Ongevallenregeling


<< Terug naar overzicht

WET van 10 September 1947, houdende vaststelling van de verplichting van de werkgever tot en van de aanspraken van de in bepaalde bedrijven door enig ongeval of enige beroepsziekte getroffen werknemer op schadeloosstelling (G.B. 1947 no. 45), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij G.B. 1949 no. 90, G.B. 1950 no. 62, S.B. 1975 no. 164d, S.B. 1980 no. 116, S.B. 1983 no. 8, S.B. 2001 no. 66.

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1-1

In deze wet wordt verstaan onder:

1. onderneming: een onderneming, waarin een uitkeringsplichtig bedrijf wordt uitgeoefend;

2. uitkeringsplichtig bedrijf: Ieder bedrijf, uitgeoefend in een onderneming voor zover het niet bij deze wet van de uitkeringsplicht is vrijgesteld; Voor de toepassing van de wet worden met een onderneming gelijkgesteld:

a. inrichtingen tot het verplegen van zieken;

b. inrichtingen of takken van dienst onder beheer van de overheid of enig publiekrechtelijk lichaam, van rechtspersonen, voorzover aldaar werkzaamheden plegen voor te komen als in een onderneming plegen te worden verricht;

c. de uitoefening van een vrij beroep en kantoren van rechtspersonen;

d. het uitvoeren in eigen beheer van de bouw, de aanleg, de verbouwing, de herstelling of de sloping van gebouwen of bouwwerken.

3. werkgever: ieder natuurlijk of rechtspersoon, die anderen in zijn dienst heeft voor de uitoefening van een uitkeringsplichtig bedrijf. Voor de toepassing van deze wet wordt voor zoveel betreft de werkgever, die zijn bedrijf in Suriname uitoefent, doch wiens onderneming buiten Suriname gevestigd is naast de werkgever diens vertegenwoordiger of agent in Suriname alszodanig aangemerkt. De Regering van Suriname, alsmede vreemde mogendheden of volkenrechtelijke organisatie, welke hier te lande vertegenwoordigd zijn, worden, indien zij werkzaamheden in eigen beheer doen verrichten, welke overeenkomen met die in een uitkeringsplichtig bedrijf, ten aanzien van die werkzaamheden als werkgever beschouwd.

4. werknemer: ieder die in dienst van een werkgever, als bedoeld in het derde lid, tegen loon werkzaam is; als werknemers worden mede beschouwd volontairs, leerlingen en dergelijke personen. Voor de toepassing van deze wet worden niet als werknemers beschouwd thuiswerkers, behalve zij, die arbeiden met bij staatsbesluit als gevaarlijk te beschouwen stoffen, evenmin de ouders, echtgenote en inwonende kinderen van de werkgever, die uitsluitend voor zijn rekening arbeid verrichten.

5. loon: elke vergoeding, welke de werknemer voor zijn arbeid van de werkgever ontvangt, uitgezonderd overwerkgelden en vergoedingen voor het tijdelijk verrichten van werkzaamheden buiten zijn gewone arbeid. Indien het loon geheel of gedeeltelijk bestaat in huisvesting, verstrekkingen in natura of in beide, wordt de geldswaarde daarvan geschat. Voor de toepassing van deze wet gelden als loon tevens fooien of andere ontvangsten van derden, welke verband houden met ten behoeve van de werkgever verrichte arbeid, en die door de werkgever ontvangen en verrekend worden. Ten aanzien van volontairs, leerlingen en dergelijke personen wordt als loon aangenomen het minimumloon, dat een betaalde werknemer in hetzelfde bedrijf voor dezelfde of voor nagenoeg dezelfde werkzaamheden geniet.

6. dagloon: het loon, dat de werknemer, toen het ongeval hem trof, gemiddeld per dag verdiende in de onderneming, waarin het ongeval plaats vond. Het loon per dag wordt vastgesteld:

a. door het uurloon te vermenigvuldigen met het gemiddelde aantal werkuren per week van de betrokken werknemer en het verkregen produkt te delen door 6 of 5;

b. door het weekloon te delen door 6 of 5;

c. door het maandloon te delen door 25 of 20; afhankelijk of op de werknemer respectievelijk van toepassing is de zesdaagse of vijfdaagse werkweek. Indien de werknemer slechts bij tussenpozen in de onderneming werkzaam is, wordt het dagloon geacht gelijk te zijn aan hetgeen soortgelijke werknemers gedurende een jaar gemiddeld plegen te verdienen, gedeeld door 300 of 240, afhankelijk of op de werknemer respektievelijk de zesdaagse- of vijfdaagse werkweek van toepassing is.

7. minister: de minister van Arbeid en Volkshuisvesting.

Artikel 2

1. Degene, die persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht,

a. welke verband houdt met het in de onderneming van degene, van wie het werk is aangenomen, uitgeoefende uitkeringsplichtig bedrijf, of

b. ten aanzien waarvan degene van wie het werk is aangenomen, krachtens deze wet geacht zou worden een uitkeringsplichtig bedrijf uit te oefenen, indien die arbeid in loondienst werd verricht, wordt, indien hij niet aangemerkt kan worden zelf een uitkeringsplichtig bedrijf uit te oefenen, voor de toepassing van deze wet geacht deze arbeid te verrichten in dienst van degene van wie het werk is aangenomen. Deze laatste wordt voor de toepassing van deze wet als werkgever beschouwd. Hetgeen voor de verrichting van die arbeid wordt genoten, wordt als loon in de zin van deze wet beschouwd.

2. Indien de in het eerste lid bedoelde persoon zich bij het verrichten van de arbeid laat bijstaan door andere personen, worden ook deze andere personen voor de toepassing van deze wet beschouwd hun arbeid te verrichten in dienst van de in het eerste lid bedoelde werkgever. Hetgeen voor de gezamelijk verrichte arbeid wordt genoten, wordt, voor zover niet blijkt van een andere verdeling, geacht door ieder van degenen, die de arbeid hebben verricht, voor een gelijk deel te zijn genoten.

Artikel 3-2

1. De bepalingen van deze wet zijn ook van toepassing:

a. op de werkgever, wiens onderneming in Suriname gevestigd is, voorzoveel hij zijn bedrijf in het buitenland uitoefent, ten aanzien van de werknemer, die hij daarvoor gebruikt, zo deze zijn woonplaats in Suriname heeft;

b. op de onder a bedoelde werknemer, die in het buitenland door een ongeval wordt getroffen, in verband met zijn dienstbetrekking.

