Burgerlijke rechtsvordering


<< Terug naar overzicht

WET van 17 mei 1935, houdende vaststelling van het Surinaams Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering (G.B. 1935 no. 80), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen
bij G.B. 1935 no. 130, G.B. 1936 no. 108, G.B. 1936 no. 115, G.B. 1937 no. 78, G.B. 1939 no.
96, G.B. 1944 no. 42, G.B. 1944 no. 58, G.B. 1944 no. 75, G.B. 1944 no. 104, G.B. 1945 no. 13,
G.B. 1945 no. 35, G.B. 1947 no. 140, G.B. 1948 no. 17, G.B. 1960 no. 21, G.B. 1962 no. 106,
G.B. 1962 no. 195, G.B. 1963 no. 24, G.B. 1967 no. 100, G.B. 1972 no. 60, G.B. 1973 no. 75,
G.B. 1973 no. 140, S.B. 1976 no. 19, S.B. 1980 no. 150, S.B. 1981 no. 23, S.B. 1985 no. 2, S.B.
2002 no. 100.

EERSTE BOEK

VAN DE WIJZE VAN PROCEDEREN VOOR DE KANTONGERECHTEN

EN VOOR HET HOF VAN JUSTITIE

EERSTE TITEL

ALGEMENE BEPALINGEN

EERSTE AFDELING VAN EXPLOITEN VAN OPROEPING, AANZEGGING EN BETEKENING

Artikel 1

Elk exploit wordt gedaan door een deurwaarder, die tot het exploiteren in de plaats
bevoegd is; hij laat afschrift van het exploit aan de persoon of aan de woonplaats van de
geëxploiteerde.
Het afschrift geldt voor hem, die het ontvangen heeft, als het oorspronkelijke.

Artikel 2

Onverminderd de bijzondere voorschriften van dit Wetboek aangaande het doen van
exploiten aan de door de partijen bij het begin of in de loop van het geding en van de
tenuitvoerlegging gekozen woonplaats, mogen alle exploiten mede geschieden aan de volgens de
artikelen 76 en 77 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek gekozen woonplaats.
Deze bevoegdheid houdt op indien uitdrukkelijk is voorgeschreven, dat het exploit aan de
persoon of aan de werkelijke woonplaats moet worden gedaan.
Indien, ingeval volgens artikel 76 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek algemene keuze
van woonplaats te Paramaribo moet zijn gedaan, een woonplaats aldaar niet is gekozen, mogen de
exploiten ter hand worden gesteld aan de procureur-generaal, die daarmede handelt als in artikel
3 is voorgeschreven.

Artikel 3

Ingeval de deurwaarder noch de geëxploiteerde, noch iemand van diens huisgenoten aan
zijn woonplaats vindt, stelt hij het afschrift terstond ter hand te Paramaribo aan de procureurgeneraal
en in de districten aan het hoofd van het plaatselijk bestuur, die het oorspronkelijke
kosteloos voor gezien tekent; deze doet het afschrift, zo mogelijk, aan de geëxploiteerde
toekomen, zonder dat echter van dit laatste in rechte behoeft te blijken.
De deurwaarder maakt van die terhandstelling melding in het oorspronkelijk stuk en in het
afschrift daarvan.

Artikel 4-1

Indien de geëxploiteerde buiten Paramaribo woont, is de deurwaarder niet verplicht het
exploit te doen op de wijze als bij de vorige artikelen bepaald, maar is hij, voor zover zulks niet
bij staatsbesluit ten aanzien van districten of gedeelten daarvan is uitgesloten bevoegd om in de
plaats daarvan het oorspronkelijke en het afschrift aan de procureur-generaal ter hand te stellen,
die alsdan het afschrift door een ambtenaar in het district aan de geëxploiteerde in persoon of aan
diens woonplaats doet afgeven. Deze ambtenaar stelt op het afschrift een door hem ondertekende
verklaring, houdende vermelding van de dag der afgifte, en geeft daarvan onverwijld kennis aan
de procureur-generaal, die gelijke verklaring op het oorspronkelijke stelt, hetwelk hij zo spoedig
mogelijk aan de deurwaarder teruggeeft of terugzendt.
Ingeval gezegde ambtenaar noch de geëxploiteerde, noch een van zijn huisgenoten aan
zijn woonplaats vindt, doet hij daarvan dadelijk aantekening op het afschrift. Hij dagtekent en
ondertekent die aantekening en zendt het afschrift zo spoedig mogelijk aan de procureur-generaal
terug, die op het oorspronkelijke een door hem ondertekende verklaring stelt, houdende
vermelding van alles, wat door die ambtenaar op het afschrift is gesteld.
De procureur-generaal geeft of zendt het oorspronkelijke dadelijk aan de deurwaarder
terug, en doet het afschrift zo mogelijk aan de geëxploiteerde toekomen, zonder dat van dit laatste
in rechte behoeft te blijken.

