomen voorwerpen en openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 85-74
In de gevallen der artikelen 82 en 83 gelden ten aanzien van bijkomende straffen de volgende bepalingen:
1°. de straffen van ontzetting van dezelfde rechten worden opgelost in één straf, in duur de opgelegde hoofdstraf of hoofdstraffen ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaande, of in geval geen andere hoofdstraf dan geldboete is opgelegd, in èèn straf van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren;
2°. de straffen van ontzetting van verschillende rechten worden voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermindering opgelegd;
3°. de straffen van verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen worden voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermindering opgelegd; de vervangende straffen van hechtenis of voorziening in de opvoeding mogen gezamenlijk het maximum bepaald in het vijfde lid van artikel 40, met niet meer dan een derde te boven gaan.
Artikel 86
De betrekkelijke zwaarte van ongelijksoortige hoofdstraffen wordt bepaald door de volgorde van artikel 9. Waar de rechter de keuze tussen twee hoofdstraffen is gelaten, komt bij de vergelijking alleen de zwaarste dier straffen in aanmerking. De betrekkelijke zwaarte van gelijksoortige hoofdstraffen wordt bepaald door het maximum. De betrekkelijke duur zowel van ongelijksoortige als van gelijksoortige hoofdstraffen wordt eveneens bepaald door het maximum.
Artikel 87-75
Bij samenloop op de wijze in de artikelen 82 en 83 bedoeld, hetzij van overtredingen met misdrijven, hetzij van overtredingen onderling, wordt voor elke overtreding zonder vermindering straf opgelegd. De vervangende straffen van hechtenis of voorziening in de opvoeding mogen voor de misdrijven en overtredingen of voor de overtredingen gezamenlijk het maximum, bepaald in het vijfde lid van artikel 40, met niet meer dan een derde te boven gaan. De straffen van hechtenis, opgelegd als hoofdstraf, mogen voor de overtredingen gezamenlijk de tijd van acht maanden niet te boven gaan.
Artikel 88
Indien iemand, na veroordeling tot straf, opnieuw wordt schuldig verklaard aan misdrijf of overtreding vóór die veroordeling gepleegd, wordt de vroegere straf in rekening gebracht, met toepassing der bepalingen van deze titel voor het geval van gelijktijdige berechting. Indien echter de doodstraf of levenslange gevangenisstraf op dit misdrijf is gesteld, zal die straf worden opgelegd, welke straf ook vroeger mocht zijn opgelegd.
TITEL VII INDIENING EN INTREKKING DER KLACHTE BIJ MISDRIJVEN ALLEEN OP KLACHTE VERVOLGBAAR
Artikel 89
Indien een misdrijf dat alleen op klachte vervolgbaar is, gepleegd is tegen iemand die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt of die, anders dan wegens verkwisting, onder curatele gesteld is, geschiedt de klachte door zijn wettige vertegenwoordiger in burgerlijke zaken. Is deze de persoon tegen wie de klachte moest geschieden, dan kan de vervolging plaats hebben op klachte van de toeziende voogd of curator, van de echtgenote, van een bloedverwant in de rechte linie of, bij gebreke van deze, op klachte van een bloedverwant in de zijlinie tot de derde graad ingesloten.
Artikel 90
Indien hij tegen wie het misdrijf is gepleegd, binnen de in het volgende artikel gestelde termijn overlijdt, kan, zonder verlenging van die termijn, de vervolging geschieden op klachte van de ouders, van de kinderen of van de overlevende echtgenoot, ten ware blijken mocht dat de overledene een vervolging niet gewild heeft.
Artikel 91-76
De klachte kan slechts worden ingediend gedurende drie maanden nadat de tot klachte gerechtigde kennis heeft bekomen van het gepleegde feit, indien hij binnen Suriname, of geduren-de negen maanden nadat hij daarvan kennis heeft bekomen, indien hij buiten Suriname verblijf houdt.
Artikel 92
Hij die de klachte indient, blijft gedurende een maand na de dag der indiening bevoegd haar in te trekken.
Artikel 93-77
Indien met betrekking tot een misdrijf van belediging, alleen op klachte vervolgbaar, een klachte niet wordt ingediend, kan de Procureur-Generaal, indien hij vervolging wenselijk acht op gronden aan het algemeen belang ontleend, zowel gedurende als na afloop van de termijn, voor het indienen van de klachte gesteld, de tot klachte gerechtigde kennis geven, dat tot strafvervolging zal worden overgegaan, tenzij van hem binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving, of indien hij zich bij die ontvangst buiten Suriname bevindt binnen drie maanden, bericht inkomt, dat zijnerzijds tegen een strafvervolging bezwaar bestaat. Een bericht van bezwaar kan gedurende een maand na de dag van inkomen worden ingetrokken. Het niet inkomen van een bericht van bezwaar vervangt de klachte. Indien meerdere personen tot klachte gerechtigd zijn, geschiedt aan ieder van hen een kennisgeving. Een strafvervolging, buiten klachte, is uitgesloten, indien twee of meer hunner bericht van bezwaar zenden.
TITEL VIII VERVAL VAN HET RECHT TOT STRAFVORDERING EN VAN DE STRAF
Artikel 94-78
Behoudens de gevallen waarin rechterlijke uitspraken voor herziening vatbaar zijn, kan niemand andermaal worden vervolgd wegens het feit waarover te zijnen aanzien bij gewijsde van de Surinaamse rechter onherroepelijk is beslist. Is het gewijsde afkomstig van een andere rechter, dan heeft tegen dezelfde persoon wegens hetzelfde feit geen vervolging plaats in geval van:
1o. vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging;
2o. veroordeling gevolgd door gehele uitvoering, gratie of verjaring der straf.
Artikel 95
Het recht tot strafvordering vervalt door de dood van de verdachte.
Artikel 96-79
Het recht tot strafvordering vervalt door verjaring:
1o. in twee jaren voor alle overtredingen;
2o. in zes jaren voor de misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld;
3o. in twaalf jaren voor de misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld;
4o. Vervallen.
Ten aanzien van een persoon, die vóór het begaan van het feit de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, wordt elke der boven vermelde verjaringstermijnen tot een derde van de daar bepaalde duur ingekort.Het recht tot strafvordering vervalt niet wanneer het betreft:
1°. een misdrijf als bedoeld in de artikelen 348 en 349;
2°. een misdrijf tegen de menselijkheid en 3°. een oorlogsmisdrijf.
Artikel 97-80
De termijn van verjaring vangt aan op de dag na die waarop het feit is gepleegd, behoudens in de volgende gevallen:
1o. bij valsheid of muntschennis vangt de termijn aan op de dag na die waarop gebruik is gemaakt van het voorwerp ten opzichte waarvan de valsheid of muntschennis gepleegd is;
2o. bij de misdrijven omschreven in de artikelen 338, 339 en 342, op de dag na die der bevrijding, of van de dood van hem tegen wie onmiddellijk het misdrijf gepleegd is;
3o. bij de overtredingen omschreven in de artikelen 551, 552 en 553, op de dag na die waarop ingevolge artikel 14 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek de aldaar bedoelde registers, waaruit zodanige overtreding blijkt, ter griffie van het Hof van Justitie zijn overgebracht.
Artikel 98
Elke daad van vervolging stuit de verjaring, mits die daad de vervolgde bekend of hem op de bij wettelijk voorschrift voor gerechtelijke akten bepaalde wijze betekend zij. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
Artikel 99
De schorsing der strafvervolging ter zake van een prae-judicieel geschil schorst de verjaring.
Artikel 100-81
Het recht tot strafvordering wegens overtredingen waarop naar de wettelijke omschrijving geldboete, hetzij als enige hoofdstraf, hetzij nevens hechtenis is gesteld, vervalt door vrijwillige voldoening aan de voorwaarde, welke de bevoegde vervolgingsambtenaar op vóór de aanvang der terechtzitting in te dienen verzoek van de verdachte ter voorkoming van de strafvervolging mocht hebben gesteld. Deze voorwaarde bestaat in de betaling binnen een door de ambtenaar te bepalen termijn en op een door deze aan te wijzen plaats, van een bepaalde geldsom, met of zonder uitlevering van aan verbeurdverklaring onderworpen voorwerpen of voldoening der geschatte waarde of afstand van reeds in beslaggenomen voorwerpen. Zodanige uitlevering, voldoening of afstand wordt steeds in de voorwaarden opgenomen, indien ter zake van het feit verbeurdverklaring zou moeten volgen. Bedoelde termijn kan vóór de afloop daarvan eenmaal worden verlengd. De te betalen geldsom bedraagt ten minste vijftig cents en ten hoogste het maximum der boete naar de wettelijke omschrijving op het feit gesteld. Is op de overtreding naar de wettelijke omschrijving geen andere hoofdstraf gesteld dan geldboete en biedt de verdachte of beklaagde aan, binnen de door de ambtenaar met de vervolging belast te bepalen termijn het maximum der boete te betalen en de aan verbeurdverklaring onderworpen voorwerpen uit te leveren of af te staan of hun geschatte waarde te voldoen, dan zal die ambtenaar het stellen van een daartoe strekkende voorwaarde niet mogen weigeren. In de gevallen, waarin de straf wordt verhoogd wegens herhaling is die verhoging ook van toepassing, wanneer het recht tot strafvordering wegens de vroeger begane overtreding volgens het eerste lid is vervallen. Ten aanzien van de toepassing van de artikelen 22 en 24 wordt het vervallen van het recht tot strafvordering volgens het eerste lid, met een onherroepelijke veroordeling gelijkgesteld. Ten aanzien van een minderjarige persoon, die tijdens het begaan van het feit de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, geldt, bij toepassing van het derde en vierde lid, in afwijking in zover van het daarin bepaalde, als maximum der boete een bedrag van negentig gulden. Vorenstaande bepalingen lijden uitzondering voor zoveel betreft zodanige overtredingen, waaromtrent in andere wetten voorschriften zijn vastgesteld met betrekking tot de voorkoming van de vervolging en het transigeren omtrent boete, kosten en verbeurdverklaring.
Artikel 100-a82
De bevoegdheid, bij het eerste lid van het voorgaande artikel toegekend aan de vervolgingsambtenaar, komt mede toe aan de opsporingsambtenaren, indien zij een oproeping uitreiken als bedoeld in artikel 355 van het Wetboek van Strafvordering. De te stellen voorwaarde bestaat in de betaling uiterlijk op de dag vóór die der terechtzitting, van een bepaalde geldsom op een plaats, aan te wijzen door de opsporingsambtenaar. Het derde en zesde lid van het voorgaande artikel zijn van toepassing. De tweede zinsnede van het vijfde lid van het artikel is van overeenkomstige toepassing. De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, maken van de hun in dit artikel toegekende bevoegdheid gebruik volgens richtlijnen, aan te geven door de vervolgingsambtenaar.
Artikel 101
Het recht tot uitvoering van de straf vervalt door de dood van de veroordeelde.
Artikel 102-83
Het recht tot uitvoering van de straf vervalt door verjaring. De termijn dezer verjaring is een derde langer dan de termijn van verjaring van het recht tot strafvordering. In geen geval is de termijn korter dan de duur der opgelegde straf.
Artikel 103-84
De termijn van verjaring vangt aan op de dag na die waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd. Bij ontvluchting van een veroordeelde uit het gesticht waarin hij zijn straf ondergaat, vangt een nieuwe verjaringstermijn aan op de dag na die der ontvluchting. Bij herroeping ener voorwaardelijke invrijheidstelling vangt een nieuwe verjaringstermijn aan op de dag na die der herroeping. De termijn loopt niet gedurende de bij wet bevolen schorsing der tenuitvoerlegging, noch gedurende de tijd dat de veroordeelde, zij het ook ter zake van een andere veroordeling, in verzekerde bewaring is.Ten aanzien van een persoon, die zich aan de tenuitvoerlegging van het tegen hem uitgesproken bevel bedoeld bij artikel 61, onttrekt, vangt de termijn van verjaring der hem tevens naar de bepalingen van dat artikel opgelegde gevangenisstraf aan op de dag na die waarop hij de leeftijd van een en twintig jaren heeft bereikt.
Artikel 104-85
Indien vóór de tenuitvoerlegging van de straf de veroordeelde, die tijdens zijn veroordeling nog geen achttien jaren oud was, de leeftijd van een en twintig jaren heeft bereikt, vordert hij, die met deze tenuitvoerlegging is belast, dat de rechter die de straf heeft opgelegd, de duur zal bepalen der gevangenisstraf of hechtenis of het bedrag der geldboete, op het feit gesteld, welke straffen alsdan in de plaats treden der vroeger opgelegde. Deze bepaling is niet toepasselijk ten opzichte van de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Artikel 105-86
De voorziening in de opvoeding, ter vervanging van de uitlevering van verbeurdverklaarde voorwerpen, wordt niet uitgevoerd, wanneer de veroordeelde door van zijn wil onafhankelijke omstandigheden feitelijk verhinderd is de verbeurdverklaarde voorwerpen uit te leveren of het geldelijk bedrag, waarop zij bij de uitspraak geschat worden, te betalen.
TITEL IX BETEKENIS VAN SOMMIGE IN HET WETBOEK VOORKOMENDE UITDRUKKINGEN
Artikel 106
Waar van misdrijf in het algemeen of van enig misdrijf in het bijzonder gesproken wordt, wordt daaronder medeplichtigheid aan en poging tot dat misdrijf begrepen, voor zover niet uit enige bepaling het tegendeel volgt.
Artikel 107-87
Aanslag tot een feit bestaat, zodra het voornemen des daders zich door een begin van uitvoering, in de zin van artikel 70, heeft geopenbaard.
Artikel 108
Samenspanning bestaat zodra twee of meer personen overeengekomen zijn om het misdrijf te plegen.
Artikel 109-88
Onder omwenteling wordt verstaan het vernietigen of op onwettige wijze veranderen van de wettige regeringsvorm van Suriname.
Artikel 110
Met het plegen van geweld wordt gelijkgesteld het brengen in een staat van bewusteloosheid of onmacht.
Artikel 111-89
Onder zwaar lichamelijk letsel wordt begrepen: ziekte of verwonding die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat of waardoor levensgevaar ontstaat; voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden; verlies van het gebruik van enig zintuig; verminking; verlamming; verstoring der geestesvermogens die langer dan vier weken geduurd heeft; afdrijving of dood van de vrucht ener vrouw.
Artikel 112-90
SURINAMER
Surinamer is hij die deze staat bezit volgens de wet op de nationaliteit en het ingezetenschap of op grond van een andere wettelijke regeling als Surinamer wordt behandeld. Met de Surinamer staat gelijk ieder ander wiens uitlevering bij de wet is verboden.
Artikel 113-91
Onder bevolking worden allen verstaan die zich in Suriname bevinden.
Artikel 114-92
Onder ambtenaren worden begrepen alle personen verkozen bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen, zomede alle personen die uit anderen hoofde dan krachtens een verkiezing lid zijn van de Staten van Suriname, voorts alle leden van besturen van waterschappen en andere gemeenschappen ingesteld ingevolge artikel 118 der Surinaamse Staatsregeling. Onder ambtenaren en onder rechters worden begrepen scheidsrechters; onder rechters zij die administratieve rechtsmacht uitoefenen. Allen die tot de gewapende macht behoren, worden mede als ambtenaren beschouwd.
Artikel 115-93
Onder koopman wordt verstaan ieder die een bedrijf uitoefent.
Artikel 116
Onder schipper wordt verstaan elke gezagvoerder van een vaartuig of die deze vervangt.Opvarenden zijn allen die zich aan boord bevinden, met uitzondering van de schipper.Schepelingen zijn allen die zich als scheepsofficieren of scheepsgezellen aan boord bevinden.
Artikel 117-94
Onder Surinaamse schepen worden alleen verstaan:
1o. die vaartuigen welke door de wet betreffende de afgifte van zeebrieven in Suriname als zeeschepen worden aangemerkt;
2o. de staatsvaartuigen welke buiten de tonnen in zee varen.
Artikel 117-a95
1º. Onder Surinaamse luchtvaartuigen worden verstaan luchtvaartuigen, die in het Surinaams luchtvaartuigenregister zijn ingeschreven.
2º. Met Surinaamse luchtvaartuigen worden gelijk gesteld luchtvaartuigen, die zonder bemanning zijn verhuurd aan een huurder, die de hoofdzetel van zijn bedrijf, of, indien de huurder niet een zodanige zetel heeft, zijn vaste verblijfplaats, in Suriname heeft. Een luchtvaartuig is in vlucht van het moment waarop na het instappen alle buitendeuren zijn gesloten, tot het moment waarop voor het uitstappen een van de deuren wordt geopend. In geval van een noodlanding wordt de vlucht geacht voort te duren, totdat de bevoegde autoriteiten de verantwoordelijkheid voor het luchtvaartuig en voor de personen en goederen aan boord overnemen. Een luchtvaartuig is in bedrijf van het begin van het gereed maken van het luchtvaartuig voor een bepaalde vlucht door het grondpersoneel of door de bemanning tot het moment, waarop sedert de landing 24 uren verstreken zijn. De periode, tijdens welke het luchtvaartuig in bedrijf is, strekt zich in elk geval uit tot de gehele periode, tijdens welke het luchtvaartuig in vlucht is.
Artikel 118-96
Vervallen.
Artikel 118-a97
Onder installatie ter zee wordt verstaan elke installatie, opgericht op de bodem van de territoriale zee van Suriname of op dat deel van de Atlantische Oceaan, waarvan de grenzen met die van het aan Suriname toekomende gedeelte van het continentale plateau samenvallen.
Artikel 119
Onder vijand worden begrepen opstandelingen. Onder oorlog wordt begrepen burgeroorlog. Onder tijd van oorlog wordt begrepen de tijd waarin oorlog dreigende is.
Artikel 120
Door dag wordt verstaan een tijd van vier en twintig uren, door maand een tijd van dertig dagen.
Artikel 121
Door nacht wordt verstaan de tijd tussen half zeven uur des avonds en half zes uur des morgens.
Artikel 122
Onder inklimming wordt begrepen ondergraving alsmede het overschrijden van sloten of grachten tot afsluiting dienende.
Artikel 123
Onder valse sleutels worden begrepen alle tot opening van het slot niet bestemde werktuigen.
Artikel 124-98
Onder vee worden verstaan paarden, muildieren, muilezels, ezels, runderen, schapen, bokken, geiten en varkens.
Artikel 125-99
Onder opkoper wordt verstaan hij die van opkopen een beroep of een gewoonte maakt. Onder opkopen worden begrepen alle handelingen, hoe ook genaamd, waarmede kenlijk hetzelfde wordt beoogd.
Artikel 126-100
Onder electriciteitswerken worden verstaan werken dienende tot voortbrenging, geleiding, transformatie of levering van electriciteit, en daarmede in verband staande beveiligings-, bevestigings-, ondersteunings- en waarschuwingswerken. Onder electriciteitswerken worden niet begrepen telegraaf- en telefoonwerken.
Artikel 126 -bis101
Onder discriminatie wordt verstaan elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben, dat de erkenning, het genot of de uitoefening, op voet van gelijkheid, van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het openbare leven, wordt te niet gedaan of aangetast.
SLOTBEPALING
Artikel 127-102
De bepalingen der eerste acht Titels van dit Boek zijn ook toepasselijk op de feiten waarop bij andere wetten straf is gesteld, tenzij bij de wet anders is bepaald.
TWEEDE BOEK MISDRIJVEN TITEL I MISDRIJVEN TEGEN DE VEILIGHEID VAN DE STAAT
Artikel 128-103
AANSLAG TEGEN DE MILITAIRE GEZAGSDRAGER
De aanslag ondernomen met het oogmerk om de hoogste militaire gezagsdrager van het leven of de vrijheid te beroven of tot het uitoefenen van zijn ambtsverrichtingen ongeschikt te maken, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 129-104
AANSLAG TEGEN HET STAATSHOOFD
De aanslag ondernomen met het oogmerk om het Staatshoofd of het waarnemend Staatshoofd van het leven of de vrijheid te beroven of tot het uitoefenen van zijn ambtsverrichtingen ongeschikt te maken, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 130
De aanslag ondernomen met het oogmerk om het grondgebied van de staat geheel of gedeeltelijk onder vreemde heerschappij te brengen of om een deel daarvan af te scheiden, wordt gestraft met de doodstraf, levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 131-105
De aanslag ondernomen met het oogmerk om omwenteling teweeg te brengen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren. Leiders en aanleggers van een aanslag als in het eerste lid bedoeld, worden gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 132-106
Als schuldig aan opstand wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren:
1o. hij, die de wapenen voert tegen het in Suriname gevestigde gezag;
2o. hij, die met het oogmerk om zich tegen het in Suriname gevestigde gezag te verzetten, optrekt met of zich aansluit bij een bende, die de wapenen voert tegen dat gezag. Leiders en aanleggers van een opstand worden gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 132-a107
GEWELD TEGEN DE REGERING
Hij die door geweld of bedreiging met geweld een vergadering van de regering uiteenjaagt, tot het nemen of niet nemen van enig besluit dwingt, een lid uit die vergadering verwijdert of opzettelijk een lid verhindert die vergadering bij te wonen of daarin vrij en onbelemmerd zijn plicht te vervullen, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 133-108
De samenspanning tot een der in de artikelen 128-132a omschreven misdrijven wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren. Dezelfde straf is toepasselijk op hem die, met het oogmerk om een der in de artikelen 128-132a omschreven misdrijven voor te bereiden of te bevorderen:
1o. een ander tracht te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn, of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen;
2o. gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich of anderen tracht te verschaffen;
3o. voorwerpen voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf;
4o. plannen voor de uitvoering van het misdrijf, welke bestemd zijn om aan anderen te worden medegedeeld, in gereedheid brengt of onder zich heeft;
5o. enige maatregel van bestuurswege genomen om de uitvoering van het misdrijf te voorkomen of te onderdrukken, tracht te beletten, te belemmeren of te verijdelen.De voorwerpen, in het voorgaande lid, onder 3o bedoeld, mogen worden verbeurd verklaard.Niet strafbaar is hij, van wie blijkt, dat zijn oogmerk enkel gericht is op het voorbereiden of bevorderen van staatkundige veranderingen in algemene zin. Indien in een der gevallen, in de eerste twee leden van dit artikel bedoeld, het misdrijf is gevolgd, kan de straf worden verdubbeld.
Artikel 134-109
Hij die met een buitenlandse mogendheid in verbinding treedt, met het oogmerk om haar tot het plegen van vijandelijkheden of tot het voeren van oorlog tegen de staat te bewegen, haar in het daartoe opgevatte voornemen te versterken, haar hulp daarbij toe te zeggen of bij de voorbereiding hulp te verlenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren. Indien de vijandelijkheden worden gepleegd of de oorlog uitbreekt, wordt de doodstraf, levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd.
Artikel 135-110
Hij die met een in het buitenland gevestigd persoon of lichaam in verbinding treedt met het oogmerk om een zodanig persoon of lichaam tot het verschaffen van steun aan het voorbereiden, bevorderen of teweegbrengen van omwenteling te bewegen, om een zodanig persoon of lichaam in het daartoe opgevatte voornemen te versterken of aan een zodanig persoon of lichaam daarbij hulp toe te zeggen of te verlenen, of om een omwenteling voor te bereiden, te bevorderen of teweeg te brengen, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 135-a111
STOFFELIJKE STEUN AAN OMWENTELING
Met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren wordt gestraft:
1º. hij die enig voorwerp invoert, dat geschikt is tot het verschaffen van stoffelijke steun aan het voorbereiden, bevorderen of teweegbrengen van omwenteling, indien hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden, dat het daartoe bestemd is;
2º. hij die enig voorwerp onder zich heeft of tot onderwerp ener overeenkomst maakt, dat geschikt is tot het verschaffen van stoffelijke steun aan het voorbereiden, bevorderen of teweegbrengen van omwenteling, indien hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden, dat het daartoe bestemd is en dat het voorwerp of enig ander voorwerp, waarvoor het in de plaats is getreden, hetzij met die bestemming is ingevoerd, hetzij door of vanwege een in het buitenland gevestigd persoon of lichaam daartoe bestemd is. De voorwerpen waarmede of met betrekking tot welke de in het voorgaande lid omschreven misdrijven zijn begaan, kunnen worden verbeurd verklaard.
Artikel 136
Hij die opzettelijk bescheiden, berichten of inlichtingen omtrent enige zaak waarvan hij weet dat de geheimhouding door het belang van de staat wordt geboden, hetzij openbaar maakt, hetzij aan een buitenlandse mogendheid mededeelt of in handen speelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 137-112
Hij die een hem van regeringswege opgedragen onderhandeling met een buitenlandse mogendheid opzettelijk ten nadele van de staat voert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
Artikel 138-113
Met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren wordt gestraft:
1º. hij die, in geval van oorlog waarin Suriname niet betrokken is, opzettelijk enige handeling verricht, waardoor het gevaar ontstaat, dat de Staat in een oorlog wordt betrokken of enig van regeringswege gegeven en bekend gemaakt bijzonder voorschrift tot handhaving van het niet deelnemen aan een oorlog opzettelijk overtreedt;
2º. hij die, in tijd van oorlog enig voorschrift van regeringswege in het belang van de veiligheid van de staat gegeven en bekend gemaakt, opzettelijk overtreedt.