2. Indien de onder b. van het eerste lid bedoelde werknemer, dan wel diens nagelaten betrekkingen rechten zou (zouden) kunnen ontlenen zowel aan het bij deze wet bepaalde als aan een buitenlandse wettelijke ongevallenregeling, heeft hij (hebben zij) de keus tussen de rechten uit de ene of de andere regeling. Deze keus moet door hem (hen) binnen drie maanden na het ongeval (overlijden) ter kennis van de werkgever worden gebracht, bij gebreke waarvan de in Suriname geldende regeling van toepassing is.

3. Op een werknemer of diens nagelaten betrekkingen die een uitkering geniet (genieten) krachtens een buitenlandse ongevallenregeling, is het bij deze wet bepaalde niet van toepassing.

UITKERINGSPLICHT

Artikel 4-3

1. De werkgever is tot schadeloosstelling verplicht als nader bij artikel 6 omschreven.

a. Jegens de werknemer indien hem in verband met zijn dienstbetrekking een ongeval overkomt, waarbij met ongeval wordt gelijkgesteld letsel in een betrekkelijk korte tijd ontstaan. Als zodanig wordt niet beschouwd een ongeval hem overkomen als rechtstreeks gevolg van gewelddadigheden in een gewapend conflict, waarin Suriname al of niet als partij is betrokken of betrokken is geweest.

b. jegens de nagelaten betrekkingen van de werknemer, die tengevolge van een hem overkomen ongeval onder a. omschreven is overleden, indien de werknemer hun kostwinner was.

2. Geen schadeloosstelling is verschuldigd, indien het ongeval aan opzet van de werknemer te wijten is.

3. De schadeloosstelling kan op vordering van de werkgever door de rechter op een lager bedrag worden vastgesteld, indien het ongeval aan grove schuld van de werknemer te wijten is.

4. Geen schadeloosstelling is verschuldigd, indien het ongeval te wijten is aan dronkenschap van of het gebruik van bedwelmende middelen door de werknemer, mits de werkgever aannemelijk maakt, dat hij, of degene die hem vertegenwoordigt, geen kennis droeg van de dronkenschap of van het feit, dat de werknemer onder invloed verkeerde van bedwelmende middelen.

5. Jegens degene der nagelaten betrekkingen, die het aan de werknemer overkomen ongeval opzettelijk of onder de invloed van sterke drank of bedwelmende middelen heeft veroorzaakt, is de werkgever tot generlei schadeloosstelling verplicht.

UITKERINGSPLICHTIGE BEDRIJVEN

Artikel 5-4

Uitkeringsplichtig zijn alle bedrijven, met dien verstande dat t.a.v. de bedrijven van landbouw, veehouderij, tuinbouw en bosbouw nadere regelen bij staatsbesluit kunnen worden gesteld.

SCHADELOOSSTELLING

Artikel 6-5

1. De schadeloosstelling wordt onafhankelijk van de voortzetting van de dienst-betrekking genoten en bestaat uit:

a. geneeskundige behandeling en verpleging, genees- en verbandmiddelen en vervoer in verband met het ongeval, zulks totdat de kennisgeving als bedoeld in artikel 20, eerste lid, is uitgereikt en volgens nader bij staatsbesluit vast te stellen regelen en tarieven;

b. begrafeniskosten in geval van overlijden van de werknemer tengevolge van het ongeval, tot een bedrag van dertig maal het dagloon, met een minimum van f250,- en een maximum van f400,-;

c. een uitkering in geld, berekend naar het dagloon van de werknemer, met dien verstande dat wanneer het dagloon meer dan f20,- bedraagt, het meerdere voor de vaststelling van de uitkering niet in aanmerking komt;

d. de uitkering wordt genoten over iedere dag - uitgezonderd de wekelijkse rustdagen- gedurende welke de gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid duurt, met dien verstande dat de uitkering ingaat op de dag na het ongeval en dat geen recht op uitkering bestaat wanneer de arbeidsongeschiktheid, te rekenen van de dag na het ongeval niet ten minste twee volle dagen heeft geduurd.

2. De uitkering in geld, in het eerste lid, sub c. bedoeld, bedraagt voor de werknemer, bedoeld in artikel 4, eerste lid sub. a: bij tijdelijke of blijvende gehele arbeidsongeschiktheid 80% van zijn dagloon; bij tijdelijke of blijvende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, een in verhouding tot de verloren geschiktheid tot werkend staand deel van 80% van het dagloon, waarbij als maatstaf de volgende invaliditeitspercentages gelden: bij verlies van beide ogen 100% een oog 30% het gehoorvermogen van beide oren 40% het gehoorvermogen van een oor 10% een been 55% een voet 50% een van de grote tenen 5% een van de andere tenen 3% bij rechtse personen: de rechterarm vanaf het schoudergewricht 75% de linkerarm vanaf het schoudergewricht 70% de rechterarm vanaf of boven het ellebooggewricht 65% de linkerarm vanaf of boven het ellebooggewricht 60% de rechterhand vanaf of boven het polsgewricht 60% de linkerhand vanaf of boven het polsgewricht 55% een duim van de rechterhand 20% een duim van de linkerhand 18% de wijsvinger van de rechterhand 15% de wijsvinger van de linkerhand 12% een der andere vingers van de rechterhand 8% een der andere vingers van de linkerhand 6% Voor de linkse personen worden bij verlies van een arm, hand of vinger de aanduidingen "rechter" en "linker" in bovenstaande tabel verwisseld. Bij gelijktijdig verlies van verschillende lichaamsdelen hierboven vermeld, worden de desbetreffende percentages bij elkaar opgeteld, doch slechts tot een maximum van 100%. Bij verlamming van een der ledematen en in alle gevallen, waarin bovenstaande percentages geen toepassing kunnen vinden, dan wel naar het oordeel van partijen of van één der partijen niet van toepassing zijn, zal, indien partijen niet tot overeen-stemming kunnen komen omtrent het percentage van de arbeidsongeschiktheid, de vaststelling daarvan op verzoek van de meest gerede partij geschieden door een door de President te benoemen Commissie, met dien verstande, dat voor verlies of onbruikbaarheid van enig lichaamsdeel nooit een hoger percentage van arbeidson-geschiktheid mag worden vastgesteld, dan het in vorenstaande tabel voor het verlies van het betrokken lichaamsdeel aangegeven invaliditeitspercentage.