Artikel 5

Aan elk der geëxploiteerden moet een afschrift van het exploit gelaten worden.
Echter behoeft aan echtgenoten, die niet van tafel en bed of van goederen gescheiden zijn,
slechts één afschrift te worden gelaten.

Artikel 6-2

Alle exploiten worden gedaan op de volgende wijze:
1°. ten aanzien van den Lande en van de President, in zaken hem bijzonder aangaande, aan de
persoon of in het parket van de procureur-generaal;
2°. ten aanzien van openbare rechtspersonen, aan de persoon of ter woonplaats van het hoofd des
bestuurs of ter plaatse, waar het bestuur zitting of kantoor houdt;
3°. ten aanzien van andere rechtspersonen aan de persoon of aan de woonplaats van een der
bestuurders en, na de ontbinding, van een der vereffenaars of aan hun zetel of kantoor; en
voorts ten aanzien van vennootschappen onder firma en commandite aan de persoon of aan de
woonplaats van een der beherende vennoten en, na de ontbinding, van een der vereffenaars of
aan haar kantoor;
4°. ten aanzien van de boedel eens gefailleerde aan de persoon of de woonplaats van de curator
of, indien er meer zijn, aan één hunner;
5°. ten aanzien van overledenen, aan de gezamenlijke erfgenamen en in eens, zonder uitdrukking
van namen of woonplaatsen, ter laatste woonplaats van de overledene, doch niet langer dan
gedurende één jaar na het overlijden;
6°. ten aanzien van hen, die geen bekende woonplaats in Suriname hebben, ter plaatse van hun
werkelijk verblijf.
Indien zij die binnen Suriname niet een woonplaats hebben, daar ook niet een bekend
werkelijk verblijf bezitten en hun woonplaats buiten Suriname onbekend is, gelijk mede ingeval
in rechte worden opgeroepen onbekenden, of wel houders van niet op naam staande aandelen in
geldleningen of maatschappijen, wordt het exploit aangeplakt aan de hoofddeur van de gehoorzaal
van de rechter, voor wie de vordering gebracht wordt of aanhangig is, en wordt een tweede
afschrift overgegeven aan de procureur-generaal, die het oorspronkelijke voor gezien tekent.
Daarenboven wordt het gedaan exploit aangekondigd in het Advertentieblad van de Republiek
Suriname.
Indien het exploit niet een te voeren of aanhangig rechtsgeding betreft, wordt het
aangeplakt aan de hoofddeur van de gehoorzaal van het Hof van Justitie, wordt het tweede
afschrift overgegeven aan de procureur-generaal en geschiedt de aankondiging daarvan in het
Advertentieblad van de Republiek Suriname.
7°. ten aanzien van hen, die niet in Suriname wonen, voor zover zij daarin evenmin een bekend
verblijf hebben, aan de procureur-generaal, die de oorspronkelijke oproeping voor gezien
tekent; deze doet het afschrift van het exploit ten behoeve van de belanghebbenden aan de
President toekomen.
Indien het exploit niet een te voeren of aanhangig rechtsgeding betreft, wordt het gedaan
aan de procureur-generaal, die daarmede handelt als in het eerste lid van dit nummer is
omschreven.
De President zendt het afschrift aan de Minister van Koloniën, tenzij hij, in het belang der
geëxploiteerden een andere wijze van verzending verkieselijk acht.
8°. ten aanzien van de getrouwde, niet van tafel en bed gescheiden vrouw, dat betreft de
exploiten, die haar ten verzoeke van haar echtgenoot worden uitgebracht, aan haar in persoon
of aan haar werkelijk verblijf en, wanneer dit is ter woonplaats van haar echtgenoot, alsdan
aan haar in persoon of, zo de deuwaarder haar aldaar niet vindt, aan de procureur-generaal in
voege als in artikel 3 is voorgeschreven, terwijl bovendien in dat geval het exploit wordt
aangekondigd in het Advertentieblad van de Republiek Suriname; een afschrift van die
aankondiging wordt voorts aangeplakt aan de buitenzijde van de hoofddeur van het door hen
bewoonde huis.
Deze aankondiging behoeft alleen te bevatten de dagtekening van het exploit, de
aanwijzing van de persoon te wiens verzoeke of naar aanleiding van wiens aan de rechter gericht
verzoek geëxploiteerd wordt, de aanwijzing van de persoon aan wie het exploit is gedaan, de
vermelding van de deurwaarder, die het gedaan heeft, en van de persoon aan wie afschrift van het
exploit gelaten is; voorts, indien de aankondiging een oproeping ter terechtzitting betreft, de
aanwijzing van de rechter en van de dag en het uur der terechtzitting, en indien de aankondiging
de betekening van een rechterlijke uitspraak of beschikking betreft, de aanwijzing van de rechter
door wie, en van de dag waarop die uitspraak gewezen of die beschikking genomen is.
De deurwaarder is verplicht om op verzoek van de vrouw het aangeplakte afschrift van de
aankondiging onmiddellijk te verwijderen.
Indien de vrouw haar werkelijk verblijf niet heeft ter woonplaats van de man en de
deurwaarder aan dat werkelijk verblijf niemand aantreft, wordt artikel 3 toegepast.
Indien het verblijf in Suriname van de vrouw niet bekend is, geschiedt het exploit op de
wijze bij n°. 6 van dit artikel omschreven.
9o ten aanzien van de werkgever en zijn werknemer, die in zijn huis woonplaats heeft, wat betreft
de exploiten, welke ten verzoeke van de een aan de ander worden uitgebracht, op de wijze,
en met inachtneming der bepalingen, voorgeschreven onder 8o., met dien verstande dat
hetgeen aldaar omtrent de echtgenoot is bepaald, zal gelden voor degene, te wiens verzoeke
het exploit wordt uitgebracht, en dat hetgeen aldaar omtrent de vrouw bepaald is, zal gelden
voor degene, aan wie het exploit uitgebracht wordt.