Artikel 139-114
De Surinamer die in het vooruitzicht van een oorlog met een buitenlandse mogendheid vrijwillig bij deze mogendheid in krijgsdienst treedt, wordt, indien de oorlog uitbreekt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
Artikel 140-115
Met de doodstraf, levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren wordt gestraft hij die opzettelijk, in tijd van oorlog, de vijand hulp verleent of de staat tegenover de vijand benadeelt, dan wel opzettelijk in tijd van oorlog enige handeling verricht of een verzuim begaat waardoor de oorlogvoering van de kant van de staat of zijn bondgenoten, wordt gehinderd, belemmerd of geschaad. Met dezelfde straf wordt gestraft: a. hij die schuldig wordt bevonden aan poging tot en medeplichtigheid aan een der in het eerste lid van dit artikel genoemde misdrijven; b. hij die aangetroffen wordt in het bezit van middelen, voorwerpen of stoffen die kennelijk bestemd zijn tot of gericht zijn op het teweegbrengen van het plegen van enig mis-drijf genoemd in het eerste lid en in het tweede lid, sub a, van dit artikel.
Artikel 141-116
De samenspanning tot een der in artikel 140 omschreven misdrijven wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren.
Artikel 142-117
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren wordt gestraft hij die, in tijd van oorlog, zonder oogmerk om de vijand hulp te verlenen of de staat tegenover de vijand te benadelen, opzettelijk:
1o. een verspieder des vijands opneemt, verbergt of voorthelpt;
2o. desertie van een krijgsman, in dienst van de Staat Suriname, teweegbrengt of bevordert.
Artikel 143-118
Hij die in tijd van oorlog enige bedriegelijke handeling pleegt bij levering van benodigdheden ten dienste van de krijgsmacht, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoog-ste twaalf jaren. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met het opzicht over de levering der goederen belast, de bedriegelijke handeling opzettelijk toelaat.
Artikel 144
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 128 en 129 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken. Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 130-141 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-3 vermelde rechten worden uitgesproken. Bij veroordeling wegens het in artikel 143 omschreven misdrijf, kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft en van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten, en kan openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak worden gelast.
Artikel 145
De straffen gesteld op de in de artikelen 140-143 omschreven feiten, zijn toepasselijk indien een dier feiten wordt gepleegd tegen of met betrekking tot de bondgenoten van de staat in een gemeenschappelijke oorlog.
Artikel 145a-119
GEWAPEND CONFLICT, NIET OORLOG
De artikelen 138, onder 2º en 139-145 vinden overeenkomstige toepassing in geval van een gewapend conflict, dat niet als oorlog kan worden aangemerkt, en waarbij Suriname is betrokken, hetzij ter individuele of collectieve zelfverdediging, hetzij tot herstel van de internationale vrede en veiligheid.
TITEL II120 MISDRIJVEN TEGEN DE WAARDIGHEID VAN HET STAATSHOOFD
Artikel 146-121
Vervallen.
Artikel 147-122
Vervallen.
Artikel 148-123
Vervallen.
Artikel 149-124
Elke feitelijke aanranding van de persoon van het Staatshoofd of het waarnemend Staatshoofd, die niet valt in een zwaardere strafbepaling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden.
Artikel 150-125
Vervallen.
Artikel 151-126
Vervallen.
Artikel 152-127
BELEDIGING STAATSHOOFD/WAARNEMEND STAATSHOOFD
Opzettelijke belediging het Staatshoofd of het waarnemend Staatshoofd aangedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of een geldboete van ten hoogste duizend gulden.
Artikel 153-128
Hij die een geschrift of afbeelding, waarin een belediging voorkomt voor het Staatshoofd of het waarnemend Staatshoofd, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat in het geschrift of de afbeelding zodanige belediging voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt. Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 154-129
Bij veroordeling wegens het in artikel 149 omschreven misdrijf, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken. Bij veroordeling wegens het in artikel 152 omschreven misdrijf, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-3 vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL III MISDRIJVEN TEGEN HOOFDEN EN VERTEGENWOORDIGERS VAN BEVRIENDE STATEN
Artikel 155
De aanslag op het leven of de vrijheid van een regerend vorst of ander hoofd van een bevriende staat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren. Indien de aanslag op het leven de dood tengevolge heeft of met voorbedachten rade wordt ondernomen, wordt levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd. Indien de aanslag op het leven, met voorbedachten rade ondernomen, de dood tengevolge heeft, wordt de doodstraf, levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd.
Artikel 156
Elke feitelijke aanranding van de persoon van een regerend vorst of ander hoofd van een bevriende staat, die niet valt in een zwaardere strafbepaling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 157
Opzettelijke belediging een regerend vorst of ander hoofd van een bevriende staat aangedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 158-130
Opzettelijke belediging een vertegenwoordiger van een buitenlandse mogendheid bij de Surinaamse regering in zijn hoedanigheid aangedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 159-131
Hij die een geschrift of afbeelding, waarin een belediging voorkomt voor een regerend vorst of ander hoofd van een bevriende staat of voor een vertegenwoordiger van een buitenlandse mogendheid bij de Surinaamse regering in zijn hoedanigheid, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat in het geschrift of de af-beelding zodanige belediging voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt. Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 160
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 155 en 156 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken. Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 157 en 158 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-3 vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL IV MISDRIJVEN BETREFFENDE DE UITOEFENING VAN STAATSPLICHTEN EN STAATSRECHTEN
Artikel 161-132
Hij die door geweld of bedreiging met geweld een vergadering van de Staten uiteenjaagt, tot het nemen of niet nemen van enig besluit dwingt of een lid uit die vergadering verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Artikel 162-133
Hij die door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk een lid van de Staten verhindert de vergadering bij te wonen of daarin vrij en onbelemmerd zijn plicht te vervullen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 163
Hij die, bij gelegenheid ener krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing, door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk iemand verhindert zijn kiesrecht vrij en onbelemmerd uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 164
Hij die, bij gelegenheid ener krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing, door gift of belofte iemand omkoopt om zijn kiesrecht hetzij niet, hetzij op bepaalde wijze uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Dezelfde straf wordt toegepast op de kiezer die zich door gift of belofte tot een of ander laat omkopen.
Artikel 165
Hij die, bij gelegenheid ener krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing, enige bedriegelijke handeling pleegt, waardoor de stem van een kiezer van onwaarde wordt of een ander dan de door die kiezer bedoelde persoon wordt aangewezen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden.
Artikel 166
Hij die opzettelijk zich voor een ander uitgevende, aan een krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing deelneemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 167
Hij die, bij gelegenheid ener krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing, opzettelijk een plaats gehad hebbende stemming verijdelt of enige bedriegelijke handeling pleegt waardoor aan de stemming een andere uitslag wordt gegeven dan door de wettig ingeleverde stembiljetten zou zijn verkregen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden.
Artikel 168
Bij veroordeling wegens het in artikel 161 omschreven misdrijf, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-3 vermelde rechten worden uitgesproken. Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 162-167 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 3 vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL V MISDRIJVEN TEGEN DE OPENBARE ORDE
Artikel 169-134
Hij die zich opzettelijk uit in woord, geschrift of afbeelding, waarin, zij het ook zijdelings, voorwaardelijk of in bedekte termen, verstoring van de openbare orde of omverwerping dan wel aanranding van het in Suriname gevestigd gezag wordt aangeprezen of daarvoor stemming wordt gemaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 170-135
Hij die een geschrift of afbeelding, waarin, zij het ook zijdelings, voorwaardelijk of in bedekte termen, verstoring van de openbare orde of omverwerping dan wel aanranding van het in Suriname gevestigd gezag wordt aangeprezen of daarvoor stemming wordt gemaakt, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat in het geschrift of de afbeelding zodanige aanprijzing of zodanig stemming maken voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt. Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 1710-136
Hij, die in het openbaar uiting geeft aan gevoelens van vijandschap, haat of minachting jegens de Regering van Suriname, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 172-137
Hij, die een geschrift of afbeelding, waarin gevoelens van vijandschap, haat of minachting jegens de Regering van Suriname tot uiting komen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat in het geschrift of de afbeelding zodanige uiting voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt. Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 173-138
Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk in beledigende vorm uitlaat over het openbaar gezag in Suriname, over een openbaar lichaam of over een openbare instelling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste drieduizend gulden.
Artikel 174-139
Hij die een geschrift of afbeelding, waarin een uitlating in beledigende vorm over het openbaar gezag in Suriname, over een openbaar lichaam of over een openbare instelling voorkomt, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat in het geschrift of de afbeelding zodanige uitlating voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt. Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 175-140
Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk in beledigende of minachtende vorm uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of hun levensovertuiging, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van ten hoogste duizend gulden.
Artikel 175-bis141
Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen of geweldadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of hun levensovertuiging, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of geldboete van ten hoogste tweeduizend gulden.
Artikel 176-142
Hij die, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving
1º. een uitlating openbaar maakt, die, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, voor een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of hun levensovertuiging beledigend is of aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of hun levensovertuiging;
2º. een voorwerp, waarin, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, zulk een uitlating is vervat, verspreidt of ter openbaarmaking van die uitlating of verspreiding in voorraad heeft;wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste vijfhonderd gulden. Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 176-a143
Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding opzettelijk op een voor nationale gevoelens krenkende wijze uitlaat over de vlag van Suriname, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden.
Artikel 176-b144
Hij die een geschrift of afbeelding, waarin een voor nationale gevoelens krenkende uitlating over de vlag van Suriname voorkomt, verspreidt, openlijk ten toon stelt, of aanslaat, of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat in het geschrift of de afbeelding zodanige uitlating voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt.Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 177-145
Hij, die, mondeling of bij geschrift of afbeelding, in het openbaar tot enig strafbaar feit, tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag of tot enige andere ongehoorzaamheid, hetzij aan een wettelijk voorschrift, hetzij aan een krachtens wettelijk voorschrift gegeven ambtelijk bevel opruit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 178-146
Hij die een geschrift of afbeelding, waarin tot enig strafbaar feit, tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag of tot enige andere in het vorig artikel omschreven ongehoorzaamheid wordt opgeruid, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat in het geschrift of de afbeelding zodanige opruiing voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt. Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 179-147
Hij, die met het oogmerk om verstoring van de openbare orde of ontwrichting van het economisch leven der maatschappij te veroorzaken, dan wel wetende of redelijkerwijze moetende vermoeden, dat daarvan verstoring van de openbare orde of ontwrichting van het economisch leven der maatschappij het gevolg zal zijn, teweegbrengt of bevordert, dat meer personen nalaten of ondanks wettig gegeven last weigeren werkzaamheden te verrichten, waartoe zij zich verbonden hebben of uit kracht van hun dienstbetrekking verbonden zijn, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste duizend gulden.
Artikel 180-148
Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, aanbiedt inlichtingen, gelegenheid of middelen te verschaffen om enig strafbaar feit te plegen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 181-149
Hij die een geschrift of afbeelding, waarin wordt aangeboden inlichtingen, gelegenheid of middelen te verschaffen om enig strafbaar feit te plegen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat in het geschrift of de afbeelding zodanig aanbod voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt. Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 182-150
Hij die door een der in artikel 72, 2o vermelde middelen een ander tracht te bewegen om een misdrijf te begaan, wordt, indien het misdrijf of een strafbare poging daartoe niet is gevolgd, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, echter met dien verstande, dat nimmer een zwaardere straf wordt uitgesproken dan terzake van poging tot het misdrijf, of indien zodanige poging niet strafbaar is, ter zake van het misdrijf zelf kan worden opgelegd. Deze bepaling is op hem niet van toepassing, indien het misdrijf of een strafbare poging daartoe niet is gevolgd tengevolge van omstandigheden van zijn wil afhankelijk.
Artikel 183-151
Hij die, kennis dragende van een samenspanning tot een der in de artikelen 128-132a of 140 bedoelde misdrijven, op een tijdstip waarop het plegen van deze misdrijven nog kan worden voorkomen, opzettelijk nalaat daarvan tijdig voldoende kennis te geven, hetzij aan de ambtenaren der justitie of politie, hetzij aan de bedreigde, wordt, indien het misdrijf is gevolgd, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.
Artikel 184-152
Hij die, kennis dragende van een voornemen tot het plegen van een der in de artikelen 128-145 en 149 omschreven misdrijven, tot desertie in tijd van oorlog, tot militair verraad, tot moord, mensenroof of verkrachting of tot een der in Titel VII van dit Boek omschreven misdrijven voor zover daardoor levensgevaar wordt veroorzaakt, op een tijdstip waarop het plegen van deze misdrijven nog kan worden voorkomen, opzettelijk nalaat daarvan tijdig voldoende kennis te geven, hetzij aan de ambtenaren der justitie of politie, hetzij aan de bedreigde, wordt, indien het misdrijf is gevolgd, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden. Dezelfde straf is toepasselijk op hem die, kennis dragende van enig in het eerste lid vermeld reeds gepleegd misdrijf waardoor levensgevaar is ontstaan, op een tijdstip waarop de gevolgen nog kunnen worden afgewend, opzettelijk nalaat daarvan gelijke kennisgeving te doen.
Artikel 185
De bepalingen van de artikelen 183 en 184 zijn niet van toepassing op hem die door de kennisgeving gevaar voor een strafvervolging zou doen ontstaan voor zich zelve, voor een zijner bloedverwanten of aangehuwden in de rechte linie of in de tweede of derde graad der zijlinie, voor zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot, of voor een ander bij wiens vervolging hij zich, uit hoofde van zijn ambt of beroep, van het afleggen van getuigenis zou kunnen verschonen.
Artikel 186-153
Hij die, hetzij in de woning of in het bij een woning behorend erf, hetzij in het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik of aan een ander toebehorend, wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Hij die zich de toegang heeft verschaft door middel van braak of inklimming, van valse sleutels, van een valse order of een vals kostuum, of die, zonder voorkennis van de rechthebbende en anders dan ten gevolge van vergissing binnengekomen, aldaar bij nacht wordt aangetroffen, wordt geacht te zijn binnengedrongen. Indien hij bedreigingen uit of zich bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar. De in het eerste en derde lid bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.
Artikel 187
Hij die in een voor de openbare dienst bestemd lokaal wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Hij die zich de toegang heeft verschaft door middel van braak of inklimming, van valse sleutels, van een valse order of een vals kostuum, of die, zonder voorkennis van de bevoegde ambtenaar en anders dan ten gevolge van vergissing binnengekomen, aldaar bij nacht wordt aangetroffen, wordt geacht te zijn binnengedrongen. Indien hij bedreigingen uit of zich bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar. De in het eerste en derde lid bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.
Artikel 188-154
Degene die deel heeft aan een organisatie waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij tot oogmerk heeft het begaan van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twintig jaren en met geldboete van ten hoogste zevenhonderdvijftigmiljoen gulden.
Artikel 189
Zij die openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen of goederen, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden.De schuldige wordt gestraft:
1o. met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien hij opzettelijk goederen vernielt of indien het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
3o. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien dat geweld de dood ten gevolge heeft. Artikel 110 blijft buiten toepassing.
Artikel 190-155
Hij die opzettelijk een leugenachtig bericht verspreidt, wordt, indien hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden, dat door dit bericht onder de bevolking, een groep van de bevol-king of een ten dele tot de bevolking behorende groep van personen de rust kan worden verstoord, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste duizend gulden.
Artikel 191
Hij die opzettelijk door valse alarmkreten of signalen de rust verstoort, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee weken of geldboete van ten hoogste zestig gulden.
Artikel 192
Hij die door geweld of bedreiging met geweld een geoorloofde openbare vergadering verhindert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden.
Artikel 193
Hij die opzettelijk door het verwekken van wanorde of het maken van gedruis een geoorloofde openbare vergadering stoort, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee weken of geldboete van ten hoogste zestig gulden.
Artikel 194-156
Hij die door geweld of bedreiging met geweld hetzij een geoorloofde openbare godsdienstige bijeenkomst, hetzij een geoorloofde kerkelijke plechtigheid of begrafenis- of crematieplechtigheid verhindert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 195-157
Hij die opzettelijk door het verwekken van wanorde of het maken van gedruis hetzij een geoorloofde openbare godsdienstige bijeenkomst, hetzij een geoorloofde kerkelijke plechtigheid of begrafenis- of crematieplechtigheid stoort, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden.
Artikel 196-158
Met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden wordt gestraft:
1o. hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding door smalende Godslasteringen op voor godsdienstige gevoelens krenkende wijze uitlaat;j G.B. 1933 no. 94; Gew. bij G.B. 1962 no. 135.
2o. hij die een bedienaar van de godsdienst in de geoorloofde waarneming zijner bediening bespot;
3o. hij die voorwerpen aan een eredienst gewijd, waar en wanneer de uitoefening van die dienst geoorloofd is, beschimpt.
Artikel 197-159
Hij die een geschrift of afbeelding, waarin uitingen voorkomen, die, als smalende Godslasteringen, voor godsdienstige gevoelens krenkend zijn, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in vooraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat in het geschrift of de afbeelding zodanige uitingen voorkomen, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt. Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 198-160
Hij die opzettelijk de geoorloofde toegang tot een begraafplaats, een plaats van crematie of het geoorloofd vervoer van een lijk, delen daarvan of de as ervan naar een begraafplaats verhindert of belemmert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één maand of geldboete van ten hoogste honderdtwintig gulden.
Artikel 199-161
Hij die opzettelijk een graf schendt of enig op een begraafplaats of een plaats van crematie opgericht gedenkteken opzettelijk en wederrechtelijk vernielt of beschadigt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 200-162
Hij die opzettelijk en wederrechtelijk een lijk, delen daarvan of de as ervan opgraaft of wegneemt of een opgegraven of weggenomen lijk, delen daarvan of de as ervan verplaatst of vervoert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 201-163
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden wordt gestraft:
1º. hij die met het oogmerk om het overlijden of de geboorte te verhelen, een lijk of delen daarvan begraaft, verbergt, wegvoert of wegmaakt;
2º. hij die met het oogmerk om het overlijden of de geboorte te verhelen, een lijk of delen daarvan verbrand of de verkregen as wegmaakt.
TITEL VI TWEEGEVECHT
Artikel 202
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden wordt gestraft:
1o. hij die iemand tot een uitdaging tot tweegevecht of tot het aannemen van een uitdaging aanzet, indien daarop een tweegevecht volgt;
2o. hij die opzettelijk een uitdaging overbrengt, indien daarop een tweegevecht volgt.
Artikel 203
Met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden wordt gestraft hij die iemand in het openbaar of in tegenwoordigheid van derden verwijtingen doet of hem aan bespotting prijs geeft, omdat hij niet tot tweegevecht heeft uitgedaagd of omdat hij een uitdaging heeft afgewezen.
Artikel 204
Tweegevecht wordt ten aanzien van hem die zijn tegenpartij geen lichamelijk letsel toebrengt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden. Hij die zijn tegenpartij enig lichamelijk letsel toebrengt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar. Hij die zijn tegenpartij zwaar lichamelijk letsel toebrengt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. Hij die zijn tegenpartij van het leven berooft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of, indien het tweegevecht op leven of dood was aangegaan, met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren. Poging tot tweegevecht is niet strafbaar.
Artikel 205
Op hem die in een tweegevecht zijn tegenpartij van het leven berooft of haar enig lichamelijk letsel toebrengt, worden de bepalingen omtrent moord, doodslag of mishandeling toegepast:
1o. indien de voorwaarden niet vooraf zijn geregeld;
2o. indien het tweegevecht niet plaats heeft in tegenwoordigheid van wederzijdse getuigen;
3o. indien de dader, opzettelijk en ten nadele van de tegenpartij, zich aan enige bedriegelijke handeling schuldig maakt of van de voorwaarden afwijkt.
Artikel 206
Getuigen en geneeskundigen die een tweegevecht bijwonen, zijn niet strafbaar. De getuigen worden gestraft:
1o. met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, indien de voorwaarden niet vooraf zijn geregeld, of indien zij partijen tot voortzetting van het tweegevecht aanzetten;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, indien zij opzettelijk en ten nadele van een of beide partijen, zich aan enige bedriegelijke handeling schuldig maken of enige door partijen gepleegde bedriegelijke handeling toelaten, of toelaten dat van de voorwaarden wordt afgeweken. De bepalingen omtrent moord, doodslag of mishandeling worden toegepast op de getuige bij een tweegevecht, waarin een der partijen van het leven is beroofd of haar enig lichamelijk letsel is toegebracht, indien hij, opzettelijk en ten nadele van die partij, zich aan enige bedriegelijke handeling heeft schuldig gemaakt of enige bedriegelijke handeling heeft toegelaten, of heeft toegelaten, dat ten nadele van de verslagene of verwonde van de voorwaarden is afgeweken.
TITEL VII MISDRIJVEN WAARDOOR DE ALGEMENE VEILIGHEID VAN PERSONEN OF GOEDEREN WORDT IN GEVAAR GEBRACHT
Artikel 207
Hij die opzettelijk brand sticht, een ontploffing teweegbrengt of een overstroming veroorzaakt, wordt gestraft:
1o. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
3o. met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 208
Hij aan wiens schuld brand, ontploffing of overstroming te wijten is, wordt gestraft:
1o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, indien daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat;
2o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;
3o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 209
Hij die opzettelijk, bij of in het vooruitzicht van brand, blusgereedschappen of blusmiddelen wederrechtelijk verbergt of onbruikbaar maakt, of op enige wijze de blussing van brand verhindert of belemmert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 210
Hij die opzettelijk, bij of in het vooruitzicht van watersnood, dijkmaterialen of gereedschappen wederrechtelijk verbergt of andere waterstaatswerken verijdelt, of de aangewende middelen tot het voorkomen of stuiten van overstroming tegenwerkt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 211
Hij die opzettelijk enig werk dienende tot waterkering of waterlozing vernielt, onbruikbaar maakt of beschadigt, wordt, indien daarvan gevaar voor overstroming te duchten is, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 212-164
Hij die opzettelijk enig electriciteitswerk vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk veroorzaakt, of een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdelt, wordt gestraft:
1o. met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemene nutte ontstaat;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
3o. met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
4o. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 213-165
Hij aan wiens schuld te wijten is, dat enig electriciteitswerk wordt vernield, beschadigd, of onbruikbaar gemaakt, dat stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk ontstaat, of dat een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel wordt verijdeld, wordt gestraft:
1o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemene nutte of gemeen gevaar voor goederen ontstaat;
2o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;
3o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 214-166
Hij die opzettelijk enig werk dienende voor het openbaar verkeer of het luchtverkeer vernielt, onbruikbaar maakt of beschadigt, enige openbare land- of waterweg verspert of een ten aanzien van zodanig werk of van zodanige weg genomen veiligheidsmaatregel verijdelt, wordt gestraft:
1o. met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 215-167
Hij aan wiens schuld te wijten is dat enig werk dienende voor het openbaar verkeer of het luchtverkeer wordt vernield, onbruikbaar gemaakt of beschadigd, enige openbare land- of waterweg versperd of een ten aanzien van zodanig werk of zodanige weg genomen veiligheidsmaatregel verijdeld wordt, wordt gestraft:
1o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogtste drie honderd gulden, indien daardoor het verkeer onveilig wordt;
2o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 216-168
Hij die opzettelijk gevaar veroorzaakt voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren. Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 217-169
Hij aan wiens schuld te wijten is dat gevaar ontstaat voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar.
Artikel 218-170
Hij die opzettelijk een voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart gesteld teken of hulpmiddel vernielt, beschadigt, wegneemt of verplaatst, zijn werking verijdelt of een verkeerd teken stelt, wordt gestraft:
1º. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart te duchten is en het feit het zinken of stranden van een vaartuig ten gevolge heeft;
2º. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart te duchten is en het feit het zinken, stranden of verongelukken van een vaartuig of een luchtvaartuig ten gevolge heeft;
3º. met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 219-171
Hij aan wiens schuld vernieling, beschadiging, wegneming of verplaatsing van een voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart gesteld teken of hulpmiddel dan wel verijdeling zijner werking of het stellen van een verkeerd teken te wijten is, wordt gestraft:
1o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor de scheepvaart of de luchtvaart onveilig wordt;
2o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien het feit het zinken, stranden of verongelukken van een vaartuig of een luchtvaartuig ten gevolge heeft;
3o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 220-172
Hij die enig vaartuig of luchtvaartuig dan wel enige installatie als bedoeld in artikel 3 opzettelijk en wederrechtelijk doet zinken, stranden of verongelukken, vernielt, onbruikbaar maakt of beschadigt, wordt gestraft:
1º. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
2º. met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 221-173
Hij aan wiens schuld te wijten is dat enig vaartuig of luchtvaartuig dan wel enige installatie als bedoeld in artikel 3 zinkt of strandt of verongelukt, vernield, onbruikbaar gemaakt of beschadigd wordt, wordt gestraft:
1º. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;
2º. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 222
Hij die enig gebouw of getimmerte opzettelijk vernielt of beschadigt, wordt gestraft:
1o. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
3o. met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 223
Hij aan wiens schuld de vernieling of beschadiging van enig gebouw of getimmerte te wijten is, wordt gestraft:
1o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat;
2o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;
3o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 224
Hij die in een put, pomp, bron, trens, kreek of in een ten algemene nutte of tot gezamenlijk gebruik van of met anderen bestemde drinkwaterinrichting enige stof aanbrengt, wetende dat daardoor het water voor het leven of de gezondheid schadelijk wordt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren. Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 225
Hij aan wiens schuld te wijten is dat in een put, pomp, bron, trens, kreek of in een ten algemene nutte of tot gezamenlijk gebruik van of met anderen bestemde drinkwaterinrichting enige stof wordt aangebracht, waardoor het water voor het leven of de gezondheid schadelijk wordt, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar.