3. Bij overlijden van de werknemer ten gevolge van het ongeval hebben zijn nagelaten betrekking, te weten: de vrouw met wie hij ten tijde van het ongeval gehuwd was, of van wie hij gescheiden was, doch van wie hij levensonderhoud moest voorzien, de wettige, gewettigde of ten tijde van het ongeval erkende natuurlijke kinderen en de ouders, indien hij hun kostwinner was, te rekenen van de dag na die van het overlijden, recht op een uitkering per dag:

a. de vrouw tot haar opvolgend huwelijk, ten bedrage van 25% van het dagloon van de overledene;

b. elk kind, tot en met een dag voor het zijn zestiende jaar heeft bereikt, mits, ongehuwd, ten bedrage van 7½% van het dagloon en indien het ouderloos is of wordt, van 12½% van het dagloon;

c. de ouders bedragende zoveel als de overledenen in de regel tot hun levenson-derhoud bijdroeg, doch niet meer dan 25% van het dagloon en wel tot de dood van de langstlevende. De uitkering per dag aan de nagelaten betrekkingen zullen tezamen niet meer bedragen dan 50% van het dagloon van de overledene, met dien verstande dat de ouders alleen een uitkering zullen ontvangen, indien de personen, bedoeld onder a. en b. hun volle uitkering hebben ontvangen en dat, indien de vrouw en de kinderen tezamen c.q. de kinderen tezamen op een hogere uitkering dan 50% van dat loon recht zouden hebben, de uitkering, waarop ieder recht zou hebben, een evenredige vermindering zal ondergaan, Indien de onder a. bedoelde vrouw een nieuw huwelijk aangaat, ontvangt zij een bedrag ineens van tweemaal haar uitkering over een jaar. Onder "de vrouw met wie hij ten tijde van het ongeval gehuwd was" wordt mede begrepen de moeder van de erkende natuurlijke kinderen, voor zover zij op het tijdstip van het ongeval tot het gezin van de man behoort. Zij ontvangt een uitkering gelijk aan dat van de gehuwde vrouw en onder dezelfde bepalingen.

4. Blijft de invalide werknemer in dienst van de werkgever tegen het vroegere loon, dan wordt de uitkering gedurende de tijd van die dienstbetrekking opgeschort. Blijft hij in dienst tegen een lager loon, dan wordt de uitkering gedurende de tijd van die dienstbetrekking verminderd met het bedrag waarmede loon of pensioen en uitkering samen het vroegere loon zouden te boven gaan. Een en ander vindt overeenkomstig toepassing indien de werknemer na het ongeval bij een andere werkgever betaalde arbeid verricht.

5. De uitkeringen hierboven bedoeld geschieden op de tijdstippen en ter plaatse als gebruikelijk voor de uitbetaling van het loon aan de tot de uitkeringen gerechtigden of hun gemachtigden en zoveel betreft de kinderen bedoeld in het derde lid, sub b aan de voogd(es).

6. De uitkering kan, ter uitsluitende beoordeling van de in artikel 18, tweede lid, bedoelde Commissie, onder te stellen voorwaarden, worden omgezet in een uitke-ring ineens, indien de uitkeringsgerechtigde daartoe het verzoek heeft gedaan. Bij het stellen van een voorwaarde dient de Commissie het belang van de uitkeringsgerechtigde in acht te nemen. Een weigering dient door de Commissie met redenen te worden omkleed. Bij blijvende gehele arbeidsongeschiktheid wordt voor de berekening van de uitkering ineens het dagloon vermenigvuldigd met de vermenigvuldigingsfactor zoals hieronder is vastgesteld: leeftijd van de werknemer c.q. vermenigvuldigings diens nagelaten betrekking factor beneden 20 jaar 1872 van 20 jaar tot 25 jaar 1684 van 25 jaar tot 30 jaar 1498 van 30 jaar tot 35 jaar 1310 van 35 jaar tot 40 jaar 1124 van 40 jaar en ouder 936 De hierboven vermelde leeftijden hebben betrekking:

a. Voor wat de werknemer betreft op het tijdstip waarop het invaliditeitspercenta-ge door de behandelende geneesheer is vastgesteld;

b. voor wat de nagelaten betrekkingen betreft op het tijdstip van overlijden van de werknemer als gevolg van het ongeval. Bij blijvende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt voor de berekening van de uitkering ineens de volgende formule toegepast. U = i/100 x v x 1, waarin U- de uitkering ineens i- het invaliditeitspercentage v- de desbetreffende vermenigvuldigingsfactor i- het dagloon van de werknemer. Bij overlijden van de werknemer tengevolge van het ongeval wordt, voor de berekening van de uitkering ineens aan de nagelaten betrekkingen volgende formule in acht genomen. U= r x v x l, waarin U- de uitkering ineens aan de betrokken nagelaten betrekking r- het deel van de betrokkene in de totale uitkering aan de nagelaten betrekking v- de vermenigvuldigingsfactor behorende bij de betrokken nagelaten betrekking l- het dagloon van de overleden werknemer. De uitkering ineens aan de wettige, gewettigde of ten tijde van het ongeval natuurlijk erkende kinderen van de werknemer, zal evenwel niet meer mogen bedragen dan het betrokken kind in totaal aan periodieke uitkeringen zou hebben ontvangen tot en met een dag voor het zijn zestiende jaar zou hebben bereikt. De uitkeringen ineens, behalve die aan de vrouw bij hertrouwen, worden, indien periodieke uitkeringen voortvloeiende uit hetzelfde ongeval hebben plaats gehad na vaststelling van het invaliditeitspercentage, met het totaal bedrag van die periodieke uitkeringen verminderd. Van de uitkeringen ineens wordt in het ongevallenregister, bedoeld in artikel 16, aantekening gehouden binnen een week na uitbetaling daarvan.

7. De periodieke uitkeringen kunnen, in afwijking van het bepaalde in de eerste alinea van het zesde lid, op verzoek van de werkgever of de werknemer c.q. diens nagela-ten betrekkingen, te allen tijde worden omgezet in een uitkering ineens, indien:

a. het invaliditeitspercentage niet hoger is dan 30%;

b. de periodieke uitkering minder dan f10,- per week bedraagt, en c. de uitkeringsgerechtigde op het tijdstip van het ongeval de leeftijd van 50 jaar nog niet had bereikt.

8a. De periodieke uitkeringen kunnen, in afwijking van het bepaalde in de eerste alinea van het zesde lid van dit artikel, op verzoek van de werknemer worden omgezet in een uitkering ineens, indien hij, voordat de in artikel 7, lid 1 bedoelde termijn van 3 jaar is verstreken, ten genoegen van het Hoofd der Arbeidsinspektie heeft aange-toond Suriname metterwoon te zullen verlaten.

b. Indien een uitkering ineens is geschied, en de werknemer Suriname metterwoon heeft verlaten, kan de vordering tot herziening wegens een hogere ongeschiktheids-graad dan eerder aangenomen werd, als bedoeld in artikel 7, lid 1, slechts binnen Suriname worden ingesteld.