Artikel 7-3

Het exploit moet vermelden:
1°. de dag, de maand en het jaar;
2°. de namen en de woonplaats van de persoon, te wiens verzoeke of naar aanleiding van wiens
aan de rechter gericht verzoek het gedaan is;
3°. de namen en woonplaats van de geëxploiteerde en van de deurwaarder;
4°. de persoon, aan wie het afschrift van het exploit gelaten is.
Indien een partij een rechtspersoon of vennootschap is, moet haar benaming in de plaats
van naam en voornaam worden vermeld.
Een oproeping om in rechte te verschijnen moet bovendien behelzen de aanwijzing van de
rechter, die van de zaak moet kennis nemen, en de dag en het uur, waarop de geëxploiteerde in
rechte moet verschijnen.
De deurwaarder moet het exploit en het afschrift daarvan ondertekenen.

Artikel 8

De gewone termijn van oproeping is van ten minste drie dagen voor de geëxploiteerde,
die woonachtig is, of, bij gebreke van bekende woonplaats in Suriname, verblijf houdt ter plaatse,
waar de griffie van het gerecht, voor hetwelk hij opgeroepen is, gevestigd is.
In spoed vereisende zaken, bij zijn beschikking als zodanig vermeld, is de kantonrechter
of de president van het Hof van Justitie bevoegd om de tijd, welke tussen de oproeping van
partijen en de rechtsdag verlopen moet, te verkorten.