Artikel 226
Hij die waren verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert of uitdeelt, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn, en dat schadelijk karakter verzwijgende, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren. Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 227
Hij aan wiens schuld te wijten is dat waren, schadelijk voor het leven of de gezondheid, verkocht, afgeleverd of uitgedeeld worden, zonder dat de koper of verkrijger met dat schadelijk karakter bekend is, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar. De waren kunnen worden verbeurd verklaard.
Artikel 228
Bij veroordeling wegens enig in deze Titel omschreven misdrijf, kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft. Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 226 en 227 omschreven misdrijven, kan de rechter de openbaarmaking zijner uitspraak gelasten.
TITEL VIII MISDRIJVEN TEGEN HET OPENBAAR GEZAG
Artikel 229
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden wordt gestraft:
1o. hij die een ambtenaar een gift of belofte doet met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten;
2o. hij die een ambtenaar een gift doet ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door deze in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, is gedaan of nagelaten. Ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten kan worden uitgesproken.
Artikel 230
Hij die een rechter een gift of belofte doet met het oogmerk om invloed te oefenen op de beslissing van een aan diens oordeel onderworpen zaak, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Indien die gift of belofte gedaan wordt met het oogmerk om een veroordeling in een strafzaak te verkrijgen, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren. Ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten kan worden uitgesproken.
Artikel 231
Hij die door geweld of bedreiging met geweld een ambtenaar dwingt tot het volvoeren ener ambtsverrichting of het nalaten ener rechtmatige ambtsverrichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 232
Hij die zich met geweld of bedreiging met geweld verzet tegen een ambtenaar werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, of tegen personen die hem daarbij krachtens wettelijke verplichting of op zijn verzoek bijstand verlenen, wordt, als schuldig aan wederspannigheid, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 233
De dwang en de wederspannigheid in de artikelen 231 en 232 omschreven worden gestraft:
1º. met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren, indien het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
2º. met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
3º. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien zij de dood tengevolge hebben.
Artikel 234
De dwang en de wederspannigheid in de artikelen 231 en 232 omschreven, door twee of meer personen met verenigde krachten gepleegd, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. De schuldige wordt gestraft:
1o. met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden, indien het door hem gepleegde misdrijf of de daarbij door hem gepleegde feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
3o. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien zij de dood ten gevolge hebben.
Artikel 235-174
Met ambtenaren worden ten aanzien der artikelen 231-234 gelijkgesteld de bestuurders benevens de beëdigde beambten en bedienden van spoorwegdiensten. Voorts worden ten aanzien van die artikelen met ambtenaren gelijk gesteld de schipper of gezagvoerder van een luchtvaartuig, die een bevoegdheid uitoefent of een verplichting vervult, welke hem als zodanig is toegekend of opgelegd bij een bepaling van het Wetboek van Strafvordering. Onder schipper wordt begrepen hij die het hoogste gezag op een installatie ter zee uitoefent.
Artikel 236-175
Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een dier ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden. Met de in het eerste gedeelte van het vorig lid bedoelde ambtenaar wordt gelijkgesteld ieder die, krachtens wettelijk voorschrift, voortdurend of tijdelijk met enige openbare dienst is belast. Met een vordering of handeling, als in het eerste lid bedoeld, wordt gelijk gesteld een vordering of handeling van de schipper of gezagvoerder van een luchtvaartuig, die een bevoegdheid uitoefent of een verplichting vervult, welke hem als zodanig is toegekend of opgelegd bij een bepaling van het Wetboek van Strafvordering. Onder schipper wordt begrepen hij die de leiding op een installatie ter zee heeft. Indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen twee jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kunnen de straffen met een derde worden verhoogd.
Artikel 237
Hij die bij een terechtzitting of ter plaatse waar een ambtenaar in het openbaar in de rechtmatige uitoefening zijner bediening werkzaam is, opschudding veroorzaakt en na het door of van wege het bevoegd gezag gegeven bevel zich niet verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee weken of geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden.
Artikel 238
Hij die opzettelijk bij gelegenheid van een volksoploop zich niet onmiddellijk verwijdert na het derde door of van wege het bevoegd gezag gegeven bevel, wordt, als schuldig aan deelneming aan samenscholing, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden.
Artikel 239
Hij die een bekendmaking, vanwege het bevoegd gezag in het openbaar gedaan, wederrechtelijk afscheurt, onleesbaar maakt of beschadigt, met het oogmerk om de kennisneming daarvan te beletten of te bemoeilijken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 240
Hij die aangifte of klachte doet dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 241-176
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden wordt gestraft:
1o. hij die opzettelijk iemand die schuldig is aan of vervolgd wordt ter zake van enig misdrijf, verbergt of hem behulpzaam is in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door de ambtenaren der justitie of politie;
2o. hij die, nadat enig misdrijf is gepleegd, met het oogmerk om het te bedekken of de nasporing of vervolging te beletten of te bemoeilijken, voorwerpen waarop of waarmede het misdrijf gepleegd is of andere sporen van het misdrijf vernietigt, wegmaakt, verbergt of aan het onderzoek van de ambtenaren der justitie of politie onttrekt.
3o. hij die opzettelijk voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 54d aan te tonen, met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, te belemmeren of te verijdelen, verbergt,vernietigt, wegmaakt of aan het onderzoek van de ambtenaren van de politie of justitie onttrekt, dan wel door het opzettelijk verstrekken van gegevens of inlichtingen aan derden die inbeslagneming belet, belemmert of verijdelt. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op hem die de daarin vermelde handelingen verricht ten einde gevaar van vervolging te ontgaan of af te wenden van een zijner bloedverwanten of aangehuwden in de rechte linie of in de tweede of derde graad der zijlinie of van zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot.
Artikel 242
Hij die opzettelijk een gerechtelijke lijkschouwing belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 243
Hij die opzettelijk iemand, op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van de vrijheid beroofd, bevrijdt of bij zijn zelfbevrijding behulpzaam is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 244-177
Hij die, wettelijk als getuige, als deskundige, als eedsafnemer of als tolk opgeroepen, opzettelijk niet voldoet aan enige wettelijke verplichting die hij als zodanig te vervullen heeft, wordt gestraft:
1o. in strafzaken met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden;
2o. in andere zaken met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden.
Artikel 245
Hij die opzettelijk niet voldoet aan een wettig bevel tot overlegging van een stuk hetwelk beweerd wordt vals of vervalst te zijn, of hetwelk dienen moet ter vergelijking met een ander waarvan de valsheid of vervalsing beweerd, of de echtheid ontkend of niet erkend wordt, wordt gestraft:
1o. in strafzaken met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden;
2o. in andere zaken met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden.
Artikel 246-178
Hij die, in staat van faillissement verklaard of als echtgenoot van een gefailleerde met wie hij in gemeenschap van goederen is gehuwd of als bestuurder of commissaris ener in staat van faillissement verklaarde vennootschap, maatschappij, vereniging of stichting, wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, hetzij zonder geldige reden opzettelijk wegblijft, hetzij weigert de vereiste inlichtingen te geven, hetzij opzettelijk verkeerde inlichtingen geeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 247
Hij die een recht uitoefent, wetende dat hij daarvan bij rechterlijke uitspraak is ontzet, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden.
Artikel 248
Hij die opzettelijk onderscheidingstekenen draagt of een daad verricht behorende tot een ambt dat hij niet bekleedt of waarin hij geschorst is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 249-179
Hij die in strijd met een krachtens wettelijk voorschrift gegeven last of bevel binnen Suriname terugkeert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden.
Artikel 250
Hij die opzettelijk enig goed aan het krachtens een wet daarop gelegd beslag of aan een gerechtelijke sequestratie onttrekt of, wetende dat het daaraan onttrokken is, het verbergt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk enig krachtens een wet in beslag genomen goed vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt. De bewaarder die opzettelijk een dezer feiten pleegt of toelaat, of de dader als medeplichtige ter zijde staat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren. Indien een dezer feiten ten gevolge van onachtzaamheid des bewaarders gepleegd is, wordt deze gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden.
Artikel 251
Hij die opzettelijk zegels waarmede voorwerpen door of vanwege het bevoegd openbaar gezag verzegeld zijn, verbreekt, opheft of beschadigt, of de door zodanig zegel bewerkte afsluiting op andere wijze verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren. De bewaarder die opzettelijk het feit pleegt of toelaat, of de dader als medeplichtige ter zijde staat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. Indien het feit ten gevolge van onachtzaamheid des bewaarders gepleegd is, wordt deze gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden.
Artikel 252
Hij die opzettelijk zaken, bestemd om voor de bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen, akten, bescheiden of registers die voortdurend of tijdelijk op openbaar gezag bewaard worden, of hetzij aan een ambtenaar, hetzij aan een ander in het belang van de openbare dienst zijn ter hand gesteld, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 253
Hij die opzettelijk brieven of andere stukken, aan een post- of telegraafkantoor bezorgd of in een postbus gestoken, aan hun bestemming onttrekt, opent of beschadigt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 254
Indien de schuldige aan een der in de artikelen 250-253 omschreven misdrijven zich de toegang tot de plaats van het misdrijf verschaft of het goed onder zijn bereik brengt door middel van braak, verbreking of inklimming, van valse sleutels, van een valse order of een vals kostuum, kan de straf met ten hoogste een jaar gevangenisstraf worden verhoogd.
Artikel 255
Hij die, in tijd van vrede, opzettelijk desertie van een krijgsman, in dienst van de Staat, uitlokt door een der in artikel 72 No.2 vermelde middelen, of bevordert op enige in artikel 73 vermelde wijze, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden.
Artikel 256
Hij die, in tijd van vrede, opzettelijk oproer of muiterij van krijgslieden, in dienst van de Staat, uitlokt door een der in artikel 72 No.2 vermelde middelen, of bevordert op enige in artikel 73 vermelde wijze, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 257
Hij die, zonder toestemming des Presidents, iemand voor vreemde krijgsdienst aanwerft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste drie duizend gulden.
Artikel 258-180
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft:
1o. hij die zich opzettelijk voor de dienst bij de krijgsmacht ongeschikt maakt of laat maken;
2o. hij die een ander op diens verzoek opzettelijk voor de dienst ongeschikt maakt. Indien in het laatste geval het feit de dood ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren opgelegd.
TITEL IX MEINEED
Artikel 259-181
Hij die in de gevallen waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling of schriftelijk, persoonlijk of door een bijzonder daartoe gemachtigde, opzettelijk een valse verklaring onder ede aflegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Indien de valse verklaring onder ede is afgelegd in een strafzaak ten nadele van de verdachte, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren. Met de eed staat gelijk de belofte of bevestiging, die krachtens wet voor de eed in de plaats treedt. Ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten kan worden uitgesproken.
TITEL X182 VALSHEID IN MUNTSPECIËN EN MUNT- EN BANKBILJETTEN
Artikel 260-183
Hij die muntspeciën of munt- of bankbiljetten namaakt of vervalst, met het oogmerk om die muntspeciën of munt- of bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Artikel 261-184
Hij die opzettelijk als echte en onvervalste muntspeciën of munt- of bankbiljetten uitgeeft muntspeciën of munt- of bankbiljetten, die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was, of deze, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft of binnen Suriname invoert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Artikel 262-185
Hij die muntspeciën in waarde vermindert met het oogmerk om ze aldus in waarde verminderd uit te geven of te doen uitgeven, wordt, als schuldig aan muntschennis, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.
Artikel 263-186
Hij die opzettelijk als ongeschonden muntspeciën uitgeeft muntspeciën die hij zelf in waarde heeft verminderd of waarvan de schennis hem, toen hij ze ontving, bekend was, of deze, met het oogmerk om ze als ongeschonden uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft of binnen Suriname invoert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.
Artikel 264-187
Hij die opzettelijk valse, vervalste of geschonden muntspeciën of valse of vervalste munt- of bankbiljetten uitgeeft, wordt, behoudens het bepaalde in de artikelen 261 en 263, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 265-188
Hij die stoffen of voorwerpen vervaardigt of voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het namaken, vervalsen of in waarde verminderen van muntspeciën of het namaken of vervalsen van munt- of bankbiljetten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 266-189
Bij veroordeling wegens een der in deze Titel omschreven misdrijven worden: de valse, vervalste of geschonden muntspeciën, de valse of vervalste munt- of bankbiljetten, de stoffen of voorwerpen, uit hun aard bestemd tot het namaken, vervalsen of in waarde verminderen van muntspeciën of het namaken of vervalsen van munt- of bankbiljetten, voorzover daarmede het misdrijf is gepleegd of zij het voorwerp daarvan hebben uitgemaakt, verbeurdverklaard, ook indien zij niet aan de veroordeelde toebehoren.
Artikel 267
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 260-263 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XI VALSHEID IN ZEGELS EN MERKEN
Artikel 268-190
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren wordt gestraft:
1o. hij die van staatswege uitgegeven zegels namaakt of vervalst, met het oogmerk om die zegels als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2o. hij die, met gelijk oogmerk, zodanige zegels vervaardigt door wederrechtelijk gebruik te maken van echte stempels.
Artikel 269-191
Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren wordt gestraft:
1o. hij die op voorwerpen aan ijk onderworpen valse staatsmerken plaatst of echte vervalst, met het oogmerk om die voorwerpen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof de daarop geplaatste merken echt en onvervalst waren;
2o. hij die, met gelijk oogmerk, op de bedoelde voorwerpen merken plaatst door wederrechtelijk gebruik te maken van echte stempels.
Artikel 270
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft:
1o. hij die andere dan de in artikel 269 bedoelde merken, die krachtens wettelijk voorschrift op goederen of hun verpakking moeten of kunnen worden geplaatst, daarop valselijk plaatst of echte vervalst, met het oogmerk om die goederen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof de daarop geplaatste merken echt en onvervalst waren;
2o. hij die, met gelijk oogmerk, op de bedoelde goederen of hunne verpakking merken plaatst door wederrechtelijk gebruik te maken van echte stempels;
3o. hij die echte merken gebruikt voor goederen of hun verpakking waarvoor die merken niet bestemd zijn, met het oogmerk om die goederen te gebruiken alsof de bedoelde merken daarvoor bestemd waren.
Artikel 271
Hij die opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde zegels, tekenen of merken, of de voorwerpen waaraan zij wederrechtelijk verbonden zijn, gebruikt, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft of binnen Suriname invoert, als waren die zegels, tekenen of merken echt en onvervalst en niet wederrechtelijk vervaardigd of wederrechtelijk aan de voorwerpen verbonden, wordt gestraft met dezelfde straffen als in de artikelen 268-270 zijn bepaald, naar de daar gemaakte onderscheidingen.
Artikel 272-192
Hij die maten, gewichten of weegwerktuigen, nadat zij van een ijkmerk zijn voorzien, vervalst met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen ge-bruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van vervalste maten, gewichten of weegwerktuigen als waren zij echt en onvervalst.
Artikel 273
Hij die voorwerpen aan ijk onderworpen ontdoet van het daarop geplaatste afkeuringsmerk, met het oogmerk om die voorwerpen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als waren zij niet afgekeurd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk deze van het afkeuringsmerk ontdane voorwerpen gebruikt, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert of ten verkoop in voorraad heeft, als waren zij niet afgekeurd.
Artikel 274-193
Hij die van staatswege uitgegeven zegels, welke reeds tot gebruik hebben gediend, ontdoet van het merk bestemd om ze voor verder gebruik ongeschikt te maken, met het oogmerk om die zegels te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als waren zij nog niet gebruikt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die opzettelijk deze van dat merk ontdane zegels gebruikt, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft of binnen Suriname invoert, als waren zij nog niet gebruikt.
Artikel 275-194
De bepalingen van de artikelen 268, 270, 271 en 274 zijn naar de daar gemaakte onderscheidingen mede van toepassing, indien de daarin omschreven feiten worden gepleegd met betrekking tot zegels of merken van een buitenlandse mogendheid of een volkenrechtelijke organisatie.
Artikel 276-195
Hij die stoffen of voorwerpen voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 268 of in artikel 275 in verband met artikel 268 omschreven misdrijf, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. De stoffen en voorwerpen worden verbeurd verklaard.
Artikel 277-196
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 268-275 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XII VALSHEID IN GESCHRIFTEN
Artikel 278-197
Hij die een geschrift waaruit enig recht, enige verbintenis of enige bevrijding van schuld kan ontstaan, of dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk opmaakt of ver-valst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt, indien uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, als schuldig aan valsheid in geschrifte, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst, indien uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan.
Artikel 279-198
De schuldige aan valsheid in geschrifte wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren, indien zij gepleegd is:
1o. in authentieke akten;
2o. in schuldbrieven of certificaten van schuld van enige staat of openbare instelling;
3o. in aandelen of schuldbrieven of certificaten van aandeel of schuld van enige vereniging, stichting of vennootschap;
4o. in talons, dividend- of rentebewijzen behorende tot een der onder de beide voorgaande nummers omschreven stukken, of in de bewijzen in plaats van deze stukken uitgegeven;
5o. in voor omloop bestemd krediet- of handelspapier. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van enig in het eerste lid vermeld vals of vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst, indien uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan.
Artikel 280
Hij die in een authentieke akte een valse opgave doet opnemen aangaande een feit, van welks waarheid de akte moet doen blijken, met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid, wordt, indien uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van de akte als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid, indien uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan.
Artikel 281
De geneeskundige die opzettelijk een valse schriftelijke verklaring afgeeft nopens het al of niet bestaan of bestaan hebben van ziekten, zwakheden of gebreken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. Indien de verklaring wordt afgegeven met het oogmerk om iemand in een krankzinnigengesticht te doen opnemen of terughouden, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden opgelegd. Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die opzettelijk van de valse verklaring gebruik maakt als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid.
Artikel 282
Hij die een schriftelijke geneeskundige verklaring nopens het al of niet bestaan of bestaan hebben van ziekten, zwakheden of gebreken valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk om het openbaar gezag of verzekeraars te misleiden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijk oogmerk, van de valse of vervalste verklaring gebruik maakt als ware zij echt en onvervalst.
Artikel 283
Hij die een getuigschrift van goed gedrag, bekwaamheid, armoede, gebreken of andere omstandigheden valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk om het te gebruiken of door anderen te doen gebruiken tot het verkrijgen van een indienststelling of tot het opwekken van welwillendheid en hulpbetoon, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van enig in het eerste lid vermeld vals of vervalst getuigschrift als ware het echt en onvervalst.
Artikel 284
Hij die een reispas, veiligheidskaart of reisorder valselijk opmaakt of vervalst, of die zodanig stuk op een valse naam of voornaam of met aanwijzing ener valse hoedanigheid doet afgeven, met het oogmerk om het te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware het echt en onvervalst of als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van enig in het eerste lid vermeld vals of vervalst stuk als ware het echt en onvervalst of als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid.
Artikel 285-199
Hij die stoffen of voorwerpen voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 279 No. 2-5 omschreven misdrijf, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. De stoffen en voorwerpen worden verbeurdverklaard.
Artikel 286-200
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 278-282 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XIII MISDRIJVEN TEGEN DE BURGERLIJKE STAAT
Artikel 287
Hij die door enige handeling opzettelijk eens anders afstamming onzeker maakt, wordt, als schuldig aan verduistering van staat, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren. Ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten kan worden uitgesproken.
Artikel 288
Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren wordt gestraft: 1o. hij die opzettelijk een dubbel huwelijk aangaat; 2o. hij die een huwelijk aangaat, wetende dat de wederpartij daardoor een dubbel huwelijk aangaat. Indien hij die opzettelijk een dubbel huwelijk aangaat, aan de wederpartij zijn gehuwde staat heeft verzwegen, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten kan worden uitgesproken.
Artikel 289
De ongehuwde die een huwelijk aangaat, opzettelijk aan de wederpartij verzwijgende dat daartegen enig wettig beletsel bestaat, wordt, indien op grond van dat beletsel de nietigheid van het huwelijk is uitgesproken, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
TITEL XIV MISDRIJVEN TEGEN DE ZEDEN
Artikel 290
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden wordt gestraft:
1o. openbare schennis van de eerbaarheid;
2o. schennis van de eerbaarheid waarbij een ander zijns ondanks tegenwoordig is.
Artikel 291-201
Hij die enig geschrift waarvan hij de inhoud kent of enige hem bekende afbeelding of voorwerp, aanstotelijk voor de eerbaarheid, hetzij verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, hetzij om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of in voorraad heeft, hetzij openlijk, of door verspreiding van enig geschrift ongevraagd aanbiedt, of als verkrijgbaar aanwijst, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste drie duizend gulden. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die de inhoud van een zodanig geschrift, indien hij deze kent, openlijk ten gehore brengt. Hij die enig geschrift, enige afbeelding of enig voorwerp, aanstotelijk voor de eerbaarheid, hetzij verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, hetzij om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, invoert, doorvoert, uitvoert of in voorraad heeft, hetzij openlijk of door verspreiding van enig geschrift ongevraagd aanbiedt, of als verkrijgbaar aanwijst, wordt, indien hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat het geschrift, de afbeelding of het voorwerp aanstotelijk voor de eerbaarheid is, gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie duizend gulden. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die de inhoud van een zodanig geschrift, indien hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat deze aanstotelijk voor de eerbaarheid is, openlijk ten gehore brengt. Indien de schuldige van het plegen van het misdrijf omschreven in het eerste lid een beroep of een gewoonte maakt, kan gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden worden opgelegd.
Artikel 292-202
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft hij die aan een minderjarige van wie hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, hetzij enig geschrift, enige afbeelding of enig voorwerp, aanstotelijk voor de eerbaarheid, hetzij enig middel tot voorkoming of enig middel tot verstoring van zwangerschap aanbiedt, blijvend of tijdelijk afstaat, in handen geeft of vertoont, indien de inhoud van het geschrift of indien de afbeelding, het voorwerp of het middel hem bekend zijn. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die in tegenwoordigheid van een minderjarige als bedoeld in het voorgaande lid, de inhoud van een geschrift aanstotelijk voor de eerbaarheid, indien deze hem bekend is, ten gehore brengt. Met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft hij die aan een minderjarige als bedoeld in het eerste lid hetzij enig geschrift, enige afbeelding of enig voorwerp, aanstotelijk voor de eerbaarheid, hetzij enig middel tot voorkoming of een middel tot verstoring van zwangerschap aanbiedt, blijvend of tijdelijk afstaat, in handen geeft of vertoont, dan wel de inhoud van een geschrift, aan-stotelijk voor de eerbaarheid, in tegenwoordigheid van een minderjarige als bedoeld in het eerste lid, ten gehore brengt, indien hij ernstige reden heeft om te vermoeden, dat het geschrift, de afbeelding of het voorwerp aanstotelijk voor de eerbaarheid is, of dat het middel een middel tot voorkoming of tot verstoring van zwangerschap is.
Artikel 293-203
Indien de schuldige een der in de artikelen 291 en 292 omschreven misdrijven in zijn beroep begaat en er tijdens het plegen van het misdrijf nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling wegens een dier misdrijven te zijnen opzichte onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 294-204
Vervallen.
Artikel 295
Hij die door geweld of bedreiging met geweld een vrouw dwingt met hem buiten echt vleselijke gemeenschap te hebben, wordt, als schuldig aan verkrachting, gestraft met gevangenis-straf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel 296
Hij die buiten echt vleselijke gemeenschap heeft met een vrouw van wie hij weet dat zij in staat van bewusteloosheid of onmacht verkeert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.
Artikel 297
Hij die vleselijke gemeenschap heeft met een meisje beneden de leeftijd van twaalf jaren, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel 298-205
Hij die buiten echt vleselijke gemeenschap heeft met een vrouw die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van veertien jaren heeft bereikt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren. Vervolging heeft, buiten de gevallen van de artikelen 301 en 304 niet plaats dan op klachte.