9. Ten aanzien van volontairs, leerlingen en dergelijke personen als bedoeld in artikel 1, is de uitkering in sub c. van het eerste lid van dit artikel bedoeld, alleen verschul-digd ingeval van blijvende gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

10. Onder geneeskundige behandeling en verpleging wordt verstaan:

a. het geneeskundig onderzoek van de patiënt;

b. geneeskundige behandeling in haar volle omvang;

c. verpleging en observatie, zo nodig in een daartoe geschikte ziekeninrichting;

d. specialistische behandeling, voorzover deze redelijkerwijs hier te lande te verkrijgen is.

e. het verstrekken, vernieuwen of herstellen van kunstmiddelen, voorkomende op een bij staatsbesluit vast te stellen lijst, welke medisch noodzakelijk zijn voor het herstel, het behoud of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid, voorzover die geschiktheid tengevolge van het ongeval is verminderd;

f. noodzakelijk onderricht in het gebruik van de sub e. bedoelde kunstmiddelen.

 

11. Op straffe van verlies van het recht op uitkering en verdere geneeskundige behandeling en verpleging is de werknemer verplicht te allen tijde onderzoek en/of behandeling door een door de werkgever daartoe aangewezen medisch deskundige toe te staan, op tijd en plaats door die deskundige aangegeven, de voorschriften van die deskundige op te volgen en, behoudens ingeval van een niet in verband met het ongeval staande nieuwe ziekte, geen andere geneeskundige behandeling daarnaast te laten verrichten. Deze verplichting van de werknemer komt te vervallen:

a.3 jaar na het ongeval dat blijvende gehele of blijvende gedeeltelijke arbeidson-geschiktheid tengevolge had;

b. nadat de bij het achtste lid van dit artikel bedoelde toestemming is verkregen, of

c. nadat ingevolge het zesde of zevende lid van dit artikel de uitkering is omgezet in een uitkering ineens.

12. Het recht op uitkering en verdere geneeskundige behandeling en verpleging vervalt, indien de werknemer zich schuldig maakt aan gedragingen, waardoor zijn genezing wordt belemmerd.

13. Alle geschillen, voortvloeiende uit het in de vorige twee leden bepaalde worden op verzoek van de meest gerede partij, beslecht door de in artikel 18, tweede lid, bedoelde commissie.

Artikel 7-6

1. Zowel de werkgever als de werknemer kunnen, indien blijvende arbeidsonge-schiktheid is aangenomen binnen 3 jaar na het ongeval vorderen, dat een eenmaal vastgestelde uitkering wordt herzien op grond, dat de ongeschiktheidsgraad is gewijzigd of onjuist is gewaardeerd. Indien een uitkering ineens is geschied, kan de vordering tot herziening alleen op een hogere ongeschiktheidsgraad dan aangenomen werd, worden gegrond.

2. Wijziging van de ongeschiktheidsgraad zal geen verhoging van de uitkering tengevolge kunnen hebben, indien die wijziging een gevolg is van:

a. opzet of grove schuld van de werknemer;

b. een nieuw hem overkomen ongeval, tenzij er sprake is van een ongeval als bedoeld in artikel 4, eerste lid.

Artikel 8 Bij insolvabiliteit van de werkgever worden de schadeloosstellingen opgenomen onder de bevoorrechte schulden op de goederen van de werkgever en wel voorzover betreft het Surinaams Burgerlijk Wetboek tussen 3o en 4o van artikel 1179.

Artikel 9-7

1. De uitkeringen zijn onvervreemdbaar, niet vatbaar voor verpanding of belening, evenmin voor executoriaal of conservatoir beslag, noch voor faillissementsbeslag behalve tot verhaal van het verschuldigde wegens levering van levensbehoeften verstrekt aan degene, tegen wie het beslag gedaan wordt en tot verhaal van onderhoud waartoe degene, die de uitkering geniet, bij de wet gehouden is.

2. Het in het eerste lid van dit artikel bepaalde geldt niet ten aanzien van de Surinaamse Volkscredietbank.

Artikel 10-8

1. De werkgever is verplicht het voor hem uit deze wet voortvloeiende risico te verzekeren bij een nationale verzekeringsbank, en bij gebreke van deze, bij een verzekeringsbedrijf dat naar het oordeel van de President voldoende solied is.

2. Indien het sluiten van een zodanige verzekering onmogelijk is, is de werkgever verplicht zijn risico ingevolge deze wet onder te brengen bij een bij staatsbesluit aan te wijzen instelling. De bepalingen nopens deze instelling worden eveneens bij staatsbesluit vastgesteld.

3. Het recht op assurantiepenningen is onttrokken aan het verhaal van de fiscus en andere crediteuren van de werkgever.

4. De in het eerste en tweede lid genoemde verplichting geldt niet ten aanzien van de rechtspersonen genoemd in de derde alinea van het derde lid van artikel 1 en de door het Gouvernement van Suriname gesubsidieerde uitkeringsplichtige bedrijven, welke nader bij Staatsbesluit zullen worden vastgesteld.

5. De werkgever is gehouden de ambtenaren bedoeld in artikel 12, op hun verzoek het bewijs te vertonen, dat hij aan de in het eerste of tweede lid van dit artikel genoemde verplichting heeft voldaan. De werkgever is voorts gehouden deze ambtenaren op hun verzoek volledige en juiste gegevens te verstrekken voor de premieberekening en bovendien het bewijs te leveren dat de werkelijk verschuldigde premie over de laatst verstreken verzekeringsplichtige periode, binnen drie maanden na afloop daarvan is voldaan. Indien de werkgever in gebreke blijft aan het bovenstaande te voldoen, dan wel onjuiste gegevens verstrekt, kan op bevel van de Minister het bedrijf van de werkgever worden gesloten of stopgezet, desnoods met behulp van de sterke arm, onverminderd het bepaalde in artikel 31 tweede lid.

6. Het bestaan van een verzekering als bedoeld in het eerste of tweede lid, brengt mede:

a. dat de werknemer of de nagelaten betrekkingen de schadeloosstelling waarop zij tegenover de werkgever recht kunnen doen gelden, binnen de grenzen der gesloten verzekeringsovereenkomst rechtsstreeks van de verzekeringsinstelling kunnen vorderen;

b. dat de verzekeringsinstelling de uitkering rechtstreeks aan de rechthebbende, respectievelijk diens gemachtigde, kan doen geschieden en daarvoor overlegging kan verlangen van een door haar aan de rechthebbende, respectievelijk diens gemachtigde, te verstrekken legitimatiekaart en desge-wenst eenmaal per jaar overlegging kan verlangen van een attestatie de vita van de rechthebbende, dan wel van de vrouw een bewijs, dat zij niet hertrouwd is;

c. dat de rechten, welke de verzekerde werkgever bij deze wet zijn toegekend, uitsluitend door de verzekeringsinstelling kunnen worden uitgeoefend.