Artikel 9-4

Indien de geëxploiteerde op een andere plaats in Suriname woont of verblijf houdt dan
waar de griffie van het gerecht, welks rechter van de eis moet kennis nemen, gevestigd is, zijn de
termijnen van oproeping ten minste van de volgende duur:
1°. bij oproeping voor het Hof van Justitie of voor de kantonrechter in het eerste kanton:
a. indien de opgeroepene woont of verblijft in een van de Districten Wanica, Para,
Brokopondo, Saramacca of Commewijne, drie weken;
b. indien de opgeroepene woont of verblijft in een van de Districten Nickerie, Coronie,
Marowijne of Sipaliwini, vijf weken.
2°. bij oproeping voor de kantonrechter in het derde kanton, zitting houdende in het district
Nickerie of in het district Coronie:
a. indien de opgeroepene woont of verblijft onderscheidenlijk:
in het district Nickerie of in het district Coronie, zeven dagen;
in het district Coronie of in het district Nickerie, drie weken;
b. indien de opgeroepene woont of verblijft in het district Paramaribo, vijf weken;
c. indien de opgeroepene woont of verblijft in een der districten Saramacca, Wanica, Para,
Brokopondo, Commewijne, Marowijne of Sipaliwini, zes weken;
3°. bij oproeping voor de kantonrechter in het derde kanton, zitting houdende in het district
Marowijne, indien de opgeroepene woont of verblijft:
a. in het district Marowijne: drie weken;
b. in het district Paramaribo: vijf weken;
c. in een van de districten Nickerie, Coronie, Saramacca, Wanica, Para, Brokopondo,
Commewijne of Sipaliwini, zes weken.

Artikel 10-5

In het geval, in het tweede lid van artikel 6, no. 7 uitgedrukt, is de termijn van oproeping
ten minste drie maanden.
De rechter is bevoegd om op verzoek van de eiser, zo nodig onder het stellen van
voorwaarden, deze termijn te verkorten. Artikel 8,tweede lid, vindt overeenkomstig toepassing,
met dien verstande, dat de voorwaarden, waaronder de vergunning is verleend, aan het hoofd van
de oproeping moeten vermeld worden.
Indien de opgeroepene binnen Suriname noch een bekende woonplaats noch een bekend
verblijf heeft, geldt de termijn van dagvaarding, daartoe door de President vastgesteld. Het
tweede lid vindt hier eveneens toepassing.

Artikel 11

Indien een exploit aan iemand, die buiten Suriname woont, aan zijn persoon binnen
Suriname gedaan wordt, of indien hij binnen Suriname een gekozen of wettelijke woonplaats
heeft, alsmede bij oproeping van vennootschappen, gevestigd elders dan in Suriname doch aldaar
een gemeenschappelijk kantoor dan wel een bestuurder, een vertegenwoordiger of
gevolmachtigde of, na ontbinding een vereffenaar of een vertegenwoordiger of gevolmachtigde
van deze hebben, gelden de termijnen bij de artikelen 8 en 9 vastgesteld, naar gelang van de
afstand der plaats, waar het exploit gedaan wordt.

Artikel 12

Wanneer meer personen wegens dezelfde vordering op verschillende termijnen moeten
opgeroepen worden, geschiedt dit voor allen tegen de dag van verschijning, voor de verst
verwijderd wonende bepaald.

Artikel 13

De dag van het exploit en de dag van verschijning worden niet medegerekend onder de
algemene termijn, bepaald voor oproeping, aanzegging en betekening.
In het geval voorzien bij het derde lid van artikel 2 geldt de door de procureur-generaal, in
het geval voorzien bij artikel 3 geldt de door de procureur-generaal of door het hoofd van het
plaatselijk bestuur vermelde dag van terhandstelling, en, in het geval van artikel 4 de door de
ambtenaar in het buitendistrict vermelde dag van afgifte of poging tot afgifte, voor dag van
exploit.

Artikel 14

De aanzeggingen of oproepingen, om tegenwoordig te zijn bij deze of gene akte van
procedure of van instructie, behoren alleen de plaats, de dag en het uur van de eerste terechtzitting
uit te drukken; zij behoeven niet herhaald te worden, ook al wordt de terechtzitting op een
andere dag verlegd of voortgezet.
Artikel 15
Een exploit mag niet op Zondag worden gedaan, tenware uit kracht van een bijzondere
vergunning van de kantonrechter of van de voorzitter van het Hof van Justitie. Indien de laatste
dag van de termijn, binnen welke het exploit geschieden moet, op een Zondag valt, mag het nog
op de daaropvolgende werkdag gedaan worden.