Artikel 299
Hij die door geweld of bedreiging met geweld iemand dwingt tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, wordt, als schuldig aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.
Artikel 300
Hij die met iemand van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid of onmacht verkeert of met iemand beneden de leeftijd van veertien jaren ontuchtige handelingen pleegt of laastgemelde tot het plegen of dulden van zodanige handelingen of buiten echt, van vleselijke gemeenschap met een derde verleidt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 301
Indien een der in de artikelen 296 en 298-300 omschreven misdrijven zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren opgelegd. Indien een der in de artikelen 295-300 omschreven misdrijven de dood ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren opgelegd.
Artikel 302-206
De meerderjarige die met een minderjarige van hetzelfde geslacht, wiens minderjarigheid hij kent of redelijkerwijs moet vermoeden, ontucht pleegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
Artikel 303-207
Hij die door giften of beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding een minderjarige van onbesproken gedrag, wiens minderjarigheid hij kent of redelijkerwijs moet vermoeden, opzettelijk beweegt ontuchtige handelingen met hem te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren. Vervolging heeft niet plaats dan op klachte van hem tegen wie het misdrijf is gepleegd. De termijnen bedoeld, in artikel 91, belopen voor deze klachte onderscheidenlijk zes en twaalf maanden.
Artikel 304-208
Hij die ontucht pleegt met zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Met dezelfde straf wordt gestraft:
1o. de ambtenaar die ontucht pleegt met een persoon aan zijn gezag onderworpen of aan zijn waakzaamheid toevertrouwd of aanbevolen;
2o. de bestuurder, geneeskundige, onderwijzer, beambte, opzichter of bediende in een gevangenis, opvoedingsgesticht, weeshuis, ziekenhuis, krankzinnigengesticht of instelling van weldadigheid, die ontucht pleegt met een persoon daarin opgenomen.
Artikel 305-209
Wordt gestraft:
1o. met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren, hij die het plegen van ontucht door zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte met een derde opzettelijk teweegbrengt of bevordert;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, hij die, buiten de gevallen genoemd onder 1o., het plegen van ontucht door een minderjarige wiens minderjarigheid hij kent of redelijkerwijs moet vermoeden, met een derde opzettelijk teweegbrengt of bevordert. Indien de schuldige van het plegen van het misdrijf een beroep of gewoonte maakt, kunnen de straffen met een derde worden verhoogd.
Artikel 306-210
Hij die van het opzettelijk teweegbrengen of bevorderen van ontucht door anderen met derden een beroep of een gewoonte maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste duizend gulden.
Artikel 307-211
Vrouwenhandel en handel in minderjarigen van het mannelijk geslacht wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.
Artikel 308-212
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 290, 295-300 en 302-307 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken. Indien de schuldige aan een der misdrijven, in de artikelen 302-307 omschreven, het misdrijf in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 309-213
Hij die opzettelijk een vrouw in behandeling neemt of een behandeling doet ondergaan, te kennen gevende of de verwachting opwekkende, dat daardoor zwangerschap kan worden ver-stoord, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste drieduizend gulden. Indien de schuldige uit winstbejag heeft gehandeld, van het plegen van het misdrijf een beroep of een gewoonte maakt, of geneeskundige, vroedvrouw of artsenijbereider is, kunnen de straffen met een derde worden verhoogd. Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 310
Met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden wordt gestraft:
1o. hij die aan iemand die in kennelijke staat van dronkenschap verkeert bedwelmende drank verkoopt of toedient;
2o. hij die een kind beneden de leeftijd van zestien jaren opzettelijk dronken maakt;
3o. hij die iemand door geweld of bedreiging met geweld dwingt tot het gebruik van bedwelmende drank. Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren. Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 311
Hij die een onder zijn wettig gezag staand kind beneden de leeftijd van twaalf jaren aan een ander afstaat of overlaat, wetende dat het tot of bij het uitoefenen van bedelarij, van gevaarlijke kunstverrichtingen of van gevaarlijke of de gezondheid ondermijnende arbeid zal worden gebruikt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 312-214
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden wordt gestraft:
1o. hij die, zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, opzettelijk aan een dier pijn of letsel veroorzaakt of de gezondheid van een dier benadeelt;
2o. hij die, zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, opzettelijk aan een dier dat geheel of ten dele aan hem toebehoort en onder zijn opzicht staat of aan een dier tot welks onderhoud hij verplicht is, het nodige levensonderhoud onthoudt. Het dier kan, indien het de schuldige toebehoort, worden verbeurd verklaard. Poging tot dit misdrijf is niet strafbaar.
Artikel 313-215
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste zesduizend gulden wordt gestraft, hij die anders dan krachtens vergunning ingevolge artikel 1 van de Wet Hazardspelen:
1o. het opzettelijk aanbieden of geven van gelegenheid tot harzardspel als bedrijf uitoefent of opzettelijk in een onderneming daartoe deelneemt;
2o. opzettelijk het publiek gelegenheid tot hazardspel aanbiedt of geeft of opzettelijk in een onderneming daartoe deelneemt, onverschillig of het gebruik maken van die gelegenheid al dan niet van enige voorwaarde of van de inachtneming van enige vorm afhankelijk is gesteld;
3o. het deelnemen aan hazardspel als bedrijf uitoefent. Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet. Onder hazardspel wordt verstaan elk spel, waarbij in het algemeen de kans op winst van het toeval afhangt, ook wanneer die kans toeneemt met de meerdere geoefendheid of de grotere behendigheid van de speler. Daaronder worden begrepen alle kansovereenkomsten over de uitslag van wedstrijden of verdere spelen, welke niet tussen hen die daaraan deelnemen zijn gesloten, zomede alle weddenschappen. Daaronder worden niet begrepen loterijen naar de daarvan bij het eerste lid van artikel 1 der Loterijwet 1939 gegeven omschrijving.
TITEL XV VERLATING VAN HULPBEHOEVENDEN
Artikel 314
Hij die opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens een wet of een overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengt of laat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 314-a216
Hij die, onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld zijnde om aan iemand onderhoud te verschaffen of om een bepaald bedrag te betalen voor het onderhoud en de opvoeding van een minderjarig kind, hiermede opzettelijk geheel of gedeeltelijk gedurende een tijdsverloop van tenminste twee maanden in gebreke is gebleven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste duizend gulden.
Artikel 314-b217
Hij, aan wiens schuld te wijten is, dat hij, bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld zijnde om aan iemand onderhoud te verschaffen of om een bepaald bedrag te betalen voor het onderhoud en de opvoeding van een minderjarig kind, hiermede geheel of gedeeltelijk gedurende een tijdsverloop van tenminste twee maanden in gebreke is gebleven, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste vijfhonderd gulden.
Artikel 315
Hij die een kind beneden de leeftijd van zeven jaren te vondeling legt, of, met het oogmerk om er zich van te ontdoen, verlaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden.
Artikel 316
Indien een der in de artikelen 314 en 315 omschreven feiten zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden. Indien een dezer feiten de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Artikel 317
Indien de schuldige aan het in artikel 315 omschreven misdrijf de vader of de moeder is, kunnen te zijnen aanzien de in de artikelen 315 en 316 bepaalde straffen met een derde worden verhoogd.
Artikel 318
Indien de moeder, onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar bevalling, haar kind kort na de geboorte te vondeling legt of, met het oogmerk om er zich van te ontdoen, verlaat, wordt het maximum der in de artikelen 315 en 316 vermelde straffen tot de helft verminderd.
Artikel 319
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 315-318 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 4 vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XVI BELEDIGING
Artikel 320-218
Hij die opzettelijk iemands eer of goede naam aanrandt door telastelegging van een bepaald feit, met het kenlijk doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, wordt, als schuldig aan smaad, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Indien dit geschiedt door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen, of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore wordt gebracht, wordt de dader, als schuldig aan smaadschrift, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Noch smaad noch smaadschrift bestaat voor zover de dader klaarblijkelijk heeft gehandeld in het algemeen belang of tot noodzakelijke verdediging.
Artikel 321
Hij die het misdrijf van smaad of smaadschrift pleegt ingeval het bewijs der waarheid van het te laste gelegde feit is toegelaten, wordt, indien hij dat bewijs niet levert en de telastelegging tegen beter weten is geschied, als schuldig aan laster, gestraft met gevangennisstraf van ten hoogste drie jaren. Ontzetting van de in artikel 46 No. 1-3 vermelde rechten kan worden uitgesproken.
Artikel 322
Het bewijs der waarheid van het te laste gelegde feit wordt alleen toegelaten in de volgende gevallen:
1o. wanneer de rechter het onderzoek naar de waarheid nodig acht ter beoordeling van de bewering van de beklaagde dat hij in het algemeen belang of tot noodzakelijke verdediging gehandeld heeft;
2o. wanneer aan een ambtenaar een feit begaan in de uitoefening zijner bediening wordt te laste gelegd.
Artikel 323
Het in artikel 322 bedoeld bewijs is niet toegelaten, indien het te laste gelegde feit niet dan op klachte kan worden vervolgd en geen klachte is gedaan.
Artikel 324
Indien de beledigde aan het te laste gelegde feit bij rechterlijk gewijsde onherroepelijk is schuldig verklaard, is veroordeling wegens laster uitgesloten. Indien hij van het te laste gelegde feit bij rechterlijk gewijsde onherroepelijk is vrijgesproken, wordt dat gewijsde als volkomen bewijs der onwaarheid van het feit aangemerkt. Indien tegen de beledigde wegens het hem te laste gelegde feit een strafvervolging is aangevangen, wordt de vervolging wegens laster geschorst totdat bij gewijsde onherroepelijk over het te laste gelegde feit is beslist.
Artikel 325-219
Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, iemand hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, hetzij in zijn tegen-woordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding aangedaan, wordt, als eenvoudige belediging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 326
De in de voorgaande artikelen van deze Titel bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening zijner bediening.
Artikel 327
Hij die opzettelijk tegen een bepaald persoon bij de overheid een valse klachte of aangifte schriftelijk inlevert of in geschrift doet brengen, waardoor de eer of goede naam van die persoon wordt aangerand, wordt, als schuldig aan lasterlijke aanklacht, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. Ontzetting van de in artikel 46 No. 1-3 vermelde rechten kan worden uitgesproken.
Artikel 328
Hij die opzettelijk door enige handeling een ander valselijk onder verdenking brengt enig strafbaar feit te hebben gepleegd, wordt, als schuldig aan lasterlijke verdachtmaking, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. Ontzetting van de in artikel 46 No. 1-3 vermelde rechten kan worden uitgesproken.
Artikel 329
Belediging, strafbaar krachtens deze Titel, wordt niet vervolgd dan op klachte van hem tegen wie het misdrijf is gepleegd, behalve in het geval van artikel 326.
Artikel 330
Hij die ten aanzien van een overledene een feit pleegt dat, ware deze nog in leven, als smaadschrift of smaad zou zijn gekenmerkt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Dit misdrijf wordt niet vervolgd dan op klachte hetzij van een der bloedverwanten of aangehuwden van de overledene in de rechte linie of zijlinie tot de tweede graad, hetzij van zijn echtgenoot.
Artikel 331-220
Hij die een geschrift of afbeelding van beledigende of voor een overledene smadelijke inhoud, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat de inhoud van het geschrift of de afbeelding van zodanige aard is, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt. Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet. De misdrijven worden niet vervolgd dan op klachte van de in artikel 329 en het tweede lid van artikel 330 aangewezen personen, behalve in het geval dat het geschrift of de afbeelding een belediging inhoudt, gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening zijner bediening.
TITEL XVII SCHENDING VAN GEHEIMEN
Artikel 332
Hij die opzettelijk enig geheim, hetwelk hij, uit hoofde van zijn hetzij tegenwoordig hetzij vroeger ambt of beroep, verplicht is te bewaren, bekend maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden. Indien dit misdrijf tegen een bepaald persoon gepleegd is, wordt het slechts vervolgd op diens klachte.
Artikel 333-221
Hij die opzettelijk aangaande een onderneming van handel of nijverheid bij welke hij werkzaam is of geweest is, bijzonderheden waarvan hem geheimhouding is opgelegd, bekend maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die het bij artikel 135, tweede lid, van het Surinaams Wetboek van Koophandel gesteld verbod opzettelijk overtreedt. Geen vervolging heeft plaats dan op klachte van het bestuur der onderneming.
TITEL XVIII MISDRIJVEN TEGEN DE PERSOONLIJKE VRIJHEID
Artikel 334
Hij die voor eigen of vreemde rekening slavenhandel drijft of opzettelijk daaraan middellijk of onmiddellijk deelneemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel 335
Hij die als schipper dienst neemt of dienst doet op een vaartuig, wetende dat het tot het drijven van slavenhandel bestemd is, of het daartoe gebruikende, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren. Indien het vervoer de dood van een of meer slaven ten gevolge heeft, wordt de schipper gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
Artikel 336
Hij die als schepeling dienst neemt op een vaartuig, wetende dat het tot het drijven van slavenhandel bestemd is of gebruikt wordt, of vrijwillig in dienst blijft na die bestemming of dit gebruik te hebben vernomen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Artikel 337
Hij die voor eigen of vreemde rekening middellijk of onmiddellijk medewerkt tot het verhuren, vervrachten of verzekeren van een vaartuig, wetende dat het tot het drijven van slavenhandel bestemd is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.
Artikel 338
Hij die iemand uit de plaats van diens inwoning of van diens tijdelijk verblijf wegvoert, met het oogmerk om hem wederrechtelijk onder zijn of eens anders macht te brengen of om hem in hulpeloze toestand te verplaatsen, wordt, als schuldig aan mensenroof, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel 339
Hij die opzettelijk een minderjarige onttrekt aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren wordt opgelegd, indien list, geweld of bedreiging met geweld is gebezigd, of indien de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is.
Artikel 340
Hij die opzettelijk een minderjarige die onttrokken is of zich onttrokken heeft aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoe-fent, verbergt of aan de nasporing van de ambtenaren der justitie of politie onttrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of, indien de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 341-222
Als schuldig aan schaking wordt gestraft:
1o. met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, hij die een minderjarige vrouw, zonder de wil van haar ouders of voogden, doch met haar toestemming wegvoert, met het oogmerk om zich haar bezit in of buiten echt te verzekeren;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, hij die een vrouw door list, geweld of bedreiging met geweld wegvoert, met het oogmerk om zich haar bezit in of buiten echt te verzekeren. Geen vervolging heeft plaats dan op klachte. De klachte geschiedt:
a. indien de vrouw tijdens de wegvoering minderjarig is, hetzij door haar zelve, hetzij door iemand wiens toestemming zij tot het aangaan van een huwelijk behoeft of, indien een zodanige toestemming niet is vereist, door haar wettelijke vertegenwoordiger in burgerlijke zaken;
b. indien zij tijdens haar wegvoering meerderjarig is, hetzij door haar zelve, hetzij door haar echtgenoot. Indien de schaker met de weggevoerde een huwelijk heeft gesloten, heeft geen veroordeling plaats, dan nadat de nietigheid van het huwelijk is uitgesproken.
Artikel 342
Hij die opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft of beroofd houdt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden. Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren. De in dit artikel bepaalde straffen zijn ook van toepassing op hem die opzettelijk tot de wederrechtelijke vrijheidsroving een plaats verschaft.
Artikel 343
Hij aan wiens schuld te wijten is dat iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd wordt of beroofd blijft, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met hechtenis van ten hoogste negen maanden. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar.
Artikel 344
Met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden wordt gestraft:
1o. hij die een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen die ander, hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden;
2o. hij die een ander door bedreiging met smaad, smaadschrift of valse aanklacht dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden. In het geval onder No. 2 omschreven, wordt het misdrijf niet vervolgd dan op klachte van hem tegen wie het gepleegd is.
Artikel 345
Bedreiging met openlijk geweld met verenigde krachten tegen personen of goederen, met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht, met verkrachting, met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling of met brandstichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren. Indien deze bedreiging schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde geschiedt, wordt zij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
Artikel 345-a223
Degene die opzettelijk mondeling, door gebaren, bij geschrift of afbeelding zich jegens een persoon uit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 346
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 334-342 en in het tweede lid van artikel 345 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XIX MISDRIJVEN TEGEN HET LEVEN GERICHT
Artikel 347
Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
Artikel 348
Doodslag gevolgd, vergezeld of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelve of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, wordt gestraft met de doodstraf, met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 349
Hij die opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan moord, gestraft met de doodstraf, met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 350
De moeder die, onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar bevalling, haar kind bij of kort na de geboorte opzettelijk van het leven berooft, wordt, als schuldig aan kinderdoodslag, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 351
De moeder die, ter uitvoering van een onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar aanstaande bevalling genomen besluit, haar kind bij of kort na de geboorte opzettelijk van het leven berooft, wordt, als schuldig aan kindermoord, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Artikel 352
De in de artikelen 350 en 351 omschreven misdrijven worden ten aanzien van anderen, die er aan deelnemen, als doodslag of als moord aangemerkt.
Artikel 353
Hij die een ander op zijn uitdrukkelijk en ernstig verlangen van het leven berooft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel 354
Hij die opzettelijk een ander tot zelfmoord aanzet, hem daarbij behulpzaam is of hem de middelen daartoe verschaft, wordt, indien de zelfmoord volgt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 355
De vrouw die opzettelijk de afdrijving of de dood van haar vrucht veroorzaakt of door een ander laat veroorzaken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 356
Hij die opzettelijk de afdrijving of de dood der vrucht van een vrouw zonder haar toestemming veroorzaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren. Indien het feit de dood van de vrouw ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
Artikel 357
Hij die opzettelijk de afdrijving of de dood der vrucht van een vrouw met haar toestemming veroorzaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden. Indien het feit de dood van de vrouw ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 358
Indien een geneeskundige, vroedvrouw of artsenijbereider medeplichtig is aan het misdrijf in artikel 355 of schuldig of medeplichtig aan een der misdrijven in de artikelen 356 en 357 omschreven, kunnen de in die artikelen bepaalde straffen met een derde worden verhoogd, en kan hij van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaat worden ontzet.
Artikel 359
Bij veroordeling wegens doodslag, wegens moord of wegens een der in de artikelen 353, 356 en 357 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XX MISHANDELING
Artikel 360
Mishandeling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Met mishandeling wordt gelijkgesteld opzettelijke benadeling der gezondheid. Poging tot dit misdrijf is niet strafbaar.
Artikel 361
Mishandeling gepleegd met voorbedachten rade wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Artikel 362
Hij die aan een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengt, wordt, als schuldig aan zware mishandeling, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren.
Artikel 363
Zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
Artikel 364
De in de artikelen 360-363 bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd:
1o. ten aanzien van de schuldige die het misdrijf begaat tegen zijn moeder, zijn wettige vader, zijn echtgenoot of zijn kind;
2o. indien het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening zijner bediening;
3o. indien het misdrijf wordt gepleegd door toediening van voor het leven of de gezondheid schadelijke stoffen.
Artikel 365
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 361 en 363 omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken.
Artikel 366
Zij die opzettelijk deelnemen aan een aanval of vechterij waarin onderscheiden personen zijn gewikkeld, worden, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de bijzondere door hem bedreven feiten, gestraft:
1o. met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, indien de aanval of vechterij alleen zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, indien de aanval of vechterij iemands dood ten gevolge heeft.
TITEL XXI VEROORZAKEN VAN DE DOOD OF VAN LICHAMELIJK LETSEL DOOR SCHULD
Artikel 367-224
Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar.
Artikel 368-225
Hij aan wiens schuld te wijten is dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt of zodanig lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening zijner ambts- of beroepsbezigheden ontstaat, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste negen maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 369
Indien de in deze Titel omschreven misdrijven worden gepleegd in de uitoefening van enig ambt of beroep, kan de straf met een derde worden verhoogd, kan ontzetting worden uitgesproken van de uitoefening van het beroep waarin het misdrijf is gepleegd en kan de rechter de openbaarmaking zijner uitspraak gelasten.
TITEL XXII DIEFSTAL EN STROPERIJ
Artikel 370
Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste zestig gulden.
Artikel 371
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren wordt gestraft:
1o. diefstal van vee uit de weide;
2o. diefstal bij gelegenheid van brand, ontploffing, watersnood, schipbreuk, stranding, spoorwegongeval, oproer, muiterij of oorlogsnood;
3o. diefstal bij nacht in een woning of op een bij een woning behorend erf, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
4o. diefstal door twee of meer verenigde personen;
5o. diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming, van valse sleutels, van een valse order of een vals kostuum. Indien de in No. 3 omschreven diefstal vergezeld gaat van een der in No. 4 en 5 vermelde omstandigheden, wordt gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren opgelegd.
Artikel 372-226
Met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren wordt gestraft diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zich zelve of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. Gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren wordt opgelegd:
1o. indien het feit wordt gepleegd hetzij bij nacht in een woning of op een bij een woning behorend erf, hetzij op een openbare land- of waterweg, hetzij in een spoortrein die in beweging is;
2o. indien het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3o. indien de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak of inklimming, van valse sleutels, van een valse order of een vals kostuum;
4o. indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft. Gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren wordt opgelegd; indien het feit de dood ten gevolge heeft.
Artikel 373
Bij veroordeling wegens diefstal kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken.
Artikel 374
Hij die, zonder geweld of bedreiging met geweld tegen personen, geheel of ten dele aan een ander toebehorende klei, bagger, zand, aarde, grind, puin, mestspecien, zoden, plaggen, heide, helm, wier, riet, biezen, troelie, mos, onbewerkt en niet vervoerd hak- of sprokkelhout, ongeplukte of afgevallen boomvruchten of bladeren, te veld staand gras of te veld staande of na de oogst achtergebleven veldvruchten wegneemt, met het oogmerk om zich die voorwerpen wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan stroperij, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden of geldboete van ten hoogste zestig gulden. Indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan gevangenisstraf van ten hoogste acht maanden worden opgelegd.
Artikel 375
Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste zestig gulden wordt gestraft:
1o. stroperij gepleegd met behulp van vaartuigen, wagens, trek- of lastdieren;
2o. stroperij gepleegd onder een of meer der in artikel 371 No. 2-5 vermelde omstandigheden. Ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten kan worden uitgesproken.
Artikel 376
Indien de dader van of medeplichtige aan een der in deze Titel omschreven misdrijven de niet van tafel en bed of van goederen gescheiden echtgenoot is van hem tegen wie het misdrijf is gepleegd, is de strafvervolging tegen die dader of die medeplichtige uitgesloten. Indien hij zijn van tafel en bed of van goederen gescheiden echtgenoot is of zijn bloed- en aanverwant, hetzij in de rechte linie, hetzij in de tweede graad der zijlinie, heeft de vervolging, voor zover hem betreft, alleen plaats op een tegen hem gerichte klachte van degene tegen wie het misdrijf is gepleegd.
TITEL XXIII AFPERSING EN AFDREIGING
Artikel 377
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld of bedreiging met geweld iemand dwingt hetzij tot de afgifte van enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoort, hetzij tot het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld, wordt, als schuldig aan afpersing, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren. De bepalingen van het tweede of derde lid van artikel 372 zijn op dit misdrijf van toepassing.
Artikel 378
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging hetzij met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim hetzij met klachte of aangifte van een strafbaar feit bij de overheid, iemand dwingt hetzij tot de afgifte van enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoort, hetzij tot het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld, wordt, als schuldig aan afdreiging, gestraft met gevangenis-straf van ten hoogste drie jaren. Dit misdrijf wordt niet vervolgd dan op klachte van hem tegen wie het gepleegd is.
Artikel 379
De bepaling van artikel 376 is op de in deze Titel omschreven misdrijven van toepassing.
Artikel 380
Bij veroordeling wegens een der in deze Titel omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XXIV VERDUISTERING
Artikel 381
Hij die opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft, wederrechtelijk zich toeëigent, wordt, als schuldig aan verduistering, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste zestig gulden.
Artikel 382
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of van zijn beroep, of tegen geldelijke vergoeding onder zich heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
Artikel 383
Verduistering gepleegd door hem wie het goed uit noodzaak in bewaring is gegeven, of door voogden, curators, bewindvoerders, uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen of beheerders van instellingen van weldadigheid of van stichtingen, ten opzichte van enig goed dat zij als zodanig onder zich hebben, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.
Artikel 384
De bepaling van artikel 376 is op de in deze Titel omschreven misdrijven van toepassing.