7. De werkgever, bedoeld in het vierde lid, kan voor de uitbetaling der door hem verschuldigde uitkeringen, overlegging verlangen van een door hem aan de rechthebbende, respectievelijk diens gemachtigde, te verstrekken legitimatiekaart, en desgewenst eenmaal per jaar overlegging verlangen van een attestatie de vita van de rechthebbende dan wel van de vrouw een bewijs, dat zij niet hertrouwd is.

AANGIFTE EN ONDERZOEK DER ONGEVALLEN

Artikel 11-9

1. Indien een werknemer een ongeval overkomt als bedoeld in artikel 4 is de werkgever, of hij, die de werkgever ter plaatse van het ongeval vertegenwoordigt, verplicht te zorgen, dat zodra de gevolgen van dat ongeval geneeskundige hulp redelijkerwijs nodig maken, deskundige hulp wordt verleend. De werknemer wie zodanige ongeval is overkomen is, ook indien hij vermeent dat onmiddellijke geneeskundige hulp niet vereist is, verplicht zo spoedig mogelijk de werkgever of degene die hem vertegenwoordigt, van het hem overkomen ongeval kennis te geven.

2. De werkgever of hij, die de werkgever ter plaatse van het ongeval vertegen-woordigt, is voorts verplicht binnen drie maal vier en twintig uren, nadat de gevolgen van het ongeval geneeskundige hulp hebben nodig gemaakt, van het ongeval aangifte te doen door indiening van een ingevuld formulier, door de President vastgesteld en kosteloos verkrijgbaar gesteld:

a. te Paramaribo bij het Hoofd van de Dienst der Arbeidsinspektie;

b. in de andere districten bij de betrokken ambtenaar van de Dienst der Arbeids-inspektie en bij het ontbreken van deze functionaris bij de betrokken ambtenaar van de districtsafdeling van Arbeid en Volkshuisvesting en indien deze ook mocht ontbreken bij de Districts-Commissaris van het district. De ambtenaren, genoemd in sub b van dit artikel zenden de aangifte door aan het Hoofd van de Dienst der Arbeidsinspektie te Paramaribo. De geneeskundige vermeldt in de aangifte het tijdstip waarop hij eerste hulp verleent en zijn oordeel omtrent de tijd gedurende welke de werknemer vermoedelijk geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zal zijn. Hij is mede verplicht zijn oordeel omtrent de aard van het letsel in de aangifte te vermelden, of dat oordeel binnen 24 uren nadat hij de eerste hulp verleent, schriftelijk mede te delen te Paramaribo aan het Hoofd van de Dienst der Ar-beidsinspektie en in de andere districten aan de ambtenaren genoemd in sub b, die deze mededeling onmiddellijk doorzenden naar voornoemd Hoofd. De aangifte draagt de ondertekening van de aangever en van de geneeskundige.

3. Omtrent de aangifte van ongevallen buitenlands kan de President afwijkende voorschriften geven.

4. an de indiening der hiervoor bedoelde stukken wordt desgevraagd door of vanwege de betrokken ambtenaar een ontvangstbewijs afgegeven of toegezonden.

5. De verplichtingen bedoeld in het tweede lid van dit artikel bestaan slechts ingeval de werknemer tengevolge van het ongeval langer dan vier en twintig uren zijn normale werkzaamheden niet heeft kunnen verrichten.

Artikel 12-10

1. In alle gevallen, waarin van landswege een onderzoek nodig wordt geacht, in verband met de bepalingen van deze wet, zijn tot het verrichten daarvan bevoegd het Hoofd van de Dienst der Arbeidsinspektie, en de daartoe aangewezen ambte-naren bij de Dienst der Arbeidsinspektie, en in de districten buiten Paramaribo de ambtenaren van de districts-afdeling van Arbeid en Volkshuisvesting, dan wel de betrokken Districts-Commissaris.

2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zenden het procesverbaal van onderzoek zo spoedig mogelijk naar het Hoofd van de Dienst der Arbeidsinspektie; bedoelde ambtenaren kunnen zich bij het onderzoek doen voorlichten door één of meer deskundigen.

Artikel 13-11

Ieder is verplicht wanneer een ongeval heeft plaats gehad of wanneer moet worden onderzocht of een ongeval heeft plaats gehad, alle daaromtrent verlangde inlichtingen te verstrekken aan de in artikel 12 bedoelde ambtenaren, desverlangd binnen een door hem te stellen termijn.

Artikel 14

Ook zonder dat zij een aangifte als bedoeld in artikel 11 hebben ontvangen zijn de in artikel 12 bedoelde ambtenaren bevoegd tot het instellen van het bij dit artikel bedoelde onderzoek.

Artikel 15

Ieder is bevoegd van een ongeval mededeling te doen aan de in artikel 11, tweede lid, bedoelde ambtenaren, dan wel aan de politie, die onmiddellijk de bedoelde ambtenaren daarvan in kennis stelt.

Artikel 16

De werkgever is verplicht een ongevallenregister aan te houden, waarin worden aangetekend plaats, tijd en oorzaak van het ongeval, naam van de werknemer wie het ongeval overkomen is, naam van de geneeskundige, die de eerste hulp verleende en van de geneeskundige onder wiens behandeling de werknemer daarna is geweest, eventuele getuigen en andere gegevens, welke bij deze wet zijn voorgeschreven en welke verder van belang kunnen zijn.

VASTSTELLING DER SCHADELOOSSTELLING

Artikel 17-12

Zo spoedig mogelijk na het ongeval stelt de werkgever, in overeenstemming met het bij artikel 6 bepaalde vast, waartoe de werknemer of de nagelaten betrekkingen gerechtigd zijn en houdt daarvan aantekening in het ongevallenregister.

Artikel 18

1. De in artikel 12 bedoelde ambtenaren hebben het recht de grootte der schade-loosstelling te controleren en daarop aanmerking te maken.

2. Indien belanghebbenden niet tot overeenstemming komen, wordt op verzoek van de meest gerede partij of de in het vorig lid bedoelde ambtenaren door de President een Commissie van drie personen benoemd, welke als bemiddelaarster optreedt.

3. Zodra een minnelijke schikking niet mogelijk is gebleken, bericht de Commissie zulks aan de partijen.

4. De werknemer of diens nagelaten betrekkingen, die geen genoegen neemt (nemen) met de werkgevers uiteindelijke beslissing, kan (kunnen) zijn (hun) aanspraken doen gelden op de wijze als bij artikel 21 bepaald.

Artikel 19-13

De uitkeringsgerechtigde wordt, door het ontvangen van een door de werkgever vastgestelde uitkering, niet geacht zijn rechten op het eventueel meerdere hem toekomende te hebben prijsgegeven of daarvan afstand te hebben gedaan.

Artikel 20-14

1. Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen tien dagen nadat de behandelende geneesheer bevindt:

a. dat de werknemer niet of niet meer arbeidsongeschikt is;

b. dat de werknemer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is;

c. dat er geen sprake is van een ongeval in de zin van deze wet, geeft hij daarvan aan de werknemer en aan de werkgever schriftelijk kennis.

2. Tegen zijn uitspraak bestaat binnen een maand na ontvangst der kennisgeving beroep bij de in artikel 6, tweede lid, bedoelde Commissie. Deze Commissie beslist zo spoedig mogelijk na onderzoek, partijen en de geneeskundige mondeling of schriftelijk gehoord, bij gemotiveerde uitspraak in hoogste instantie.

3. Het beroep geschiedt schriftelijk en is gericht te Paramaribo aan het Hoofd van de Dienst der Arbeidsinspektie en in de andere districten aan de ambtenaren genoemd in artikel 11, tweede lid sub b. Deze zenden het beroepschrift onmiddellijk door naar het Hoofd van de Dienst der Arbeidsinspektie, dat het stuk onverwijld ter kennis brengt van de Commissie. Bij ter post bezorgde beroepschriften geldt het poststempel, bij de overige de aantekening van ontvangst op het stuk als datum van indiening.

4. Indien de beslissing in beroep een verandering brengt in het recht op schade-loosstelling, heeft zij te dien aanzien terugwerkende kracht tot de dag van de kennisgeving als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

5. In geval de Commissie de verschijning van de werknemer ter fine van onderzoek gelast komen de kosten:

a. indien de betrokken werknemer hiertoe financieel in staat wordt geacht te zijne laste;

b. indien hij on- of minvermogend wordt bevonden ten laste van het land;

c. na een uitspraak van de Commissie voornoemd, ten laste van de partij welke geheel of ten dele in het ongelijk wordt gesteld.

6. Indien beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, bepaalt de Commissie welk deel der kosten elke partij zal dragen.

7. In geval de on- of minvermogende werknemer geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, worden de in het vijfde lid bedoelde en door de Commissie begrote kosten door de werkgever in 's Lands kas gestort.

Artikel 21

1. Iedere vordering krachtens de bepalingen van deze wet wordt ingesteld en berecht op de wijze als bij het Surinaams Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorzien.

2. Behoudens het geval voorzien bij artikel 7 vervalt ieder vorderingsrecht krachtens de bepalingen van deze wet na verloop van een jaar na het ongeval of het overlijden van de werknemer dientengevolge, c.q. na verloop van zes maanden nadat door de in artikel 18. tweede lid, bedoelde Commissie is verklaard, dat een minnelijke schikking tussen werkgever en werknemer niet mogelijk is gebleken.

MEDEDELINGEN

DOOR DE WERKGEVER TE DOEN

Artikel 22

1. De werkgever is verplicht binnen een maand na de in werkingtreding van deze wet aangifte te doen te Paramaribo aan de Directeur van Sociale Zaken en in de andere districten aan de betrokken Districts-Commissaris van de plaats waar en de wijze waarop hij zijn bedrijf uitoefent. Deze leggen daarvan een lijst aan.

2. Hij is verplicht telkens binnen de tijd van een maand aan de in het vorig lid bedoelde ambtenaren aangifte te doen van elke verandering in een en ander, zomede van staking van het bedrijf.

3. Bij gebreke van aangifte is de Directeur van Sociale Zaken bevoegd de werkgever ambtshalve op de lijst te plaatsen. In dat geval doet hij daarvan de werkgever mededeling. Er is beroep op de President, die in hoogste instantie beslist.

Artikel 23

Van elke overgang van een onderneming in andere handen doen de oude en de nieuwe werkgever binnen de tijd van een maand mededeling aan de ambtenaren in artikel 22, eerste lid, bedoeld.

BEROEPSZIEKTEN

Artikel 24

1. Voor de toepassing van deze wet worden met de ongevallen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub a, gelijkgesteld de in artikel 25 genoemde ziekten, wanneer deze zich openbaren bij werknemers die werkzaam zijn of geweest zijn in bedrijven, waarin de in dat artikel bij die ziekte genoemde werkzaamheden worden verricht en zij verband houden met de dienstbetrekking in die bedrijven.

2. De ziekte wordt, tenzij het tegendeel blijkt, geacht verband te houden met de dienstbetrekking in een bedrijf, als bedoeld in het eerste lid, indien zij zich gedurende die dienstbetrekking of binnen de bij staatsbesluit vast te stellen termijn na het beëindigen van de dienstbetrekking openbaart.

3. Indien de werknemer binnen de termijn, bedoeld in het tweede lid, werkzaamheden als bedoeld in artikel 25 heeft verricht achtereenvolgens in meer dan één dienstbe-trekking, wordt de ziekte geacht een gevolg te zijn van de werkzaamheden verricht in de laatst aangegane dienstbetrekking. De ziekte wordt evenwel geacht een gevolg te zijn van de werkzaamheden verricht in de vóórlaatste dienstbetrekking, indien zij zich openbaart binnen een bij staatsbesluit vast te stellen termijn na de aanvang der laatste dienstbetrekking.