Artikel 385
Bij veroordeling wegens een der in deze Titel omschreven misdrijven, kan de rechter de openbaarmaking zijner uitspraak gelasten en ontzetting uitspreken van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten. Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
TITEL XXV BEDROG
Artikel 386
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van enig goed of tot het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld, wordt, als schuldig aan oplichting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 387-227
Hij die een beroep of een gewoonte maakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 388
Hij die door listige kunstgrepen de verzekeraar in dwaling brengt ten opzichte van omstandigheden tot de verzekering betrekking hebbende, zodat deze een overeenkomst sluit die hij niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten, indien hij de ware staat van zaken gekend had, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 389-228
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander, ten nadele van de verzekeraar of van de wettige houder van een bodemerijbrief, wederrechtelijk te bevoordelen, brand sticht of een ontploffing teweegbrengt in enig tegen brandgevaaar verzekerd goed, of een vaartuig of luchtvaartuig dat verzekerd is of waarvan de lading of de te verdienen vrachtpenningen zijn verzekerd, of waarop bodemerijpenningen zijn geschoten, doet zinken, stranden of verongelukken, vernielt, onbruikbaar maakt of beschadigt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
Artikel 390-229
Hij die, om het handels- of bedrijfsdebiet van zichzelve of van een ander te vestigen, te behouden of uit te breiden, enige bedriegelijke handeling pleegt tot misleiding van het publiek of van een bepaald persoon, wordt, indien daaruit enig nadeel voor concurrenten van hem of van die ander kan ontstaan, als schuldig aan oneerlijke mededinging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste negen honderd gulden.
Artikel 390-bis230
1. Hij die, anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking of optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift of belofte aanneemt en dit aannemen in strijd met de goede trouw verzwijgt tegenover zijn werkgever of lastgever, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste honderdduizend gulden.
2. Met gelijke straf wordt gestraf hij die aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking of optreedt als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift of belofte doet van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze de gift of belofte in strijd met de goede trouw zal verzwijgen tegenover zijn werkgever of lastgever.
3. Bij veroordeling terzake van een der in de leden 1 en 2 omschreven feiten kunnen tevens de in de leden 2 en 3 van artikel 69 genoemde verplichtingen worden opgelegd, indien het feit is begaan door of jegens een niet in overheidsdienst werkzame werknemer of lasthebber, die een functie uitoefent waarmede een openbaar balang is gemoeid.
Artikel 391
Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar wordt gestraft de verkoper die de koper bedriegt:
1o. door hem die een bepaald aangewezen voorwerp kocht, opzettelijk iets anders daarvoor in de plaats te leveren;
2o. ten opzichte van de aard, de hoedanigheid of de hoeveelheid van het geleverde, door het aanwenden van listige kunstgrepen.
Artikel 392-231
De houder van een cognossement, die opzettelijk over verschillende exemplaren daarvan onder bezwarende titel beschikt ten behoeve van verschillende verkrijgers, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 393
Hij die eet- of drinkwaren of geneesmiddelen verkoopt, te koop aanbiedt of aflevert, wetende dat zij vervalst zijn en die vervalsing verzwijgende, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. Eet- of drinkwaren of geneesmiddelen zijn vervalst, wanneer door bijmenging van vreemde bestanddelen hun waarde of hun bruikbaarheid verminderd is.
Artikel 394
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren wordt gestraft de aannemer of de bouwmeester van enig werk of de verkoper van bouwmaterialen, die bij de uitvoering van het werk of de levering der materialen enige bedriegelijke handeling pleegt, ten gevolge waarvan de veiligheid van personen of goederen, of de veiligheid van de Staat in tijd van oorlog kan worden in gevaar gebracht. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met het opzicht over het werk of over de levering der materialen belast, de bedriegelijke handeling opzettelijk toelaat.
Artikel 395-232
Hij die, bij levering van benodigdheden ten dienste van de krijgsmacht, enige bedrieglijke handeling pleegt, ten gevolge waarvan de veiligheid van de Staat in tijd van oorlog kan worden in gevaar gebracht, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met het opzicht over de levering der goederen belast, de bedriegelijke handeling opzettelijk toelaat.
Artikel 396
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetgeen tot afbakening van grenzen dient, vernielt, verplaatst, verwijdert of onbruikbaar maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 397
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het verspreiden van een logenachtig bericht, de prijs van koopwaren, fondsen of geldswaardig papier doet stijgen of dalen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 398-233
Hij die, zich belastende met of zijn medewerking verlenende tot het plaatsen van schuldbrieven of certificaten van schuldbrieven van enige staat of openbare instelling of enig natuurlijk persoon, of van schuldbrieven of aandelen van enige bestaande of op te richten vereniging, stichting of vennootschap, of van certificaten van zodanige schuldbrieven of aandelen, het publiek tot inschrijving of deelneming tracht te bewegen door het opzettelijk verzwijgen of verminken van ware of voorspiegelen van valse feiten of omstandigheden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. Met dezelfde straf wordt gestraft de natuurlijke persoon of de bestuurder, beherende vennoot of commissaris van de vereniging, stichting of vennootschap, die het plegen van het feit opzettelijk toelaat.
Artikel 399-234
De koopman, de bestuurder, beherende vennoot of commissaris van een vennootschap of coöperatieve vereniging, die opzettelijk een onware staat of een onware balans, winst- en ver-liesrekening of toelichting op een van die stukken openbaar maakt of zodanige openbaarmaking opzettelijk toelaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 400-235
Hij die opzettelijk waren, welke zelve of op haar verpakking valselijk voorzien zijn van de naam of de firma van een ander, of van het merk, waarop een ander recht heeft, of van een merk, in hoofdzaak overeenkomende met dat waarop een ander recht heeft, of, ter aanduiding van herkomst, van de naam ener bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte naam of een verdichte firma of op welke of op wier verpakking, zodanige naam, firma of merk, zij het ook met een geringe afwijking, zijn nagebootst, in Suriname invoert zonder klaarblijkelijke bestemming om weder te worden uitgevoerd, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, uitdeelt of ten verkoop of ter uitdeling in voorraad heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden. Indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, worden de maxima van deze straffen verdubbeld.
Artikel 401
De bepaling van artikel 376 is op de in deze Titel omschreven misdrijven van toepassing.
Artikel 402
Bij veroordeling wegens een der in deze Titel omschreven misdrijven, kan de rechter de openbaarmaking zijner uitspraak gelasten en de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft. Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 386, 389, 394 en 395 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XXVI BENADELING VAN SCHULDEISERS OF RECHTHEBBENDEN
Artikel 403-236
De koopman die in staat van faillissement is verklaard of tot boedelafstand is toegelaten, wordt als schuldig aan eenvoudige bankbreuk, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar:
1o. indien zijn verteringen buitensporig zijn geweest;
2o. indien hij, met het oogmerk om zijn faillissement uit te stellen, wetende dat het daardoor niet kon worden voorkomen, op bezwarende voorwaarden geldopnemingen heeft gedaan;
3o. indien hij de boeken en bescheiden waarin hij ingevolge de artikelen 2 tot en met 4 van het Surinaams Wetboek van Koophandel aantekening gehouden heeft, en de geschriften, welke hij ingevolge die artikelen bewaard heeft, niet in ongeschonden staat te voorschijn brengt.
Artikel 404-237
De koopman die in staat van faillissement is verklaard of tot boedelafstand is toegelaten, wordt, als schuldig aan bedriegelijke bankbreuk, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien hij ter bedriegelijke verkorting van de rechten zijner schuldeisers:
1o. hetzij lasten verdicht heeft of verdicht hetzij baten niet verantwoord heeft of niet verantwoordt hetzij enig goed aan de boedel onttrokken heeft of onttrekt;
2o. enig goed hetzij om niet hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd;
3o. ter gelegenheid van zijn faillissement of op een tijdstip waarop hij wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één zijner schuldeisers op enige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt;
4o. niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het aantekening houden ingevolge artikel 2 van het Surinaams Wetboek van Koophandel, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en geschriften in artikel 4 van dat Wetboek bedoeld.
Artikel 405-238
De bestuurder of commissaris ener naamloze vennootschap of coöperatieve vereniging, welke in staat van faillissement is verklaard, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar:
1o. indien hij heeft medegewerkt of zijn toestemming gegeven tot enige handeling, in strijd met enige wettelijke bepaling van de akte van oprichting, waaraan de door de vennootschap of vereniging geleden verliezen geheel of grotendeels zijn te wijten;
2o. indien hij, met het oogmerk om het faillissement der vennootschap of vereniging uit te stellen, wetende dat het daardoor niet kon worden voorkomen, heeft medegewerkt of zijn toestemming gegeven tot het doen van geldopnemingen op bezwarende voorwaarden;
3o. indien aan hem te wijten is, dat aan de in artikel 2 van het Surinaams Wetboek van Koophandel omschreven verplichting niet is voldaan of dat de boeken en bescheiden, waarin volgens de artikelen 2 tot en met 4 van dat Wetboek aantekening gehouden is, en de geschriften, welke ingevolge die artikelen zijn bewaard, niet in ongeschonden staat worden te voorschijn gebracht.
Artikel 406-239
De bestuurder of commissaris ener naamloze vennootschap of coöperatieve vereniging, welke in staat van faillissement is verklaard, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien hij ter bedriegelijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de vennootschap of vereniging:
1o. hetzij lasten verdicht heeft of verdicht, hetzij baten niet verantwoord heeft of niet verantwoordt, hetzij enig goed aan de boedel onttrokken heeft of onttrekt;
2o. enig goed hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd;
3o. ter gelegenheid van het faillissement of op een tijdstip waarop hij wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één der schuldeisers op enige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt;
4o. niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het aantekening houden ingevolge artikel 2 van het Surinaams Wetboek van Koophandel, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en geschriften in artikel 4 van dat Wetboek bedoeld.
Artikel 407-240
Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden wordt gestraft hij die ter bedriegelijke verkorting van de rechten der schuldeisers:
1o. ingeval van boedelafstand of van faillissement, of in het vooruitzicht van het een of het ander, enig goed aan de boedel onttrekt of betaling aanneemt, hetzij van een niet opeisbare schuld hetzij van een opeisbare schuld, in het laatste geval wetende dat het faillissement van de schuldenaar reeds was aangevraagd of tengevolge van overleg met de schuldenaar;
2o. bij verificatie der schuldvorderingen ingeval van boedelafstand of van faillissement, een niet bestaande schuldvordering voorwendt of een bestaande tot een verhoogd bedrag doet gelden.
Artikel 408-241
De schuldeiser die tot een aangeboden gerechtelijk akkoord toetreedt tengevolge van een overeenkomst hetzij met de schuldenaar, hetzij met een derde, waarbij hij bijzondere voordelen heeft bedongen, wordt, in geval van aanneming van het akkoord, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar. Gelijke straf wordt in hetzelfde geval toegepast op de schuldenaar, of indien deze een vennootschap, maatschappij, vereniging of stichting is, op de bestuurder of commissaris die zodanige overeenkomst sluit.
Artikel 409-242
Hij die, zonder koopman te zijn, in staat van faillissement is verklaard, of tot boedelafstand is toegelaten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogte vier jaren en zes maanden, indien hij, ter bedriegelijke verkorting van de rechten zijner schuldeisers, hetzij lasten verdicht heeft of verdicht, hetzij baten niet verantwoord heeft of niet verantwoordt, hetzij enig goed aan de boedel onttrokken heeft of onttrekt, hetzij enig goed om niet of klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd, hetzij ter gelegenheid van zijn boedelafstand of faillissement, of op een tijdstip waarop hij wist, dat het één of het ander niet kon worden voorkomen, één zijner schuldeisers op enige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt.
Artikel 410-243
De bestuurder of commissaris ener naamloze vennootschap of coöperatieve vereniging die, buiten het geval van artikel 405, zijn medewerking heeft verleend of zijn toestemming gegeven tot enige handeling in strijd met enige wettelijke bepaling van de akte van oprichting, tengevolge waarvan de vennootschap of vereniging ernstig nadeel ondervindt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste tien duizend gulden.
Artikel 411
Hij die opzettelijk zijn eigen zaak of, ten hehoeve van de eigenaar, een hem niet toebehorende zaak onttrekt aan een ander die daarop een recht van pand, terughouding, vruchtge-bruik of gebruik heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden. De bepaling van artikel 376 is op dit misdrijf van toepassing.
Artikel 411- a244
1. Hij die zonder een daartoe gerechtigde titel zich op grond of land aan een ander toebehorende vestigt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van ten hoogste vijf duizend gulden.
2. Bij veroordeling van de schuldige tot straf, zal de rechter tevens een bevel tot ontruiming van de grond of het land geven.
Artikel 412-245
Hij die enig goed, dat hem toebehoort, doch waaraan bij overeenkomst een bepaalde bestemming ten behoeve van een ander is gegeven, en waarvoor door die ander gelden, geldswaarden of goederen zijn verschaft, ter bedriegelijke verkorting van de rechten van die ander aan deze bestemming onttrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren. Gelijke straf wordt toegepast op: 1o. de verbandgever die de hem krachtens een overeenkomst van landbouwlening onder bedrijfsverband door de verbandhouder voor zijn bedrijf verschafte gelden voor andere doeleinden dan voor het verbonden bedrijf aanwendt; 2o. de verbandgever die roerende goederen, blijkens de daarvoor door partijen bij de overeenkomst van landbouwlening onder bedrijfsverband opgemaakte staat, tot het voeren van het verbonden bedrijf bestemd, aan die bestemming onttrekt. De bepaling van artikel 376 is op dit misdrijf van toepassing.
Artikel 413-246
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 404, 406, 407, 409 en 412 omschreven misdrijven, kan de schuldige worden ontzet van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten. Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 403-409 omschreven misdrijven, kan openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak worden gelast.
TITEL XXVII VERNIELING OF BESCHADIGING VAN GOEDEREN
Artikel 414
Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevan-genisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Gelijke straf wordt toegepast op hem die opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doodt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt.
Artikel 415
Hij die opzettelijk en wederrechtelijk hetgeen tot afbakening der grenzen van erven of percelen dient, vernielt, verplaatst, verwijdert of onbruikbaar maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 416-247
Hij die spoorweg-, telegraaf-, telefoon- of electriciteitswerken, werken dienende tot waterkering of waterlozing, gas-, of waterleidingen of riolen, voor zover deze werken, leidingen of riolen ten algemene nutte gebezigd worden, opzettelijk en wederrechtelijk vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 417
Hij aan wiens schuld te wijten is dat enig in het vorig artikel bedoeld werk, leiding of riool vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt wordt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 418-248
Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw, vaartuig of luchtvaartuig dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt of onbruikbaar maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
Artikel 419
De bepaling van artikel 376 is op de in deze Titel omschreven misdrijven van toepassing.
Artikel 420
Indien een der in deze Titel omschreven misdrijven door twee of meer verenigde personen gepleegd wordt, kan de straf met een derde worden verhoogd.
TITEL XXVIII AMBTSMISDRIJVEN
Artikel 421
De bevelhebber der gewapende macht die weigert of opzettelijk nalaat, op de wettige vordering van het bevoegde burgerlijk gezag, de onder zijn bevel staande macht aan te wenden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 422
De ambtenaar die opzettelijk de bijstand der gewapende macht inroept tegen de uitvoering van wettelijke voorschriften, van wettige bevelen van het openbaar gezag of van rechterlijke uitspraken of bevelschriften, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Indien die uitvoering daardoor wordt verhinderd, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Artikel 423
De ambtenaar of een ander met enige openbare dienst voortdurend of tijdelijk belast persoon die opzettelijk geld, ongemunt goud of geldswaardig papier, dat hij in zijn bediening onder zich heeft, verduistert, of toelaat dat het door een ander weggenomen of verduisterd wordt, of die ander daarbij als medeplichtige ter zijde staat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 424
De ambtenaar of een ander met enige openbare dienst voortdurend of tijdelijk belast persoon die opzettelijk boeken of registers, uitsluitend bestemd tot controle van de administratie, valselijk opmaakt of vervalst, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 425
De ambtenaar of een ander met enige openbare dienst voortdurend of tijdelijk belast persoon die opzettelijk zaken bestemd om voor de bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen, akten, bescheiden of registers, welke hij in zijn bediening onder zich heeft, verduistert, vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, of toelaat dat zij door een ander worden weggemaakt, vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt, of die ander daarbij als medeplichtige ter zijde staat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden.
Artikel 426
De ambtenaar die een gift of belofte aanneemt, wetende dat zij hem gedaan wordt ten einde hem te bewegen om, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn bediening iets te doen of na te laten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 427
Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren wordt gestraft de ambtenaar:
1o. die een gift of belofte aanneemt, wetende dat zij hem gedaan wordt ten einde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten;
2o. die een gift aanneemt, wetende dat zij hem gedaan wordt ten gevolge van of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening is gedaan of nagelaten.
Artikel 428
De rechter die een gift of belofte aanneemt, wetende dat zij hem gedaan wordt ten einde invloed te oefenen op de beslissing van een aan zijn oordeel onderworpen zaak, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren. Indien die gift of belofte wordt aangenomen met het bewustzijn dat zij gedaan wordt om een veroordeling in een strafzaak te verkrijgen, wordt de rechter gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel429
De ambtenaar die door misbruik van gezag iemand dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 430
De ambtenaar die in de uitoefening zijner bediening, als verschuldigd aan hem zelf, aan een ander ambtenaar of aan enige openbare kas, vordert of ontvangt of bij een uitbetaling terughoudt hetgeen hij weet dat niet verschuldigd is, wordt, als schuldig aan knevelarij, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 431
De ambtenaar die, belast met de bewaking van iemand die op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van de vrijheid is beroofd, hem opzettelijk laat ontsnappen of bevrijdt of bij zijn bevrijding of zelfbevrijding behulpzaam is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. Indien de ontsnapping, bevrijding of zelfbevrijding aan zijn schuld te wijten is, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 432
Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren wordt gestraft:
1o. de ambtenaar met het opsporen van strafbare feiten belast, die opzettelijk niet voldoet aan de vordering om van een wederrechtelijke vrijheidsroving te doen blijken of daarvan aan de hogere macht opzettelijk niet onverwijld kennis geeft;
2o. de ambtenaar die, na in de uitoefening van zijn bediening kennis te hebben bekomen dat iemand op onwettige wijze van de vrijheid is beroofd, opzettelijk nalaat daarvan onverwijld kennis te geven aan een ambtenaar met het opsporen van strafbare feiten belast. De ambtenaar aan wiens schuld enig in dit artikel omschreven verzuim te wijten is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 433
Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar wordt gestraft het hoofd van een gesticht, bestemd tot opsluiting van veroordeelden, voorlopig aangehoudenen of gegijzelden, of van een openbaar opvoedingsgesticht of van een krankzinnigengesticht, die weigert te voldoen aan een wettige vordering om iemand, die in het gesticht is opgenomen, te vertonen, of om inzage te geven van het register van inschrijving of van de akte waarvan de inschrijving bij wet gevorderd wordt.
Artikel 434-249
De ambtenaar die, met overschrijding van zijn bevoegdheid of zonder inachtneming van de bij wet bepaalde vormen, hetzij in de woning of in het bij een woning behorend erf, hetzij in het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik of aan een ander toebehorend, diens ondanks binnentreedt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Met gelijke straf wordt gestraft de ambtenaar die, ter gelegenheid ener huiszoeking, met overschrijding van zijn bevoegdheid of zonder inachtneming van de bij wet bepaalde vormen, geschriften, boeken of andere papieren onderzoekt of in beslag neemt.
Artikel 435-250
De ambtenaar die, met overschrijding van zijn bevoegdheid, zich doet overleggen of in beslag neemt een aan enige openbare instelling van vervoer toevertrouwde brief, briefkaart, stuk of pakket, of een telegrafisch bericht dat zich in handen bevindt van een ambtenaar der telegrafie of van andere personen belast met de dienst van een ten algemene nutte gebezigde telegraafinrichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren. Dezelfde straf wordt opgelegd aan de ambtenaar die, met overschrijding van zijn bevoegdheid, zich door een ambtenaar der telefonie of door andere personen belast met de dienst van een ten algemene nutte gebezigde telefooninrichting, doet inlichten terzake van enig verkeer hetwelk door tussenkomst van die instelling is geschied.
Artikel 436
De ambtenaar van enige openbare instelling van vervoer die een aan zodanige instelling toevertrouwde brief, gesloten stuk of pakket opzettelijk en wederrechtelijk opent, daarvan inzage neemt of de inhoud aan een ander bekend maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden.
Artikel 437
De ambtenaar van enige openbare instelling van vervoer die een aan zodanige instelling toevertrouwde brief, briefkaart, stuk of pakket opzettelijk aan een ander dan de rechthebbende afgeeft, vernietigt, wegmaakt, zich toeëigent, of de inhoud wijzigt of enig daarin gesloten voorwerp aan een ander dan de rechthebbende afgeeft, vernietigt, wegmaakt of zich toeëigent, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren. Indien zodanig stuk of voorwerp geldswaarde heeft, wordt de toeëigening gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 438
De ambtenaar der telegrafie of enig ander persoon belast met het toezicht op of met de dienst van een ten algemene nutte gebezigde telegraafinrichting, wordt gestraft: 1o. met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden, indien hij de inhoud van een aan de telegrafie of aan zodanige inrichting toevertrouwd bericht opzettelijk en weder-rechtelijk aan een ander bekendmaakt of een telegram opzettelijk en wederrechtelijk opent, daarvan inzage neemt of de inhoud aan een ander bekendmaakt; 2o. met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren, indien hij een aan de telegrafie of aan zodanige inrichting toevertrouwd bericht of een telegram opzettelijk aan een ander dan de rechthebbende afgeeft, vernietigt, wegmaakt, zich toeëigent of de inhoud wijzigt.
Artikel 439-251
De ambtenaar der telefonie of enig ander persoon belast met het toezicht op of met de dienst van een ten algemene nutte gebezigde telefooninrichting, die de inhoud van een door tussenkomst van de telefonie of van zodanige inrichting gevoerd gesprek opzettelijk en wederrechtelijk aan een ander bekend maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden.
Artikel 440-252
De ambtenaar van enige openbare instelling van vervoer of der telegrafie of telefonie of enig ander in artikel 438 of artikel 439 bedoeld persoon die opzettelijk toelaat, dat een ander een der in de artikelen 436-439 vermelde feiten pleegt, of die ander daarbij als medeplichtige ter zijde staat, wordt gestraft met de straffen en naar de onderscheidingen in die bepalingen vastgesteld.
Artikel 441
De ambtenaar die opzettelijk deelneemt, middellijk of onmiddellijk, aan aannemingen of leverantiën waarover hem op het tijdstip der handeling geheel of ten dele het bestuur of toezicht is opgedragen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste twaalf honderd gulden.
Artikel 442
De ambtenaar van de burgerlijke stand die iemands huwelijk sluit, wetende dat deze daardoor een dubbel huwelijk aangaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. De ambtenaar van de burgerlijke stand die iemands huwelijk sluit, wetende dat daartegen enig ander wettig beletsel bestaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 443
Bij veroordelingen wegens een der in de artikelen 423, 427, 428, 430, 437, laatste lid en 442, eerste lid, omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 3 en 4 vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XXIX253 SCHEEPVAART- EN LUCHTVAARTMISDRIJVEN
Artikel 444-254
Als schuldig aan zeeroof wordt gestraft:
1o. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, hij die als schipper dienst neemt of dienst doet op een vaartuig, wetende dat het bestemd is of het gebruikende om in open zee daden van geweld te plegen tegen andere vaartuigen of tegen zich daarop bevindende personen of goederen, zonder door een oorlogvoerende mogendheid daartoe te zijn gemachtigd of tot de oorlogsmarine ener erkende mogendheid te behoren;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, hij die, bekend met deze bestemming of dit gebruik, als schepeling dienst neemt op zodanig vaartuig of vrijwillig in dienst blijft na daarmede bekend te zijn geworden. Met het gemis van machtiging wordt gelijkgesteld het overschrijden van de machtiging alsmede het voorzien van machtigingen afkomstig van tegen elkander oorlogvoerende mogendheden. Artikel 110 blijft buiten toepassing. Het in de vorige leden ten aanzien van de schipper en de schepeling bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de gezagvoerder onderscheidenlijk het lid van de bemanning van een luchtvaartuig. Onder vaartuig wordt in de vorige leden luchtvaartuigen en onder open zee het luchtruim daarboven begrepen.
Artikel 445-255
Indien de in artikel 444 omschreven daden van geweld de dood van een der zich op het aangevallen vaartuig of luchtvaartuig bevindende personen ten gevolge hebben, wordt de schipper of gezagvoerder en worden zij die aan de daden van geweld hebben deelgenomen, met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren gestraft.
Artikel 446-256
Hij die voor eigen of vreemde rekening een vaartuig of luchtvaartuig uitrust met de in artikel 444 omschreven bestemming, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel 447-257
Hij die voor eigen of vreemde rekening middellijk of onmiddellijk medewerkt tot het verhuren, vervrachten of verzekeren van een vaartuig of luchtvaartuig, wetende dat het de in artikel 444 omschreven bestemming heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.
Artikel 448-258
Hij die een Surinaams vaartuig opzettelijk in de macht van zeerovers brengt, wordt gestraft:
1o. indien hij de schipper is, met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren;
2o. in alle andere gevallen, met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Artikel 448-a259
Hij die een luchtvaartuig door geweld, bedreiging met geweld of vreesaanjaging in zijn macht brengt of houdt dan wel van zijn route doet afwijken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren. Indien twee of meer personen gezamenlijk of ten gevolge van samenspanning het feit plegen, of indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, dan wel het feit is gepleegd met het oogmerk om iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven of beroofd te houden, wordt gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren opgelegd. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren opgelegd.
Artikel 448-b260
Hij die opzettelijk een daad van geweld begaat tegen iemand, die zich aan boord van een luchtvaartuig tijdens de vlucht bevindt, wordt gestraft:
1º. met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is;
2º. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 448-c261
Hij die opzettelijk gegevens doorgeeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat zij onjuist zijn, wordt, indien daarvan gevaar voor een luchtvaartuig tijdens de vlucht te duchten is, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
Artikel 449-262
De opvarende van een Surinaams schip die zich wederrechtelijk van het schip meester maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 450-263
De schipper van een Surinaams schip die het schip aan de eigenaar of de rederij onttrekt en ten eigen bate gebruikt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden.
Artikel 451-264
Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren wordt gestraft de Surinamer die zonder vergunning van de Surinaamse regering een kaperbrief aanneemt, of als schipper dienst neemt of dienst doet op een vaartuig, wetende dat het zonder vergunning van de Surinaamse regering voor de kaapvaart bestemd is.
Artikel 452-265
De Surinamer die als schepeling dienst neemt op een vaartuig, wetende dat het zonder vergunning van de Surinaamse regering voor de kaapvaart bestemd is of gebruikt wordt, of vrijwillig in dienst blijft na die bestemming of dat gebruik te hebben vernomen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 453-266
De schipper van een Surinaams vaartuig die een scheepsverklaring doet opmaken, waarvan hij weet dat de inhoud in strijd is met de waarheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren. De schepeling die medewerkt tot het doen opmaken van een scheepsverklaring, waarvan hij weet, dat de inhoud in strijd is met de waarheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 454-267
Hij die ter voldoening aan het voorschrift van artikel 379 of van het vierde lid van artikel 382 van het Surinaams Wetboek van Koophandel een schriftelijke verklaring overlegt van welke hij weet, dat de inhoud in strijd is met de waarheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
Artikel 455-268
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft de schipper van een Surinaams schip, die, na de aanvang der monstering en vóór het einde zijner verbintenis, zich opzettelijk en wederrechtelijk aan het voeren van het schip onttrekt.
Artikel 456-269
Wordt gestraft, als schuldig aan desertie, met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar, de schepeling die zich in strijd met zijn verplichting uit de arbeidsovereenkomst onttrekt aan de dienst aan boord van een Surinaams schip, indien door de omstandigheden, waaronder hij handelde, gevaar voor het schip, de opvarenden of de lading te duchten was.
Artikel 457-270
De in artikel 456 bepaalde straf kan worden verdubbeld, indien twee of meer personen gezamenlijk of ten gevolge van samenspanning het misdrijf plegen.
Artikel 458-271
De reder, boekhouder of schipper van een Surinaams schip die een schepeling in dienst neemt, wetende dat er nog geen maand is verstreken sedert deze zich aan zijn verbintenis voor een Surinaams schip heeft onttrokken op de wijze in artikel 456 omschreven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd guldenNiet strafbaar is het feit indien de indienstneming buiten Suriname geschiedt met toestemming van de Surinaamse consul of, zo die er niet is, op verzoek van de plaatselijke overheid.
Artikel 459-272
De opvarende van een Surinaams schip die aan boord de schipper, of de schepeling die aan boord of in dienst een meerdere in rang feitelijk aanrandt, zich met geweld of bedreiging met geweld tegen hem verzet of hem opzettelijk van zijn vrijheid van handelen berooft, wordt, als schuldig aan insubordinatie, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren. De schuldige wordt gestraft:
1o. met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, indien het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
3o. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien zij de dood ten gevolge hebben.
Artikel 460
Insubordinatie gepleegd door twee of meer verenigde personen, wordt, als muiterij, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. De schuldige wordt gestraft:
1o. met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden, indien het door hem gepleegde misdrijf of de daarbij door hem gepleegde feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben; 3o. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien zij de dood ten gevolgde hebben.
Artikel 461-273
Hij die aan boord van een Surinaams schip tot muiterij op dat schip opruit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.
Artikel 462-274
Dienstweigering door twee of meer schepelingen van een Surinaams schip, gezamenlijk of tengevolge van samenspanning gepleegd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 463-275
De schepeling van een Surinaams schip die, na wegens dienstweigering disciplinair te zijn gestraft, bij zijn dienstweigering volhardt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden.
Artikel 464-276
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden wordt gestraft de opvarende van een Surinaams schip:
1o. die opzettelijk niet gehoorzaamt aan enig bevel des schippers in het belang van de veiligheid of tot handhaving van de orde en tucht aan boord gegeven;
2o. die, wetende dat de schipper van zijn vrijheid van handelen beroofd is, hem niet naar vermogen te hulp komt;
3o. die, kennis dragende van een voornemen tot het plegen van insubordinatie, opzettelijk nalaat daarvan tijdig aan de schipper kennis te geven. De onder No.3 vermelde bepaling is niet van toepassing indien de insubordinatie niet is gevolgd.
Artikel 465-277
De in de artikelen 449, 452, 456, 459-464 bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien de schuldige aan een der in die artikelen omschreven misdrijven scheepsofficier is.
Artikel 466-278
De schipper van een Surinaams schip die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen of zodanige bevoordeling te bedekken, hetzij het schip verkoopt, hetzij geld opneemt op het schip, het scheepstoebehoren of de scheepsvoorraad, hetzij goederen van de lading of van de scheepsvoorraad verkoopt of verpandt, hetzij verdichte schaden of uitgaven in rekening brengt, hetzij niet zorgt dat aan boord de vereiste dagboeken overeenkomstig de wettelijke voorschriften worden gehouden, hetzij bij het verlaten van het schip niet zorgt voor het behoud der scheepspapieren, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 467-279
De schipper van een Surinaams schip die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen of zodanige bevoordeling te bedekken van koers verandert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 468-280
De schipper van een Surinaams schip die, buiten noodzaak of in strijd met enig wettelijk voorschrift, gedurende de reis het schip verlaat, en ook aan zijn scheepsvolk daartoe last of vergunning geeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden.
Artikel 469-281
De schipper van een Surinaams vaartuig die, buiten noodzaak en buiten voorkennis van de eigenaar of de rederij, handelingen pleegt of gedoogt, wetende dat deze het vaartuig of de lading aan opbrenging, aanhouding of ophouding kunnen blootstellen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden. De opvarende die, buiten noodzaak en buiten voorkennis van de schipper, met gelijke wetenschap gelijke handelingen pleegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden.
Artikel 470-282
De schipper van een Surinaams schip die opzettelijk buiten noodzaak aan een opvarende niet verschaft datgene wat hij verplicht is hem te verschaffen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 471-283
De schipper van een Surinaams schip die opzettelijk buiten noodzaak of in strijd met enig wettelijk voorschrift goederen werpt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 472
Hij die lading, scheepsvoorraad of scheepsbehoefte aan boord van een vaartuig aanwezig, opzettelijk en wederrechtelijk vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 473-284
De schipper die de Surinaamse vlag voert, wetende dat hij daartoe niet gerechtigd is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 474-285
De schipper die opzettelijk door het voeren van enig onderscheidingsteken aan zijn vaartuig de schijn geeft alsof het een Surinaams oorlogsvaartuig of een staatsvaartuig ware, of een loodsvaartuig in Surinaamse wateren of zeegaten dienstdoende, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 475-286
Hij die buiten noodzaak op een Surinaams schip optreedt als schipper, stuurman of machinist, wetende dat hij ingevolge wettelijk voorschrift daartoe onbevoegd is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden.
Artikel 476-287
De schipper van een Surinaams schip die zonder geldige reden weigert te voldoen aan een vordering van het bevoegde gezag om tegen behoorlijke vergoeding een verdachte of veroor-deelde benevens de tot zijn zaak betrekkelijke geschriften en stukken van overtuiging aan boord te nemen, wordt gestraft met gevangisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 477-288
De schipper van een Surinaams schip die een verdachte of veroordeelde, die hij op een vordering van het bevoegde gezag aan boord genomen heeft, opzettelijk laat ontsnappen of be-vrijdt, of bij zijn bevrijding of zelfbevrijding behulpzaam is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. Indien de ontsnapping, bevrijding of zelfbevrijding aan zijn schuld is te wijten, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 478-289
De schipper van een Surinaams vaartuig, die de op hem rustende verplichting tot hulpverlening, als zijn schip bij een aanvaring betrokken is geweest, opzettelijk niet nakomt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 479
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 444-450, 466 en 467 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XXX BEGUNSTIGING
Artikel 480-290
Hij, die opzettelijk enig door misdrijf verkregen voorwerp koopt, huurt, inruilt, in pand neemt, als geschenk aanneemt of uit winstbejag verkoopt, verhuurt, verruilt, in pand geeft, vervoert, bewaart of verbergt, wordt, als schuldig aan heling gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste zes duizend gulden. Dezelfde straf wordt opgelegd aan hem die opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen voorwerp voordeel trekt.
Artikel 481-291
Hij die een gewoonte maakt van het opzettelijk kopen, inruilen, in pand nemen of verbergen van door misdrijf verkregen voorwerpen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 482-292
Hij, die enig voorwerp koopt, huurt, inruilt, in pand neemt, als geschenk aanneemt of uit winstbejag verkoopt, verhuurt, verruilt, in pand geeft, vervoert, bewaart of verbergt, wordt, indien aan zijn schuld te wijten is dat zijn handeling een door misdrijf verkregen voorwerp betreft, ge-straft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste één jaar of geldboete van ten hoogste zes duizend gulden. Dezelfde straf wordt opgelegd aan hem die uit de opbrengst van enig voorwerp voordeel trekt, indien aan zijn schuld te wijten is, dat zijn handeling een door misdrijf verkregen voorwerp betreft.
Artikel 483-293
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 480-482 omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken en kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft.
Artikel 484-294
Hij die enig geschrift of enige afbeelding uitgeeft van strafbare aard, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien:
1o. de dader noch bekend is, noch op de eerste aanmaning na de rechtsingang is bekendgemaakt;
2o. de uitgever wist of moest verwachten, dat de dader op het tijdstip der uitgave strafrechtelijk niet vervolgbaar of buiten Suriname gevestigd zou zijn.
Artikel 485-295
Hij die enig geschrift of enige afbeelding drukt van strafbare aard, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien:
1o. de persoon op wiens last het stuk gedrukt in noch bekend is, noch op de eerste aanmaning na de rechtsingang is bekendgemaakt;
2o. de drukker wist of moest verwachten, dat de persoon op wiens last het stuk gedrukt is, op het tijdstip der uitgave strafrechtelijk niet vervolgbaar of buiten Suriname gevestigd zou zijn.
Artikel 486
Indien de aard van het geschrift of de afbeelding een misdrijf oplevert dat alleen op klachte vervolgbaar is, kan de uitgever of drukker in de gevallen der beide voorgaande artikelen alleen vervolgd worden op klachte van hem tegen wie dat misdrijf gepleegd is.
TITEL XXXI BEPALINGEN OVER HERHALING VAN MISDRIJF AAN VERSCHILLENDE TITELS GEMEEN
Artikel 487-296
De in de artikelen 143, 226, 260-263, 268-275, 278-282, 370-372, 375, 377, 378, 381-383, 386-395, 404, 406, 407, 409, 423, 425, 430, 437, laatste lid, 466, 480 en 481 bepaalde gevangenisstraf kan met een derde worden verhoogd, indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert de schuldige hetzij een tegen hem wegens een der in die artikelen omschreven misdrijven uitgesproken gevangenisstraf, hetzij een wegens diefstal, verduistering, heling, het opzettelijk voordeel trekken uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen voorwerp of bedrog krachtens de militaire strafwetgeving opgelegde straf geheel of ten dele heeft ondergaan, of sedert die straf hem geheel is kwijtgescholden, of indien tijdens het plegen van het misdrijf het recht tot uitvoering dier straf nog niet is verjaard.
Artikel 488-297
De in de artikelen 149, 155, eerste lid, 156, 189, 233, 234, 347, 350, 351, 353, 356, 357, 360-363, 444, 445, 459 en 460 bepaalde gevangenisstraf alsmede de tijdelijke gevangenisstraf op te leggen krachtens de artikelen 128, 129, 155, tweede en laatste lid, 348 en 349, kan met een derde worden verhoogd, indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert de schuldige, hetzij een tegen hem wegens een der in die artikelen omschreven misdrijven uitgesproken gevangenisstraf, hetzij een wegens gewelddadig verzet tegen of mishandeling van meerderen of schildwachten, of van geweldenarijen tegen personen krachtens de militaire strafwetgeving opgelegde straf geheel of ten dele heeft ondergaan, of sedert die straf hem geheel is kwijtgescholden, of indien tijdens het plegen van het misdrijf het recht tot uitvoering dier straf nog niet is verjaard. Deze bepaling is ook van toepassing in de gevallen dat de doodstraf was opgelegd en deze door gratie in een andere straf veranderd of kwijtgescholden is.
Artikel 489-298
De in de artikelen 152-153, 157-159, 173-176, 320-331, 484 en 485 bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert de schuldige een tegen hem wegens een der in die artikelen omschreven misdrijven uitgesproken gevangenisstraf geheel of ten dele heeft ondergaan, of sedert die straf hem geheel is kwijtgescholden, of indien tijdens het plegen van het misdrijf het recht tot uitvoering dier straf nog niet is verjaard.
DERDE BOEK OVERTREDINGEN TITEL I
OVERTREDINGEN BETREFFENDE DE ALGEMENE VEILIGHEID VAN PERSONEN EN GOEDEREN
Artikel 490
Baldadigheid tegen personen of goederen, waardoor gevaar, nadeel of ongerief kan worden teweeggebracht, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste drie dagen of geldboete van ten hoogste dertig gulden.
Artikel 491
Met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden wordt gestraft:
1. hij die een dier aanhitst op een mens, op een dier dat bereden wordt of op een dier dat voor een rij- of voertuig gespannen is;
2. hij die een onder zijn hoede staand dier, wanneer het een mens, een dier dat bereden wordt of een dier dat voor een rij- of voertuig gespannen is, aanvalt, niet terughoudt;
3. hij die geen voldoende zorg draagt voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier.
Artikel 492
Hij die, belast met het toezicht over een krankzinnige, gevaarlijk voor zichzelve of voor anderen, deze zonder opzicht laat rondwaren, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 493-299
Hij die, terwijl hij in staat van dronkenschap verkeert, hetzij in het openbaar het verkeer belemmert of de orde verstoort, hetzij eens anders veiligheid bedreigt, hetzij enige handeling verricht waarbij, tot voorkoming van gevaar voor leven of gezondheid van derden, bijzondere omzichtigheid of voorzorgen worden vereist, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke of de in artikel 535 omschreven overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste twee weken.
Artikel 494
Hij die wederrechtelijk op de openbare weg een ander in zijn vrijheid van beweging belemmert of met een of meer anderen zich aan een ander tegen diens uitdrukkelijk verklaarde wil blijft opdringen of hem op hinderlijke wijze blijft volgen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 495
Met geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden wordt gestraft:
1o. hij die niet zorgt dat een door hem of op zijn last op een openbare weg gedane op- of uitgraving of een door hem of op zijn last op de openbare weg geplaatst voorwerp behoorlijk verlicht en van de gebruikelijke tekenen voorzien is;
2o. hij die bij een verrichting op of aan de openbare weg niet de nodige maatregelen neemt om voorbijgangers tegen mogelijk gevaar te waarschuwen;
3o. hij die iets plaatst op of aan, of werpt of uitgiet uit een gebouw op zodanige wijze dat door of ten gevolge daarvan iemand die van de openbare weg gebruik maakt, nadeel kan ondervinden;
4o. hij die op de openbare weg een rij-, trek- of lastdier laat staan, zonder de nodige voorzorgsmaatregelen tegen het aanrichten van schade te hebben genomen. Artikel 496 Hij die zonder verlof van het bevoegd gezag enige openbare land- of waterweg verspert of het verkeer daarop belemmert, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 497-300
Hij die zonder verlof van de Districts-Commissaris of van de door deze aangewezen ambtenaar, eigen onroerend goed of een eigen vaartuig in brand steekt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftig gulden. Deze bepaling is niet van toepassing op het buiten Paramaribo in brand steken van bomen of gewassen.
Artikel 498
Met hechtenis van ten hoogste zes weken of geldboete van ten hoogste vijftig gulden wordt gestraft:
1o. hij die zonder genoegzame voorzorg vuur op de zeestranden aanbrengt of achterlaat;
2o. hij die zonder genoegzame voorzorg vuur op terreinen van anderen, niet vallende onder die sub 1o. bedoeld, aanbrengt of achterlaat;
3o. hij die zonder genoegzame voorzorg vuur op eigen onbebouwd terrein aanbrengt of achterlaat. Onder eigen terrein wordt hier begrepen terrein waarvan hij door wie of op wiens last het vuur is aangebracht of achtergelaten, recht van gebruik of genot heeft.
4o. hij die zonder noodzaak vuur in of nabij beplantingen van anderen aanbrengt.
Artikel 499
Met geldboete van ten hoogste vijftig gulden wordt gestraft:
1o. hij die een vuurwapen afschiet, een vuurwerk ontsteekt of een vuur aanlegt op zo korte afstand van gebouwen of goederen dat daardoor brandgevaar kan ontstaan;
2o. hij die een luchtbol oplaat, waaraan brandende stoffen gehecht zijn. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden kan, in plaats van geldboete, hechtenis van ten hoogste tien dagen worden opgelegd.
TITEL II OVERTREDINGEN BETREFFENDE DE OPENBARE ORDE
Artikel 500-301
Hij, die op een van de openbare weg zichtbare plaats woorden of afbeeldingen stelt of gesteld houdt, die, als smalende Godslasteringen, voor godsdienstige gevoelens krenkend zijn, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 500 -bis302
Hij die deelneemt of geldelijke of andere steun verleent aan activiteiten, gericht op discriminatie van mensen wegens hun ras, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van ten hoogste tweehonderd gulden.
Artikel 500- ter303
Hij die, in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, bij het aanbieden van goederen of diensten, dan wel bij het gestand doen van een aanbod, iemand wegens zijn ras achterstelt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste eenhonderd gulden.
Artikel 501
Hij die zonder verlof van het bevoegd gezag een opneming doet, een tekening of beschrijving maakt van enig militair werk, of die openbaar maakt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 502-304
Met geldboete van ten hoogste vijftien gulden wordt gestraft:
1o. hij die burengerucht verwekt;
2o. hij die rumoer verwekt waardoor de nachtrust kan worden verstoord;
3o. hij die in de nabijheid van gebouwen voor een geoorloofde godsdienstoefening of voor de rechtspraak of de zitting der Staten bestemd, tijdens er dienst wordt gedaan of zitting wordt gehouden, rumoer maakt waardoor de dienst of de zitting kan worden verstoord.
Artikel 503-305
Met hechtenis van ten hoogste zes weken wordt gestraft:
1o. als schuldig aan bedelarij, hij die in het openbaar bedelt;
2o. als schuldig aan landloperij, hij die zonder middelen van bestaan rondzwerft;
3o. hij die als souteneur uit de ontucht van een vrouw voordeel trekt.
Artikel 504
Bedelarij of landloperij, gepleegd door drie of meer personen boven de leeftijd van zestien jaren, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden.
Artikel 505-306
Indien tijdens het plegen van een der in de twee vorige artikelen omschreven overtredingen nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van die overtredingen onherroepelijk is geworden, kan de straf worden verdubbeld.
Artikel 506-307
De schuldige aan één der in de drie vorige artikelen omschreven overtredingen kan bovendien, zo hij tot werken in staat is, met inachtneming overigens van het bepaalde bij de artikelen 56-63 tot plaatsing in een staatswerkinrichting worden veroordeeld voor ten hoogste drie jaren.
Artikel 507-308
Met geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden wordt gestraft;
1o. hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, een Surinaams ordeteken draagt;
2o. hij die zonder verlof van het bevoegde gezag, waar dit vereist wordt, een vreemd ordeteken, titel, rang of waardigheid aanneemt;
3o. hij die, door het bevoegd gezag naar zijn naam gevraagd, een valse naam opgeeft.
Artikel 508-309
Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, gebruik maakt van het Rode Kruis-teken of van de woorden "Rode Kruis" of "Kruis van Gèneve", of van daarmede door de wetten en gebruiken van de oorlog gelijkgestelde tekens of woorden, dan wel van tekens of woorden, die daarvan een nabootsing zijn, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 508-a310
Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden wordt gestraft hij die het wapen van het Zwitserse Eedgenootschap of een teken, hetwelk een nabootsing daarvan vormt gebruikt hetzij als fabrieks- of handelsmerk of als onderdeel van zulk een merk, hetzij met een doel, strijdig met de eerlijkheid in de handel, hetzij onder omstandigheden die het Zwitserse nationale gevoel zouden kunnen krenken.
Artikel 509-311
Hij die in het openbaar kledingstukken of opzichtige onderscheidingstekenen draagt of voert, welke uitdrukking zijn van een bepaald staatkundig streven, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twaalf dagen of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden.
Artikel 509a-312
Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, gebruik maakt van woorden, uitdrukkingen of kentekenen, die aanduiden of de indruk kunnen wekken, dat zijn optreden is bevorderd dan wel de steun of erkenning geniet vanwege Suriname, een buitenlandse mogendheid of vanwege een volkenrechtelijke organisatie wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 510-313
De bestuurder of commissaris van een naamloze vennootschap of een ander in haar dienst, die in strijd handelt met enig wettelijk voorschrift betreffende de vermelding van de naam, de plaats van vestiging of het kapitaal der vennootschap, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 511-314
De bestuurder van een naamloze vennootschap, die niet voldoet aan enige hem bij artikel 54 van het Surinaams Wetboek van Koophandel opgelegde verplichting betreffende het register van aandeelhouders, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden.
Artikel 512-315
De bestuurder van een naamloze vennootschap, die niet voldoet aan enige hem bij het Surinaams Wetboek van Koophandel opgelegde verplichting betreffende de openbaarmaking van enig besluit van aandeelhouders, het opmaken van de balans en de winst- en verliesrekening met toelichting, de openbaarmaking of nederlegging ter inzage van enig stuk, of de aankondiging van dergelijke nederlegging, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden.
Artikel 513
Hij die niet toegelaten tot de uitoefening van een beroep waartoe bij wet een toelating wordt gevorderd, buiten noodzaak dat beroep uitoefent, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Hij die, toegelaten tot de uitoefening van een beroep waartoe bij wet een toelating wordt gevorderd, buiten noodzaak in de uitoefening van dat beroep de grenzen zijner bevoegdheid overschrijdt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan, in plaats van de geldboete, in het geval van het eerste lid, hechtenis van ten hoogste twee maanden, in het geval van het tweede lid, hechtenis van ten hoogste een maand worden opgelegd.
Artikel 514-316
Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden wordt gestraft de goud- of zilversmid, kashouder, horlogemaker, rijwielhandelaar, uitdra-ger, opkoper of tagrijn:
1o. die geen doorlopend register houdt of in het door hem gehouden register niet onverwijld aantekening houdt van alle door hem gekochte, ingeruilde, als geschenk aangenomen of in pand, gebruik of bewaring genomen goederen, of daarin niet onverwijld vermeldt de koopprijs of andere voorwaarden van verkrijging, de namen en woonplaatsen dergenen van wie en dergenen uit wier handen de goederen zijn verkregen, of die nalaat dat register op eerste aanvrage ter inzage te vertonen aan de Districts-Commissaris of een door deze aangewezen ambtenaar;
2o. die enig voorschrift overtreedt door de President met betrekking tot het register uitgevaardigd.