Artikel 25-15

1. Als ziekten bedoeld in artikel 24, eerste lid gelden:

a. aandoeningen door lood of loodhoudende stoffen, wanneer deze zich openbaren bij de werknemers in bedrijven, waarin werkzaamheden worden verricht, waarbij wordt omgegaan met lood of loodhoudende stoffen;

b. aandoeningen door kwik of kwikhoudende stoffen, wanneer deze zich openba-ren bij werknemers in bedrijven, waarbij wordt omgegaan met kwik of kwikhoudende stoffen;

c. miltvuur, wanneer die zich openbaart bij werknemers in bedrijven, waarin werkzaamheden worden verricht, waarbij wordt omgegaan met aan miltvuur lijdende dieren of met van die dieren afkomstige bestanddelen of met goederen besmet door die dieren of door van die dieren afkomstige bestanddelen;

d. aandoeningen door koolmonoxyde, wanneer deze zich openbaren bij werkne-mers in bedrijven, waarin werkzaamheden worden verricht, waarbij zich koolmonoxyde in schadelijke hoeveelheden kan ontwikkelen;

e. bakkerseczeem, wanneer dit zich openbaart bij werknemers in bakkerijen en/of meelfabrieken;

f. aandoeningen door methylchloride, wanneer deze zich openbaren bij werknemers in bedrijven, waarin werkzaamheden worden verricht in of aan koelinrichtingen, vriesapparaten, koelapparaten en ijskasten;

g. silicose met of zonder longtuberculose, voorzover die silicose een beslissende oorzaak is van de arbeidsongeschiktheid of van de dood, wanneer deze ziekte zich openbaart bij werknemers in bedrijven, waarin werkzaamheden worden verricht, waarbij de werknemers aan de schadelijke inwerking van kwarts-houdende stof zijn blootgesteld;

h. aandoeningen door tin en zink, wanneer deze zich openbaren bij werknemers in bedrijven, waarin werkzaamheden worden verricht met autogene lasapparaten;

i. aandoeningen door arsenicum of zijn verbindingen, wanneer deze zich openba-ren bij werknemers in bedrijven, waarin werkzaamheden worden verricht, waarbij wordt omgegaan met arsenicum of verbindingen;

j. aandoeningen door fosfor of zijn verbindingen, wanneer deze zich openbaren bij werknemers in bedrijven, waarin werkzaamheden worden verricht waarbij wordt omgegaan met fosfor of zijn verbindingen;

k. aandoeningen door benzeen of zijn homologen en de nitro- en amidoverbin-dingen daarvan, wanneer deze zich openbaren bij werknemers in bedrijven, waarin werkzaamheden worden verricht waarbij wordt omgegaan met benzeen of zijn homologen of de nitro- en amidoverbindingen daarvan;

l. aandoeningen door de halogeenderivaten van koolwaterstoffen wanneer deze zich openbaren bij werknemers in bedrijven waarin werkzaamheden worden verricht, waarbij wordt omgegaan met halogeenverbindingen van koolwaterstoffen;

m. pathologische aandoeningen ten gevolge van radium en andere radio-actieve stoffen; X-stralen; wanneer deze zich openbaren bij werknemers in bedrijven, waarin werkzaamheden worden verricht, die hen aan de werking van radium, radio-actieve stoffen of X-stralen blootstellen;

n. tuberculose, wanneer die zich openbaart bij werknemers, die werkzaamheden verrichten, verbonden aan: geneeskundige behandeling en verpleging in ruime zin, het houden of exploiteren van nazorginrichtingen, medische consultatie- en keuringsbureaus, en geneeskundige bacteriologische laboratoria, het enquêteren voor gezondheids- e.a. sociale organisaties, indien zij bij hun indiensttreding met gunstige uitslag onderworpen zijn geworden aan een geneeskundig onderzoek, ten aanzien waarvan bij staatsbesluit regelen kunnen worden gege-ven;

o. huidaandoeningen, wanneer deze zich openbaren bij werknemers in bedrijven, waarin werkzaamheden worden verricht, waarbij wordt omgegaan met teer, bitumen, roet, pek, mineraal-oliën, paraffine of met verbindingen, producten of overblijfsels van die stoffen;

p. huidaandoeningen door cement, wanneer deze zich openbaren bij werknemers in bedrijven waarin werkzaamheden worden verricht waarbij wordt omgegaan met cement;

q. aandoeningen, ontstaan door inwerking van kunstmeststoffen en van middelen tot bestrijding van de verwekkers van plantenziekten, tot bestrijding van onkruiden of tot bestrijding en afweer van schadelijk gedierte, indien deze aandoeningen zich openbaren bij werknemers in bedrijven, waarin werkzaamheden worden verricht, waarbij met die stoffen of middelen wordt omgegaan;

r. ziekte van Bang, wanneer deze zich openbaart bij werknemers in bedrijven, waarbij wordt omgegaan met aan besmettelijke abortus Bang lijdende dieren of met van die dieren afkomstige stoffen, of met goederen, besmet door die dieren of door van die dieren afkomstige stoffen;

s. sarcoptes-schurft, wanneer de ziekte zich openbaart bij arbeiders in bedrijven, waarbij wordt omgegaan met aan sarcoptes-schurft lijdende dieren of met goederen, besmet door die dieren;

t. trichophytie, wanneer de ziekte zich openbaart bij werknemers in bedrijven, waarin werkzaamheden worden verricht, waarbij wordt omgegaan met aan trichophytie lijdende dieren of met goederen, besmet door die dieren;

u. tuberculose, in de bij dieren voorkomende varianten, wanneer die zich openbaart bij werknemers die werkzaamheden verrichten, verbonden aan bedrijven, inrichtingen of instituten, waarbij wordt omgegaan met aan tuberculose lijdende dieren of met van die dieren afkomstige bestanddelen of met goederen, besmet door die dieren of door van die dieren afkomstige bestanddelen.

2. Bij Staatsbesluit kunnen de in het eerste lid genoemde beroepsziekten worden aangevuld.

Artikel 26

Bij de toepassing van de artikelen van deze wet met betrekking tot de bij artikel 24 bedoelde ziekten wordt voor "ongeval" gelezen "ziekte".

Artikel 27

Bij staatsbesluit worden omtrent de aangifte van een ziekte als bij artikel 24 bedoeld, omtrent de verplichting van de werkgever tot het inroepen van geneeskundige hulp en omtrent het onderzoek naar aanleiding van een aangifte, regelen gesteld, welke van de hierboven ten aanzien van ongevallen gestelde alleen kunnen afwijken, voorzover afwij- king door het verschil in aard van beroepsziekten en ongevallen gevorderd wordt.

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 28

Ieder beding, dat de aansprakelijkheid van de werkgever ingevolge deze regeling uitsluit of vermindert, is nietig.

Artikel 29-16

1. De Burgerrechtelijke verantwoordelijkheid van de werkgever voor schade, welke de werknemer c.q. diens nagelaten betrekkingen, als gevolg van een ongeval lijdt, wordt in de gevallen, waarin krachtens deze wet schadeloosstelling wordt verleend, opgeheven behalve ten aanzien van de getroffene, wiens dagloon meer dan f20.- bedraagt voor het meerdere en tenzij het ongeval bewezen wordt veroorzaakt te zijn door misdrijf van de werkgever of van degene, die hem vertegenwoordigt.

2. Degene die gehouden is tot vergoeding van de schade door de werknemer of diens nagelaten betrekkingen tengevolge van het ongeval geleden, is voor het bedrag der schadevergoeding, krachtens deze wet uitbetaald, aansprakelijk jegens degene te wier laste dat bedrag komt.