Artikel 515-317
Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie duizend gulden wordt gestraft de goud- of zilversmid, kashouder, horlogemaker, rijwielhandelaar, uitdra-ger, opkoper, of tagrijn:
1o. die enig voorwerp koopt, inruilt, als geschenk aanneemt of in pand, gebruik of bewaring neemt van of uit handen van een kind dat de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
2o. die enig voorwerp koopt, inruilt, als geschenk aanneemt of in pand, gebruik of bewaring neemt van of uit handen van iemand van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij is opgenomen in een strafinrichting, opvoedingsgesticht, weeshuis, krankzinnigengesticht of instelling van weldadigheid;
3o. die enig voorwerp koopt, inruilt, als geschenk aanneemt of in pand, gebruik of bewaring neemt van of uit handen van een hem onbekend persoon, tenzij blijkt dat diens naam en woonplaats juist zijn opgegeven of dat de opgaven betreffende diens naam en woonplaats redelijkerwijs als juist mochten worden aanvaard;
4o. die nalaat behoorlijke voorzorgsmaatregelen te nemen of behoorlijk toezicht te oefenen of te doen oefenen, om te voorkomen dat een voor hem handelende persoon een feit begaat als onder No. 1-3 omschreven;
5o. voor of door wie enig voorwerp dat bij hem door of vanwege Justitie of politie met duidelijke omschrijving schriftelijk als door misdrijf aan de rechthebbende onttrokken of verloren is aangegeven, wordt gekocht, ingeruild, als geschenk aangenomen of in pand, gebruik of bewaring genomen;
6o. die aan een hem schriftelijk uitgereikte last door of vanwege de Districts-Commissaris tot het gedurende een daarbij aangegeven tijd, veertien dagen niet te boven gaande, bewaren of in bewaring geven van enig voorwerp dat hij onder zich heeft, of aan een hem bij die last gegeven aanwijzing geen gevolg geeft;
7o. die nalaat de van hem bij schriftelijke vordering door of vanwege de Districts-Commissaris gevraagde opgaven betreffende door hem gekochte, ingeruilde, als geschenk aange-nomen of in pand, gebruik of bewaring genomen goederen binnen de termijn bij de vordering -gesteld, naar waarheid te verschaffen. Dezelfde straf wordt opgelegd aan de voor een goud- of zilversmid, kashouder, horlogemaker, rijwielhandelaar, uitdrager, opkoper of tagrijn handelende persoon, die een feit be-gaat, als in het voorgaande lid onder No. 1-3 omschreven. De schuldige kan worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij de overtreding begaan heeft. Voor de toepassing van No. 3 van het eerste lid wordt een persoon als onbekend aangemerkt, indien degene die het voorwerp heeft gekocht, ingeruild, als geschenk aangenomen of in pand, gebruik of bewaring genomen, die persoon aan de Districts-Commissaris of een door deze aangewezen ambtenaar, op eerste aanvrage niet voldoende aanduidt.
Artikel 516-318
Hij die van opkopen een beroep of een gewoonte maakt zonder daarvan tevoren de Districts-Commissaris of een door deze aangewezen ambtenaar schriftelijk in kennis te hebben gesteld, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste twee duizend gulden.
Artikel 517-319
Hij die er zijn beroep van maakt aan personen nachtverblijf te verschaffen en geen doorlopend register houdt, of nalaat in dat register aan te tekenen of te doen aantekenen de namen, beroep of betrekking, woonplaats, dag van aankomst en van vertrek van de personen die een nacht in zijn huis hebben doorgebracht, of die nalaat dat register op aanvrage te vertonen, aan de Districts-Commissaris of aan de door deze aangewezen ambtenaar, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan, inplaats van de geldboete, hechtenis van ten hoogste zes dagen worden opgelegd.
Artikel 518-320
Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden wordt gestraft:
1o. hij die van een krijgsman beneden de rang van officier goederen behorende tot de kleding, uitrusting of wapening koopt, inruilt, als geschenk aanneemt, in pand, gebruik of bewaring neemt, of zodanige goederen voor een krijgsman beneden de rang van officier verkoopt, ruilt, ten geschenke, in pand, gebruik of bewaring geeft, zonder schriftelijke vergunning door of van wege de bevelvoerende officier afgegeven;
2o. hij die, een gewoonte makende van het kopen van zodanige goederen, de bij staatsbesluit gegeven voorschriften omtrent het daarvan te houden register niet naleeft. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een dezer overtredingen onherroepelijk is geworden, kunnen de straffen worden verdubbeld.
Artikel 519-321
Hij die drukwerken of stukken metaal in een vorm die ze op munt- of bankbiljetten, op muntspecien, op van staatsmerken voorziene gouden of zilveren werken of op postzegels doet gelijken, vervaardigt, verspreidt of ter verspreiding in voorraad heeft, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. De voorwerpen waarmede de overtreding plaats heeft, kunnen worden verbeurd verklaard.
Artikel 520-322
Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden wordt gestraft hij die de inhoud van hetgeen door middel van een onder zijn beheer staand of door hem gebruikt ontvangtoestel voor draadloze telegrafie of telefonie is opgevangen en, naar hij redelijkerwijs moet vermoeden, niet voor hem of voor het publiek bestemd is, hetzij aan een ander mededeelt, indien hij redelijkerwijs moet vermoeden, dat dan openlijke bekendmaking van de inhoud volgen zal en zodanige bekendmaking volgt, hetzij openlijk bekend maakt.
Artikel 521-323
Met hechtenis van ten hoogste drie maanden wordt gestraft:
1o. hij die, surseance van betaling verkregen hebbende, eigenmachtig daden verricht, waartoe de medewerking van bewindvoerders bij wet wordt gevorderd;
2o. de bestuurder of commissaris ener vennootschap, maatschappij, vereniging of stichting welke surseance van betaling verkregen heeft, die eigenmachtig daden verricht, waartoe de medewerking van bewindvoerders bij wet wordt gevorderd.
TITEL III OVERTREDINGEN BETREFFENDE HET OPENBAAR GEZAG
Artikel 522-324
Hij die, wettelijk als getuige, als deskundige, als eedsafnemer of als tolk opgeroepen, wederrechtelijk wegblijft, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste zestig gulden.
Artikel 523-325
Hij die, wettelijk als getuige, als deskundige of als tolk opgeroepen, weigert zich door de daartoe aangewezen eedsafnemer te doen bijstaan, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste zestig gulden.
Artikel 524
Hij die, in zaken van minderjarigen of onder curatele te stellen of gestelde personen of van hen die in een krankzinnigengesticht zijn opgenomen als bloedverwant, aangehuwde, echtgenoot, voogd of toeziende voogd, curator of toeziende curator, voor de rechter geroepen om te worden gehoord, noch in persoon noch, waar dit is toegelaten, door tussenkomst van een gemachtigde verschijnt, zonder geldige reden van verschoning, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste zestig gulden.
Artikel 525
Hij die, bij het bestaan van gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of bij ontdekking van een misdrijf op heterdaad, het hulpbetoon weigert dat de openbare macht van hem vordert en waartoe hij, zonder zich aan dadelijk gevaar bloot te stellen, in staat is, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Deze bepaling is, ingeval van gevorderd hulpbetoon bij ontdekking van een misdrijf op heter daad, niet van toepassing op hem die dat hulpbetoon weigert ten einde gevaar van vervol-ging te ontgaan of af te wenden van een zijner bloedverwanten of aangehuwden in de rechte linie, of in de tweede of derde graad der zijlinie, of van zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot.
Artikel 526
Hij die een bekendmaking, vanwege het bevoegd gezag in het openbaar gedaan,wederrechtelijk afscheurt, onleesbaar maakt of beschadigt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden.
Artikel 527-326
Hij die niet of niet behoorlijk voldoet aan de verplichting, opgelegd in artikel 381 in verband met artikel 380 van het Surinaams Wetboek van Koophandel, of aan een der verplich-tingen, opgelegd bij het krachtens het tweede lid van artikel 378 van dat Wetboek uitgevaardigd staatsbesluit wordt gestraft met geldboete van ten hoogste duizend gulden.
TITEL IV OVERTREDINGEN BETREFFENDE DE BURGERLIJKE STAAT
Artikel 528
Hij die niet voldoet aan een wettelijke verplichting tot aangifte aan de ambtenaar van de burgerlijke stand voor de registers van geboorte of overlijden, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 528-bis327
Hij die ingevolge art. 63 bis van het Surinaams Burgerlijk Wetboek verplicht is een geslachtsnaam en voornaam (voornamen) te kiezen, en zulks nalaat, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste een honderd gulden of hechtenis van ten hoogste veertien dagen.
Artikel 529
De bedienaar van de godsdienst die, voordat partijen hem hebben doen blijken dat haar huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken, enige godsdien-stige plechtigheid daartoe betrekkelijk verricht, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan, in plaats van de geldboete, hechtenis van ten hoogste twee maanden worden opgelegd.
TITEL V OVERTREDINGEN BETREFFENDE HULPBEHOEVENDEN
Artikel 530
Hij die, getuige van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een ander verkeert, nalaat deze die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zich zelf of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, verlenen of verschaffen kan, wordt, indien de dood van de hulpbehoevende volgt, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
TITEL VI OVERTREDINGEN BETREFFENDE DE ZEDEN
Artikel 531-328
Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden wordt gestraft:
1o. hij die in het openbaar of op een van de openbare weg zichtbare plaats ongekleed of niet voldoende gekleed verschijnt;
2o. hij die in het openbaar voor de eerbaarheid aanstotelijke woorden uit; 3o. hij die op een van de openbare weg zichtbare plaats voor de eerbaarheid aanstotelijke woorden of tekeningen stelt. De terreinen en fabrieken op de plantages en gronden worden als openbare plaatsen beschouwd.
Artikel 532-329
Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste tweehonderd gulden wordt gestraft:
1o. hij die op of aan plaatsen, voor openbaar verkeer bestemd, enig geschrift, waarvan de leesbaar gestelde titel, omslag of inhoud geschikt is om de zinnelijkheid van de jeugd te prikkelen, of enige afbeelding of enig voorwerp, geschikt om de zinnelijkheid van de jeugd te prikkelen, openlijk ten toon stelt, aanbiedt of aanslaat;
2o. hij die op of aan plaatsen, voor openbaar verkeer bestemd, de inhoud van enig geschrift, geschikt om de zinnelijkheid van de jeugd te prikkelen, openlijk ten gehore brengt. Met dezelfde straf wordt gestraft:
1o. hij die enig geschrift, enige afbeelding of enig voorwerp, geschikt om de zinnelijkheid van de jeugd te prikkelen, aan een minderjarige beneden de zestien jaren aanbiedt, blijvend of tijdelijk afstaat, in handen geeft of vertoont;
2o. hij die de inhoud van een zodanig geschrift in tegenwoordigheid van een minderjarige beneden de zestien jaren ten gehore brengt.
Artikel 533-330
Hij die hetzij enig middel tot voorkoming van zwangerschap openlijk ten toon stelt, hetzij zodanig middel of diensten ter voorkoming van zwangerschap openlijk of ongevraagd aanbiedt, of openlijk, of door verspreiding van enig geschrift ongevraagd, als verkrijgbaar aanwijst, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste twee honderd gulden.
Artikel 534-331
Hij die hetzij enig middel tot verstoring van zwangerschap openlijk ten toon stelt, hetzij openlijk of ongevraagd zodanig middel of diensten ter verstoring van zwangerschap aanbiedt of als verkrijgbaar aanwijst, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 535-332
Hij die zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevindt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke of de in artikel 493 omschreven overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste drie dagen of geldboete van ten hoogste dertig gulden. Bij tweede herhaling binnen een jaar nadat de eerste veroordeling wegens herhaling onherroepelijk geworden is, wordt hechtenis van ten hoogste twee weken opgelegd. Bij derde of volgende herhalingen gepleegd telkens binnen een jaar nadat de laatste veroordeling wegens tweede of volgende herhaling onherroepelijk geworden is, wordt hechtenis opgelegd van ten hoogste drie maanden en kan de schuldige daarenboven, zo hij tot werken in staat is, tot plaatsing in een staatswerkinrichting worden veroordeeld voor ten hoogste een jaar. In geval van herhaling van overtreding na te zijn geplaatst in een staatswerkinrichting, vangt de termijn van een jaar, bedoeld in de vorige zinsnede, aan op de dag van het ontslag uit de staatswerkinrichting.
Artikel 536
De verkoper van sterke drank of zijn vervanger die in de uitoefening van het beroep aan een kind beneden de zestien jaren sterke drank toedient of verkoopt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie weken of geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 537-333
Met hechtenis van ten hoogste acht dagen of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden wordt gestraft:
1o. hij die dieren arbeid doet verrichten, welke kenlijk hun krachten te boven gaat;
2o. hij die dieren nodeloos arbeid doet verrichten op pijnlijke of kwellende wijze;
3o. hij die kreupele, schurftige, gewonde of kenlijk drachtige of zogende dieren arbeid doet verrichten, waartoe zij uit hoofde van hun toestand ongeschikt zijn, of op pijnlijke of kwellende wijze;
4o. hij die dieren nodeloos vervoert of doet vervoeren op pijnlijke of kwellende wijze;
5o. hij die dieren vervoert of doet vervoeren, zonder hun het nodige levensonderhoud te verschaffen of te doen verschaffen;
6o. hij die dieren vervoert, laadt of lost dan wel doet vervoeren, laden of lossen op een wijze welke in strijd is met de bij staatsbesluit daaromtrent gestelde regelen. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een dezer overtredingen of wegens het in artikel 312 omschreven misdrijf onherroepelijk is geworden, kan hechtenis van ten hoogste veertien dagen worden opgelegd.
Artikel 538-334
Hij die gebruik maakt van een in strijd met de bepalingen van artikel 313 opengestelde gelegenheid tot hazardspel, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan, in plaats van de geldboete, hechtenis van ten hoogste een maand worden opgelegd.
Artikel 539-335
Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden wordt gestraft:
1o. hij die zijn tussenkomst verleent bij het aanbieden of gelegenheid geven tot hazardspel, waarvoor geen vergunning bedoeld in artikel 313 is verleend;
2o. hij die voorwerpen of stoffen in zijn bezit heeft, die klaarblijkelijk bestemd zijn of geweest zijn, al dan niet na enige bewerking, tot het plegen van enige overtreding van de artikelen 313 of 538 en van dit artikel sub 1o ; Indien tijdens het plegen van enige overtreding als in dit artikel bedoeld, nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een dezer overtredingen onherroepelijk is geworden kunnen de straffen worden verdubbeld.
Artikel 540-336
Vervallen.
Artikel 541
Hij die zijn bedrijf maakt van waarzeggen, voorspellen of dromenuitleggen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie dagen of geldboete van ten hoogste dertig gulden.
TITEL VII OVERTREDINGEN BETREFFENDE DE VELDPOLITIE
Artikel 542
Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, zijn niet uitvliegend pluimgedierte laat lopen in tuinen of op enige grond die bezaaid, bepoot of beplant is, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden.
Artikel 543
Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, vee laat lopen in tuinen, op enig weiland, op enige grond die, hetzij bezaaid, bepoot of beplant is, hetzij ter bezaaiïng, bepoting of beplanting is gereedgemaakt of waarvan de oogst nog niet is weggehaald, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.
Artikel 544
Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, loopt of rijdt op enige grond die bezaaid, bepoot of beplant is, of die ter bezaaiïng, bepoting of beplanting is gereed gemaakt of op enig weiland, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden.
Artikel 545
Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, over eens anders grond waarvan de toegang op een voor hem blijkbare wijze door de rechthebbende is verboden, loopt, rijdt of vee laat lopen, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden.
Artikel 546-337
Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich begeeft of ophoudt op een grond of plantage tegen de uitgedrukte en hem kennelijk geworden wil van de eigenaar, beheerder of gezagvoerder, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden.
TITEL VIII AMBTSOVERTREDINGEN
Artikel 547
De ambtenaar, bevoegd tot de uitgifte van afschriften of uittreksels van vonnissen, die zodanig afschrift of uittreksel uitgeeft alvorens het vonnis behoorlijk is ondertekend, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftig gulden.
Artikel 548-338
De ambtenaar die zonder verlof van het bevoegd gezag afschrift maakt of uittreksel neemt van geheime regeringsbescheiden of staatsstukken of die bekend maakt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 549-339
Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden wordt gestraft de gewezen ambtenaar die zonder verlof van het bevoegd gezag:
1o. regeringsbescheiden of staatsstukken onder zich houdt;
2o. afschriften maakt of uittreksels neemt van geheime regeringsbescheiden of staatsstukken of die bekendmaakt.
Artikel 550-340
Het hoofd van een gesticht, bestemd tot opsluiting van veroordeelden, voorlopig aangehoudenen of gegijzelden, van een landsopvoedingsgesticht of van een krankzinnigengesticht, die iemand in het gesticht opneemt of houdt, zonder zich het bevel van de bevoegde macht of de rechterlijke uitspraak te hebben laten vertonen, of die nalaat van deze opneming en van het bevel of de uitspraak op grond waarvan zij geschiedt, in zijn registers de vereiste inschrijving te doen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden.
Artikel 551
De ambtenaar van de burgerlijke stand die nalaat vóór de voltrekking van een huwelijk zich de bewijsstukken of verklaringen te laten geven die de burgerlijke wet vordert, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 552
De ambtenaar van de burgerlijke stand die in strijd handelt met enig voorschrift der burgerlijke wet omtrent de registers of de akten van de burgerlijke stand of omtrent de formaliteiten voor of bij de voltrekking van een huwelijk, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 553
De ambtenaar van de burgerlijke stand die nalaat een akte in de registers in te schrijven of een akte op een los blad schrijft, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 554
Met geldboete van ten hoogste honderd gulden wordt gestraft:
1o. de ambtenaar van de burgerlijke stand die nalaat aan het bevoegd gezag de opgaven te doen die enig wettelijk voorschrift van hem vordert;
2o. de ambtenaar die nalaat aan de ambtenaar van de burgerlijke stand de opgaven te doen die enig wettelijk voorschrift van hem vordert.
TITEL IX SCHEEPVAARTOVERTREDINGEN
Artikel 555-341
De schipper van een Surinaams vaartuig die vertrekt alvorens de bij wet vereiste monsterrol is opgemaakt en getekend, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 556
De schipper van een Surinaams vaartuig, die niet alle door of krachtens wettelijke bepalingen gevorderde scheepspapieren, boeken of bescheiden aan boord heeft, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 557-342
Met geldboete van ten hoogste driehonderd gulden wordt gestraft:
1o. de schipper van een Surinaams vaartuig die niet zorgt, dat aan boord van zijn vaartuig de bij wet vereiste dagboeken overeenkomstig de wettelijke worden gehouden of die dagboeken niet vertoont wanneer en waar de wet dit vordert;
2o. de schipper van een Surinaams vaartuig die het bij wet vereiste strafregister niet overeenkomstig de wettelijke voorschriften houdt of niet vertoont wanneer en waar een wet dit vordert;
3o. de schipper van een Surinaams vaartuig die, bij gemis van strafregister, nalaat de rechter de bij wet gevorderde mededelingen te doen;
4o. de reder, boekhouder of schipper van een Surinaams vaartuig die weigert aan belanghebbenden op hun aanvrage inzage of, tegen betaling van de kosten, afschrift te ver-strekken van de aan boord van het vaartuig gehouden dagboeken. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaar zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een dezer overtredingen onherroepelijk is geworden, kan, inplaats van de geldboete, hechtenis van ten hoogste twee maanden worden opgelegd.
Artikel 558
De schipper van een Surinaams vaartuig die niet voldoet aan zijn wettelijke verplichting betreffende de inschrijving en kennisgeving van geboorten of sterfgevallen, die gedurende een zeereis plaats hebben, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 559
De schipper of schepeling die niet in acht neemt de wettelijke voorschriften vastgesteld tot voorkoming van aanvaring of aandrijving, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 560-343
Vervallen.
Artikel 561-344
De schipper van een Surinaams vaartuig, die niet voldoet aan de verplichtingen, hem opgelegd in het tweede lid van artikel 456 van het Surinaams Wetboek van Koophandel, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 562-345
De reder en de schipper van een Surinaams vaartuig, aan boord waarvan personen als schepelingen werkzaam zijn in strijd met het verbod van artikel 506 van het Surinaams Wetboek van Koophandel, worden gestraft met geldboete van ten hoogste zestig gulden voor iedere persoon, die aldus werkzaam is.
Artikel 563-346
Hij die een cognossement, waarvan de afgifte in strijd is met het bepaalde in artikel 635 van het Surinaams Wetboek van Koophandel, ondertekent, alsmede degene voor wie hij dit overeenkomstig zijn bevoegdheid doet, wordt, indien daarop de afgifte volgt, gestraft met een geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.
Artikel 564-347
Hij die een reisbiljet, waarvan de afgifte in strijd is met het bepaalde in artikel 749 van het Surinaams Wetboek van Koophandel, ondertekent, alsmede degene voor wie hij dit overeenkomstig zijn bevoegdheid doet, wordt, indien de afgifte volgt, gestraft met een geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden. Met gelijke straf wordt gestraft hij, die in strijd met het bepaalde in artikel 749 van het Surinaams Wetboek van Koophandel een niet-ondertekend reisbiljet afgeeft, alsmede degene, voor wie hij dit overeenkomstig zijn bevoegdheid doet.
SLOTBEPALING
Artikel 565-348
Vervallen.
INHOUD349 WETBOEK VAN STRAFRECHT
EERSTE BOEK ALGEMENE BEPALINGEN
Titel I Omvang van de werking der strafwet................................ Artt. 1-8
Titel II Straffen…………………………………………................ Artt. 9-54
Titel III Uitsluiting, vermindering en verhoging der strafbaarheid.. Artt. 55-69
Titel IV Poging……………………………..................................... Artt. 70-71
Titel V Deelneming aan strafbare feiten ……………………….... Artt. 72-79
Titel VI Samenloop van strafbare feiten............................................ Artt. 80-88
Titel VII Indiening en intrekking der klachte bij misdrijven alleen op klachte vervolgbaar ............................................. Artt. 89-93
Titel VIII Verval van het recht tot strafvordering en van de straf....... Artt. 94-105
Titel IX Betekenis van sommige in het Wetboek voorkomende uitdrukkingen...................................................................... Artt. 106-126bis Slotbepaling ....................................................................... Art. 127
TWEEDE BOEK MISDRIJVEN
Titel I Misdrijven tegen de veiligheid van de staat..................... Artt. 128-145a
Titel II Misdrijven tegen de waardigheid van het Staatshoofd..... Artt. 146-154
Titel III Misdrijven tegen hoofden en vertegenwoordigers van bevriende staten……………............................................ Artt. 155-160
Titel IV Misdrijven betreffende de uitoefening van staatsplichten en staatsrechten …………………………....................... Artt. 161-168
Titel V Misdrijven tegen de openbare orde…………………….. Artt. 169-201
Titel VI Tweegevecht………………………………………........ Artt. 202-206
Titel VII Misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen wordt in gevaar gebracht……….. Artt. 207-228
Titel VIII Misdrijven tegen het openbaar gezag…………….......... Artt. 229-258
Titel IX Meineed……………………………………................... Art. 259
Titel X Valsheid in muntspeciën en munt- en bankbiljetten....... Artt. 260-267
Titel XI Valsheid in zegels en merken………………................. Artt. 268-277
Titel XII Valsheid in geschriften………………………………… Artt. 278-286
Titel XIII Misdrijven tegen de burgerlijke staat………………….. Artt. 287-289
Titel XIV Misdrijven tegen de zeden…………………………….. Artt. 290-313
Titel XV Verlating van hulpbehoevenden………………………. Artt. 314-319
Titel XVI Belediging…………………………………………….. Artt. 320-331
Titel XVII Schending van geheimen……………………………… Artt. 332-333
Titel XVIII Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid……………. Artt. 334-346
Titel XIX Misdrijven tegen het leven gericht…………………… Artt. 347-359
Titel XX Mishandeling…………………………………………. Artt. 360-366
Titel XXI Veroorzaken van de dood of van lichamelijk letsel door schuld…................................................................ Artt. 367-369
Titel XXII Diefstal en stroperij…………………………………... Artt. 370-376
Titel XXIII Afpersing en afdreiging………………………………. Artt. 377-380
Titel XXIV Verduistering…………………………………………. Artt. 381-385
Titel XXV Bedrog………………………………………………… Artt. 386-402 .
Titel XXVI Benadeling van schuldeisers of rechthebbenden……...... Artt. 403-413
Titel XXVII Vernieling of beschadiging van goederen……………… Artt. 414-420
Titel XXVIII Ambtsmisdrijven……………………………………….. Artt. 421-443
Titel XXIX Scheepvaart- en luchtvaartmisdrijven………………….. Artt. 444-479
Titel XXX Begunstiging……………………………………………. Artt. 480-486
Titel XXXI Bepalingen over herhaling van misdrijf aan verschillende titels gemeen…………………………….. Artt. 487-489
DERDE BOEK OVERTREDINGEN
Titel I Overtredingen betreffende de algemene veiligheid van personen en goederen…………………………........ Artt. 490-499
Titel II Overtredingen betreffende de openbare orde………….. Artt. 500-521
Titel III Overtredingen betreffende het openbaar gezag………... Artt. 522-527
Titel IV Overtredingen betreffende de burgerlijke staat………... Artt. 528-529
Titel V Overtredingen betreffende hulpbehoevenden…………. Art. 530
Titel VI Overtredingen betreffende de zeden…………………… Artt. 531-541
Titel VII Overtredingen betreffende de veldpolitie……………… Artt. 542-546
Titel VIII Ambtsovertredingen…………………………………… Artt. 547-554
Titel IX Scheepvaartovertredingen……………………………... Artt. 555-564
Slotbepaling…………………………………………… Art. 565 1
De resolutie van 28 februari 1948 (G.B. 1948 no. 23) publiceerde het Wetboek van Strafrecht in een doorlopende genummerde reeks. 2 Gew. bij G.B. 1938 no. 39. 3 Gew. bij G.B. 1922 no. 101, G.B. 1938 no. 39, G.B. 1964 no. 86, G.B. 1973 no. 74, S.B. 1984 no. 17. 4 Gew. bij G.B. 1926 no. 56, G.B. 1933 no. 94, G.B. 1938 no. 38, G.B. 1973 no. 74, S.B. 1984 no. 17. 5 Gew. bij G.B. 1933 no. 94, G.B. 1938 no. 39, G.B. 1945 no. 108. 6 Gew. bij G.B. 1938 no. 39. 7 Gew. bij G.B. 1922 no. 101, G.B. 1938 no. 39, G.B. 1971 no. 56, S.B. 1984 no. 17. 8 Gew. bij S.B. 2002 no. 67. 9Gew. bij G.B. 1944 no. 176, G.B. 1945 no. 108, S.B. 1984 no. 17. 10 Gew. bij S.B. 1979 no. 21. 11 Gew. bij G.B. 1953 no. 67. 12 Gew. bij S.B. 1979 no. 21. 13 Ingev. bij G.B. 1937 no. 1; Gew. bij G.B. 1943 no. 20, G.B. 1970 no. 39. 14 Ingev. bij G.B. 1937 no. 1; Gew. bij G.B. 1970 no. 39. 15 Ingev. bij G.B. 1937 no. 1. 16 Ingev. bij G.B. 1937 no. 1; Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 17 Ingev. bij G.B. 1937 no. 1; Gew. bij G.B. 1938 no. 37, G.B. 1970 no. 39; Zie Verbeterblad G.B. 1970 no. 71; Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 18 Ingev. bij G.B. 1937 no. 1; Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 19 Ingev. bij G.B. 1937 no. 1; Gew. bij G.B. 1970 no. 39, S.B. 1984 no. 17. 20 Ingev. bij G.B. 1937 no. 1; Gew. bij G.B. 1970 no. 39, S.B. 1984 no. 17. 21 Ingev. bij G.B. 1937 no. 1; Gew. bij G.B. 1938 no. 37, S.B. 1984 no. 17. 22 Ingev. bij G.B. 1937 no. 1; Gew. bij S.B. 1984 no. 17, S.B. 2002 no. 70. 23 Ingev. bij G.B. 1937 no. 1; Gew. bij G.B. 1938 no. 37, S.B. 1984 no. 17. 24 Ingev. bij G.B. 1938 no. 37; Gew. bij G.B. 1939 no. 69, S.B. 1984 no. 17. 25 Gew. bij G.B. 1926 no. 42, G.B. 1939 no. 68, S.B. 1980 no. 116. 26 Ingev. bij G.B. 1926 no. 42; Gew. bij G.B. 1939 no. 68, G.B. 1944 no. 177, G.B. 1970 no. 39, S.B. 1984 no. 17. 27 Ingev. bij G.B. 1926 no. 42; Gew. bij G.B. 1939 no. 68, S.B. 1980 no. 116. 28 Gew. bij G.B. 1926 no. 42, G.B. 1939 no. 68, S.B. 1980 no. 116, S.B. 1984 no. 17. 29 Gew. bij G.B. 1926 no. 42, S.B. 1979 no. 21, S.B. 1984 no. 17. 30 Gew. bij S.B. 2002 no. 67. 31 Gew. bij G.B. 1944 no. 177, S.B. 1984 no. 17. 32 Gew. bij S.B. 1979 no. 21. 33 Gew. bij S.B. 1979 no. 21. 34 Gew. bij S.B. 1979 no. 21. 35 Gew. bij 1926 no. 42, G.B. 1926 no. 100, G.B. 1935 no. 42, G.B. 1945 no. 108, S.B. 2002 no. 68. 36 Ingev. bij S.B. 2002 no. 67. 37 Ingev. bij S.B. 2002 no. 67. 38 Ingev. bij G.B. 1926 no. 100; Gew. en vernummerd bij G.B. 1935 no. 42. 39 Gew. bij G.B. 1926 no. 100, G.B. 1935 no. 42, S.B. 1984 no. 17. 40 Ingev. bij G.B. 1945 no. 108. 41 Ingev. bij G.B. 1944 no. 176; Gew. bij G.B. 1945 no. 108, S.B. 1984 no. 17. 42Ingev. bij S.B. 1980 no. 67; De Opiumwet vervalt bij de inwerkingtreding van de Wet Verdovende Middelen (S.B. 1998 no. 14). 43 Gew. bij G.B. 1945 no. 108, S.B. 2002 no. 67. Zie Verbeterblad G.B. 1945 no. 108. 44 Ingev. bij S.B. 2002 no. 67. 45 Ingev. bij S.B. 2002 no. 67. 46 Ingev. bij S.B. 2002 no. 67. 47 Ingev. bij G.B. 1945 no. 108. 48 Gew. bij G.B. 1926 no. 42, G.B. 1935 no. 42, G.B. 1945 no. 108. 49 Gew. bij G.B. 1939 no. 67, G.B. 1944 no. 176, S.B. 1984 no. 17. 50 Gew. bij G.B. 1938 no. 37, G.B. 1939 no. 67. 51 Ingev. bij S.B. 2002 no. 67. 52 Ingev. bij S.B. 2002 no. 67. 53 Ingev. bij S.B. 2002 no. 67. 54 Ingev. bij S.B. 2002. no. 67. 55 Ingev. bij S.B. 2002 no. 67. 56 Gew. bij G.B. 1945 no. 108, G.B. 1971 no. 154; Zie artikel 26 van de Rijwet (G.B. 1975 no. 81). 57 Gew. bij G.B. 1917 no. 67, G.B. 1945 no. 108; Zie Verbeterblad G.B. 1945 no. 108. 58 Gew. bij G.B. 1917 no. 67, G.B. 1945 no. 108; Zie Verbeterblad G.B. 1945 no. 108. 59 Gew. bij G.B. 1917 no. 67; Zie Verbeterblad G.B. 1945 no. 108. 60 Gew. bij G.B. 1917 no. 67, G.B. 1945 no. 108. 61 Gew. bij G.B. 1917 no. 67, G.B. 1945 no. 108. 62 Gew. bij G.B. 1917 no. 67, G.B. 1945 no. 108. 63 Gew. bij G.B. 1917 no. 67, G.B. 1945 no. 108. 64 Gew. bij G.B. 1917 no. 67, G.B. 1945 no. 108, S.B. 1984 no. 17. 65 Ingev. bij G.B. 1972 no. 62. 66 Gew. bij S.B. 1993 no. 35. 67 Gew. bij G.B. 1945 no. 108. 68 Gew. bij G.B. 1925 no. 73. 69Gew. bij G.B. 1945 no. 108. 70 Gew. Bij S.B. 2002 no. 68. 71 Gew. bij G.B. 1938 no. 39. 72 Gew. bij G.B. 1938 no. 39. 73 Gew. bij G.B. 1926 no. 56. 74 Gew. bij G.B. 1935 no. 42, G.B. 1945 no. 108. 75 Gew. bij G.B. 1935 no. 42, G.B. 1945 no. 108. 76 Gew. bij G.B. 1938 no. 39. 77 Ingev. bij G.B. 1939 no. 50. 78 Gew. bij G.B. 1939 no. 67, S.B. 1984 no. 17. 79 Gew. bij G.B. 1938 no. 37, G.B. 1945 no. 108, S.B. 2004 no. 105. 80 Gew. bij G.B. 1926 no. 56, G.B. 1944 no. 76. 81 Gew. bij G.B. 1915 no. 75, G.B. 1927 no. 20, G.B. 1939 no. 67, S.B. 1984 no. 17. 82 Ingev. bij G.B. 1970 no. 105; Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 83 Gew. bij G.B. 1938 no. 37. 84 Gew. bij G.B. 1945 no. 108; Zie Verbeterblad G.B. 1945 no. 108. 85 Ingev. bij G.B. 1945 no. 108. 86 Ingev. bij G.B. 1945 no. 108. 87 Gew. bij G.B. 1933 no. 94. 88 Gew. bij G.B. 1933 no. 94, S.B. 1984 no. 17. 89 Gew. bij G.B. 1945 no. 108, S.B. 1980 no. 116. 90 Gew. bij G.B. 1945 no. 108, S.B. 1984 no. 17. 91 Ingev. bij G.B. 1939 no. 50. 92 Gew. bij G.B. 1945 no. 108; Surinaamse Staatsregeling ingetrokken bij G.B. 1975 no. 170. 93 Ingev. bij G.B. 1936 no. 115. 94 Gew. bij G.B. 1938 no. 39, S.B. 1984 no. 17. 95 Ingev. bij G.B. 1973 no. 74. 96 Vervallen bij S.B. 1984 no. 17. 97 Ingev. bij G.B. 1973 no. 74. 98 Gew. bij G.B. 1915 no. 75. 99 Ingev. bij G.B. 1921 no. 75. 100 Ingev. bij G.B. 1923 no. 79. 101 Ingev. bij G.B. 1971 no. 154. 102 Gew. bij G.B. 1944 no. 177. 103 Gew. bij S.B. 1984 no. 17; Zie Verbeterblad S.B. 1984 no. 25. 104 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 105 Gew. bij G.B. 1933 no. 94. 106 Gew. bij G.B. 1933 no. 94. 107 Ingev. bij S.B. 1984 no. 17; Zie Verbeterblad S.B. 1984 no. 25. 108 Gew. bij G.B. 1933 no. 94, S.B. 1984 no. 17. 109 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 110 Ingev. bij G.B. 1933 no. 94; Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 111 Ingev. bij S.B. 1984 no. 17. 112 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 113 Gew. bij G.B. 1940 no. 4, S.B. 1984 no. 17. 114 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 115 Gew. bij G.B. 1943 no. 122. 116 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 117 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 118 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 119 Ingev. bij S.B. 1984 no. 17. 120 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 121 Vervallen bij S.B. 1984 no. 17. 122 Vervallen bij S.B. 1984 no. 17. 123 Vervallen bij S.B. 1984 no. 17. 124 Gew. bij S.B. 1984 no. 17; Zie Verbeterblad S.B. 1984 no. 25. 125 Vervallen bij S.B. 1984 no. 17. 126 Vervallen bij S.B. 1984 no. 17. 127 Gew. bij S.B. 1984 no. 17; Zie Verbeterblad S.B. 1984 no. 25. 128 Gew. bij G.B. 1939 no. 50, S.B. 1984 no. 17. 129 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 130 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 131 Gew. bij G.B. 1939 no. 50, S.B. 1984 no. 17. 132 Gew. bij G.B. 1938 no. 39. 133 Gew. bij G.B. 1938 no. 39. 134 Ingev. bij G.B. 1933 no. 94; Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 135 Ingev. bij G.B. 1933 no. 94; Gew. bij G.B. 1939 no. 50, S.B. 1984 no. 17. 136 Ingev. bij G.B. 1933 no. 94; Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 137 Ingev. bij G.B. 1933 no. 94; Gew. bij G.B. 1939 no. 50, S.B. 1984 no. 17; Zie Verbeterblad S.B. 1984 no. 25. 138 Ingev. bij G.B. 1939 no. 50; Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 139 Ingev. bij G.B. 1939 no. 50; Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 140 Ingev. bij G.B. 1939 no. 50; Gew. bij G.B. 1962 no. 135, G.B. 1971 no. 154. 141 Ingev. bij G.B. 1971 no. 154. 142 Ingev. bij G.B. 1939 no. 50; Gew. bij G.B. 1971 no. 154. 143 Ingev. bij G.B. 1959 no. 105; Gew. bij G.B. 1975 no. 160. 144 Ingev. bij G.B. 1959 no. 105; Gew. bij G.B. 1975 no. 160. 145 Gew. bij G.B. 1933 no. 94, G.B. 1939 no. 50. 146 Gew. bij G.B. 1933 no. 94, G.B. 1939 no. 50. 147 Ingev. bij G.B. 1933 no. 94. 148 Gew. bij G.B. 1939 no. 50. 149 Gew. bij G.B. 1939 no. 50. 150 Ingev. bij G.B. 1925 no. 73. 151 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 152 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 153 Gew. bij G.B. 1971 no. 154. 154 Gew. bij S.B. 2002 no. 69. 156 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 157 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 158 Gew. bij G.B. 1939 no. 51. 159 Ingev. bij G.B. 1939 no. 51. 160 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 161 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 162 Gew. bij G.B. 1917 no. 67, S.B. 1984 no. 17. 163 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 164 Ingev. bij G.B. 1923 no. 79. 165 Ingev. bij G.B. 1923 no. 79. 166 Gew. bij G.B. 1971 no. 56. 167 Gew. bij G.B. 1971 no. 56. 168 Gew. bij G.B. 1923 no. 79. 169 Gew. bij G.B. 1923 no. 79. 170 Gew. bij G.B. 1971 no. 56, G.B. 1973 no. 74. 171 Gew. bij G.B. 1971 no. 56, G.B. 1973 no. 74. 172 Gew. bij G.B. 1964 no. 86, G.B. 1973 no. 74. 173 Gew. bij G.B. 1964 no. 86, G.B. 1971 no. 56. 174 Gew. bij G.B. 1973 no. 74. 175 Gew. bij G.B. 1973 no. 74. 176 Gew. bij S.B. 2002 no. 67. 177 Gew. bij G.B. 1944 no. 103. 178 Gew. bij G.B. 1939 no. 67, G.B. 1944 no. 177. 179 Gew. bij G.B. 1938 no. 39. 57180 Gew. bij G.B. 1971 no. 56. 181 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 182 Gew. bij G.B. 1926 no. 56. 183 Gew. bij G.B. 1926 no. 56. 184 Gew. bij G.B. 1916 no. 10, G.B. 1926 no. 56, G.B. 1938 no. 39. 185 Gew. bij G.B. 1917 no. 67. 186 Gew. bij G.B. 1926 no. 56, G.B. 1938 no. 39. 187 Gew. bij G.B. 1926 no. 56. 188 Gew. bij G.B. 1926 no. 56, G.B. 1938 no. 38, G.B. 1939 no. 67. 189 Ingev. bij G.B. 1938 no. 38. 190 Gew. bij G.B. 1938 no. 38, S.B. 1984 no. 17. 191 Gew. bij G.B. 1938 no. 38, S.B. 1984 no. 17. 192 Ingev. bij G.B. 1945 no. 108. 193 Gew. bij G.B. 1938 no. 38, G.B. 1938 no. 39, S.B. 1984 no. 17. 194 Ingev. bij G.B. 1926 no. 56; Gew. bij G.B. 1972 no. 55, S.B. 1984 no. 17. 195 Gew. bij G.B. 1926 no. 56. 196 Gew. bij G.B. 1926 no. 56. 197 Gew. bij G.B. 1917 no. 67. 198 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 199 Gew. bij G.B. 1926 no. 56. 200 Gew. bij G.B. 1926 no. 56. 201 Gew. bij G.B. 1915 no. 75, G.B. 1928 no. 58, G.B. 1939 no. 50. 202 Ingev. bij G.B. 1915 no. 75; Gew. bij G.B. 1938 no. 36. 203 Ingev. bij G.B. 1928 no. 59. 204 Vervallen bij G.B. 1972 no. 62. 205 Gew. bij G.B. 1938 no. 36. 206 Ingev. bij G.B. 1915 no. 75. 207 Ingev. bij G.B. 1915 no. 75; Gew. bij G.B. 1938 no. 36 208 Gew. bij G.B. 1938 no. 36. 209 Gew. bij G.B. 1915 no. 75, G.B. 1938 no. 36. 210 Ingev. bij G.B. 1915 no. 75. 211 Ingev. bij G.B. 1915 no. 75; Gew. bij G.B. 1928 no. 58. 212 Gew. bij G.B. 1915 no.75, G.B. 1972 no. 62. 213 Ingev. bij G.B. 1915 no. 75. 214 Gew. bij G.B. 1929 no. 26. 215 Ingev. bij G.B. 1915 no. 75; Gew. bij G.B. 1939 no. 31, G.B. 1962 no. 114. 216 Ingev. bij G.B. 1957 no. 42. 217 Ingev. bij G.B. 1957 no. 42. 218 Gew. bij G.B. 1939 no. 50. 219 Gew. bij G.B. 1939 no. 50. 220 Gew. bij G.B. 1939 no. 50. 221 Gew. bij G.B. 1936 no. 115. 222 Gew. bij G.B. 1970 no. 37. 223 Ingev. bij S.B. 2002 no. 70. 224 Gew. bij G.B. 1945 no. 108. 225 Gew. bij G.B. 1945 no. 108. 226 Gew. bij G.B. 1915 no. 75. 227 Ingev. bij G.B. 1929 no. 25. 228 Gew. bij G.B. 1971 no. 56. 229 Ingev. bij G.B. 1915 no. 75. 230 Ingev. bij S.B. 1993 no. 35. 231 Ingev. bij G.B. 1936 no. 115. 232 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 233 Gew. bij G.B. 1936 no. 115, S.B. 1984 no. 17. 234 Gew. bij G.B. 1936 no. 115, G.B. 1939 no. 67, G.B. 1944 no. 177. 235 Gew. bij G.B. 1915 no. 75, G.B. 1931 no. 65, G.B. 1938 no. 39, G.B. 1939 no. 67. 236 Gew. bij G.B. 1915 no. 75, G.B. 1926 no. 41, G.B. 1939 no. 67. 237 Gew. bij G.B. 1915 no. 75, G.B. 1926 no. 41, G.B. 1939 no. 67. 238 Gew. bij G.B. 1926 no. 41, G.B. 1936 no. 115, G.B. 1939 no. 67, G.B. 1944 no. 177. 239 Gew. bij G.B. 1926 no. 41, G.B. 1939 no. 67, G.B. 1944 no. 177. 240 Gew. bij G.B. 1915 no. 75, G.B. 1944 no. 177. 241 Gew. bij G.B. 1935 no. 81. 242 Gew. bij G.B. 1915 no. 75, G.B. 1939 no. 67, G.B. 1944 no. 177. 243 Gew. bij G.B. 1936 no. 115, G.B. 1939 no. 67, G.B. 1944 no. 177. 244 Ingev. bij S.B. 1982 no. 19. 245 Ingev. bij G.B. 1915 no. 75; Zie Verbeterblad G.B. 1915 no. 75. 246 Gew. bij G.B. 1915 no. 75. 247 Gew. bij G.B. 1915 no. 75, G.B. 1923 no. 79, G.B. 1944 no. 177. 248 Gew. bij G.B. 1971 no. 56. 249 Gew. bij G.B. 1971 no. 154. 250 Gew. bij G.B. 1923 no. 79. 251 Ingev. bij G.B. 1923 no. 79. 252 Gew. bij G.B. 1923 no. 79. 253 Gew. bij G.B. 1971 no. 56. 254 Gew. bij G.B. 1973 no. 74. 255 Gew. bij G.B. 1973 no. 74. 256 Gew. bij G.B. 1973 no. 74. 257 Gew. bij G.B. 1973 no. 74. 258 Gew. bij G.B. 1915 no. 75, S.B. 1984 no. 17. 259 Ingev. bij G.B. 1971 no. 56; Gew. en vernummerd bij G.B. 1973 no. 74. 260 Ingev. bij G.B. 1973 no. 74. 261 Ingev. bij G.B. 1973 no. 74. 262 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 263 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 264 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 265 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 266 Ingev. bij G.B. 1936 no. 115; Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 267 Ingev. bij G.B. 1936 no. 115. 268 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 269 Gew. bij G.B. 1936 no. 115, S.B. 1984 no. 17. 270 Gew. bij G.B. 1936 no. 115, G.B. 1939 no. 67. 271 Gew. bij G.B. 1936 no. 115, G.B. 1938 no. 39, G.B. 1939 no. 67, S.B. 1984 no. 17. 272 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 273 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 274 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 275 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 276 Gew. bij G.B. 1936 no. 115, S.B. 1984 no. 17. 277 Gew. bij G.B. 1936 no. 115. 278 Gew. bij G.B. 1936 no. 115, S.B. 1984 no. 17. 279 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 280 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 281 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 282 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 283 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 284 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 285 Gew. bij G.B. 1938 no. 39, S.B. 1984 no. 17. 286 Gew. bij G.B. 1939 no. 67, S.B. 1984 no. 17. 287 Gew. bij G.B. 1938 no. 39, G.B. 1939 no. 67, S.B. 1984 no. 17. 288 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 289 Gew. bij G.B. 1915 no. 75, G.B. 1936 no. 115, G.B. 1984 no. 17. 290 Gew. bij G.B. 1921 no. 75. 291 Gew. bij G.B. 1921 no. 75. 292 Ingev. bij G.B. 1921 no. 75. 293 Ingev. bij G.B. 1921 no. 75. 294 Gew. bij G.B. 1938 no. 39. 295 Gew. bij G.B. 1938 no. 39. 296 Gew. bij G.B. 1917 no. 67, G.B. 1923 no. 6, G.B. 1926 no. 56, G.B. 1944 no. 177. 297 Gew. bij G.B. 1923 no. 6, S.B. 1984 no. 17. 298 Gew. bij G.B. 1944 no. 177, S.B. 1984 no. 17. 299 Gew. bij G.B. 1915 no. 75. 300 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 301 Ingev. bij G.B. 1939 no. 51. 302 Ingev. bij G.B. 1971 no. 154. 303 Ingev. bij G.B. 1971 no. 154. 304 Gew. bij G.B. 1938 no. 39. 305 Gew. bij G.B. 1915 no. 75. 306 Gew. bij G.B. 1915 no. 75. 307 Ingev. bij G.B. 1944 no. 176; Gew. bij G.B. 1945 no. 108, S.B. 1984 no. 17. 308 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 309 Ingev. bij G.B. 1915 no. 75; Gew. bij G.B. 1955 no. 75. 310 Ingev. bij G.B. 1949 no. 92. 311 Ingev. bij G.B. 1934 no. 63. 312 Ingev. bij G.B. 1972 no. 55; Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 313 Ingev. bij G.B. 1936 no. 115; Gew. en vernummerd bij G.B. 1938 no. 39. 314 Ingev. bij G.B. 1936 no. 115; Gew. en vernummerd bij G.B. 1938 no. 39. 315 Ingev. bij G.B. 1936 no. 115; Gew. en vernummerd bij G.B. 1938 no. 39. 316 Gew. bij G.B. 1921 no. 75, G.B. 1940 no. 166, S.B. 1984 no. 17. 317 Gew. bij G.B. 1921 no. 75, S.B. 1984 no. 17; Zie Verbeterblad S.B. 1984 no. 25. 318 Ingev. bij G.B. 1921 no. 75; Gew. bij S.B. 1984 no. 17; Zie Verbeterblad S.B. 1984 no. 25. 319 Gew. bij G.B. 1936 no. 115, S.B. 1984 no. 17. 320 Gew. bij G.B. 1936 no. 115. 321 Gew. bij G.B. 1926 no. 56, G.B. 1931 no. 87, S.B. 1984 no. 17. 322 Ingev. bij G.B. 1923 no. 79. 323 Gew. bij G.B. 1935 no. 81, G.B. 1939 no. 67. 324 Gew.bij G.B. 1944 no. 103. 325 Ingev. bij G.B. 1944 no. 103. 326 Ingev. bij G.B. 1936 no. 115. 327 Ingev. bij G.B. 1950 no. 65. 328 Gew. bij G.B. 1960 no. 120. 329 Ingev. bij G.B. 1915 no. 75; Gew. bij G.B. 1938 no. 36. 330 Ingev. bij G.B. 1915 no. 75. 331 Ingev. bij G.B. 1915 no. 75. 332 Gew. bij G.B. 1915 no. 75, G.B. 1945 no. 108; Zie Verbeterblad G.B. 1945 no. 108; Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 333 Gew. bij G.B. 1929 no. 26, G.B. 1959 no. 30. 334 Gew. bij G.B. 1915 no. 75. 335 Gew. bij G.B. 1915 no. 75, G.B. 1916 no. 10, G.B. 1926 no. 12, G.B. 1928 no. 94, G.B. 1962 no. 114. 336 Vervallen bij G.B. 1971 no. 154. 337 Ingev. bij G.B. 1926 no. 12. 338 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 339 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 340 Gew. bij S.B. 1984 no. 17. 341 Gew. bij G.B. 1936 no. 115. 342 Gew. bij G.B. 1936 no. 115, S.B. 1984 no. 17. 343 Vervallen bij G.B. 1955 no. 75. 344 Gew. bij G.B. 1915 no. 75, G.B. 1936 no. 115. 345 Ingev. bij G.B. 1936 no. 115; Gew. en vernummerd bij G.B. 1944 no. 58. 346 Ingev. bij G.B. 1936 no. 115; Gew. en vernummerd bij G.B. 1944 no. 58. 347 Ingev. bij G.B. 1936 no. 115; Gew. en vernummerd bij G.B. 1944 no. 58. 348 I.w.t. 1 januari 1916 (G.B. 1915 no. 78); Vervallen bij S.B. 1984 no. 17. 349 Ingev. bij G.B. 1938 no. 39