3. Bij de vaststelling der schadevergoeding welke de werknemer of diens nagelaten betrekkingen van de in het tweede lid bedoelde persoon vorderen, wordt door de rechter rekening gehouden met hetgeen door hem of hen krachtens deze wet wordt genoten.

4. Handelingen door of vanwege de werknemer of diens nagelaten betrekkingen verricht, kunnen geen nadeel toebrengen aan de rechten van degenen te wier laste de schadevergoeding, bedoeld in het tweede lid, komt, tenzij deze hun medewerking aan die handeling hebben verleend.

Artikel 30-17

1. Bij staatsbesluit kan de krachtens artikel 10 lid 1 verleende toestemming om als verzekeringsbedrijf op te treden, na voorafgaande waarschuwing, worden ingetrokken indien het verzekeringsbedrijf in het algemeen niet aan haar verplichtingen voldoet.

2. Hetgeen verder ter uitvoering van deze wet nodig is, wordt bij staatsbesluit geregeld.

STRAFBEPALINGEN

Artikel 31-18

1. Met hechtenis van ten hoogste één maand of geldboete van ten hoogste Sf.1.000.000,- (een miljoen gulden) worden gestraft het niet of niet tijdig nakomen van één der voorschriften, in de artikelen 10, leden 1, 2 en 5, 11, 16, 1ste zinsnede, 20 eerste lid, 22 en 23 en van de voorschriften, door de President uit te vaardigen krachtens het vierde lid van artikel 11 en artikel 27.

2. Met dezelfde straf wordt gestraft de werkgever die, nadat zijn bedrijf op bevel van de Minister is gesloten dan wel stopgezet, zijn bedrijf voortzet of laat voortzetten.

Artikel 32-19

1. Indien een bij of krachtens deze wet strafbaar gesteld feit wordt gepleegd door een rechtspersoon, wordt de strafvervolging ingesteld en de straf uitgesproken tegen de in Suriname gevestigde leden van het bestuur of bij ontstentenis van die leden, tegen de vertegenwoordiger van de rechtspersoon in Suriname.

2. Het bepaalde bij het eerste lid vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van rechtspersonen die als bestuurder of vertegenwoordiger optreden van een onderne-ming.

3. Geen straf wordt uitgesproken tegen het lid van het bestuur of tegen de vertegenwoordiger, van wie blijkt dat het feit buiten zijn toedoen is gepleegd.

Artikel 33-1

Met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste Sf. 375.000,- (driehonderd en vijfenzeventigduizend gulden) wordt gestraft de werkgever, die opzettelijk geen aangifte indient van een ongeval in zijn bedrijf dan wel het ongevallenregister als bedoeld in artikel 16 niet of onjuist invult.

Artikel 34-2

Met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of een geldboete van ten hoogste Sf. 2.500.000,- (twee miljoen vijfhonderd duizend gulden) wordt gestraft:

a. hij, die mondeling of schriftelijk, persoonlijk of door een bijzonder daartoe gemachtigde opzettelijk omtrent een ongeval, dat overkomen is of beweerd wordt te zijn overkomen aan een werknemer, of omtrent de gevolgen van een dergelijk ongeval een valse verklaring aflegt aan de ambtenaren in artikel 12 bedoeld.

b. hij, die door een der in artikel 49 sub 2o van het Wetboek van Strafrecht vermelde middelen de werknemer of diens nagelaten betrekkingen opzettelijk beweegt geen gebruik te maken van een hun volgens deze wet toekomend recht. Artikel 35 De bij deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd: die bij artikel 31 als overtredingen; die bij artikel 33 en artikel 34 als misdrijven.

Artikel 36-20

Met het opsporen van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 31, 33 en 34 zijn,behalve de bij artikel 134 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast de daartoe ingevolge artikel 12 aangewezen ambtenaren.

Artikel 37

De krachtens artikel 36 met de opsporing der daar bedoelde strafbare feiten belaste ambtenaren hebben toegang tot alle plaatsen, waar enig bedrijf wordt uitgeoefend.

Artikel 38

Wordt aan de hiervoor bedoelde ambtenaren de toegang geweigerd, dan verschaffen zij zich die desnoods met inroeping van de sterke arm.

Artikel 39

1. In plaatsen in artikel 37 bedoeld, welke tevens woningen zijn of alleen door een woning toegankelijk, treden zij tegen de wil van de bewoner niet binnen dan op vertoon van een schriftelijke bijzondere last van of vanwege de Procureur-Generaal voor geheel Suriname en wat de districten betreft van de Districts-Commissaris.

2. Van dit binnentreden wordt door hen een proces-verbaal opgemaakt en binnen twee maal vier en twintig uur aan degene, in wiens woning is binnengetreden, in afschrift medegedeeld.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 40

Alle tengevolge van deze wet opgemaakte overgelegde stukken, verzoekschriften en beschikkingen zijn vrij van het recht van zegel.

Artikel 41

Deze wet kan worden aangehaald als "Ongevallenregeling".

Artikel 42-21

Deze wet treedt in werking op een nader door de President te bepalen tijdstip. 1 Gew. bij G.B. 1949, S.B. 1975 no. 164d. 2 Gew. bij S.B. 1975 no. 164d. 3 Gew. bij S.B. 1975 no. 164d. 4 Gew. bij S.B. 1975 no. 164d. 5 Gew. bij S.B. 1975 no. 164d, S.B. 1983 no. 8. 6 Gew. bij S.B. 1975 no. 164d. 7 Gew. bij G.B. 1950 no. 62. 8 Gew. bij S.B. 1975 no. 164d. 9 Gew. bij S.B. 1975 no. 164d. 10 Gew. bij S.B. 1875 no. 164d. 11 Gew. bij S.B. 1975 no. 164d. 12 Gew. bij S.B. 1975 no. 164d. 13 Gew. bij S.B. 1975 no. 164d. 14 Gew. bij S.B. 1975 no. 164d. 15 Gew. bij S.B. 1975 no. 164d. 16 Gew. bij S.B. 1975 no. 164d. 17 Gew. bij S.B. 1975 no. 164d. 18 Gew. bij S.B. 1975 no. 164d., S.B. 2001 no. 66 19 Gew. bij S.B. 1975 no. 164d. 1 Gew. bij S.B. 2001 no. 66. 2 Gew. bij S.B. 2001 no. 66. 20 Gew. bij S.B. 1980 no. 116. 21 I.w.t. 1 oktober 1949 (G.B. 1949 no. 98).