Artikel 16

Een exploit of de tenuitvoerlegging van een vonnis mag niet geschieden vóór zes uren des
morgens en na zes uren des avonds, tenware de kantonrechter of de voorzitter van het Hof van
Justitie, in zaken welke buitengewone spoed vereisen, daartoe verlof mocht hebben verleend.

Artikel 17

De deurwaarder of de ambtenaar die hem vervangt mag een exploit niet uitbrengen voor
zijn bloedverwanten of aangehuwden in de rechte linie onbepaaldelijk, en in de zijlinie tot de
graad van broeders- en zusterskinderen ingesloten. Ingeval van beletsel uit dien hoofde van de
ambtenaar, die, overeenkomstig artikel 4, de deurwaarder vervangt, voorziet de procureurgeneraal
in zijn vervanging.
Bij afwezigheid, belet of ontstentenis van bevoegde deurwaarders is de kantonrechter of
de voorzitter van het Hof van Justitie bevoegd om een of meer geschikte en vertrouwde personen
aan te wijzen tot het verrichten van de vereiste werkzaamheden, daaronder begrepen die, welke
na elk eindvonnis nodig zijn.

Artikel 18

Indien een exploit door toedoen van de deurwaarder of van een ambtenaar die hem
vervangt, nietig verklaard wordt, is de rechter bevoegd om hem in de kosten van het exploit en
van de vernietigde procedure te verwijzen, onverminderd de aanspraak op schade en interesten
van de partij, naar de omstandigheden.

TWEEDE AFDELING

VAN DE TERECHTZITTINGEN

Artikel 19

De rechter is bevoegd om in het belang van de openbare orde of van de zedelijkheid te
bevelen, dat de behandeling van een rechtsgeding op de terechtzitting geheel of ten dele met
gesloten deuren zal plaats hebben.
Het getuigenverhoor wordt op een openbare terechtzitting gehouden, tenzij de rechter om
gewichtige redenen mocht bevelen, dat het geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren zal plaats
hebben.
In zaken van echtscheiding of scheiding van tafel en bed heeft het getuigenverhoor steeds
met gesloten deuren plaats.
De redenen van zodanig bevel worden in het proces-verbaal van de zitting vermeld.

Artikel 20

Partijen verschijnen in persoon voor de rechter, desgewenst door een raadsman bijgestaan,
tenware zij verkiezen mochten zich door een gemachtigde te doen vertegenwoordigen.
De rechter is bevoegd om in alle gevallen en in elke stand van het geding, hetzij ten einde
een vereniging te beproeven, wanneer de zaak hem voor minnelijke schikking vatbaar schijnt,
hetzij tot het verschaffen van inlichtingen, hetzij om andere gewichtige redenen, de persoonlijke
verschijning van een of meer der partijen te gelasten. Deze bevoegdheid geldt niet ten aanzien
van de President.
De rechter houdt bij de beslissing van de zaak met het nietverschijnen op een bevel tot
persoonlijke verschijning of met een weigering om te antwoorden dan wel om het in het volgende
artikel bedoelde proces-verbaal te ondertekenen zodanige rekening, als hij met inachtneming van
de wettelijke regelen omtrent het bewijs meent te behoren.

Artikel 21

Indien inlichtingen worden verschaft, maakt de rechter in elk geval, en indien een
minnelijke schikking tot stand komt, maakt de rechter, wanneer partijen zulks verlangen, een
proces-verbaal op en doet dit ondertekenen door partijen of door hun tot dat einde bijzonderlijk
gemachtigden; in dat proces-verbaal wordt hetzij de dag bepaald voor verdere behandeling van de
zaak ter terechtzitting, hetzij de verbintenis, welke partijen tengevolge van die schikking op zich
nemen, uitgedrukt.
De uitgifte van dit proces-verbaal geschiedt in executoriale vorm.
Indien een minnelijke schikking niet tot stand komt, bepaalt de rechter aanstonds de dag,
waarop de zaak weder ter terechtzitting behandeld zal worden.

Artikel 22

De machtiging op een vertegenwoordiger wordt verleden bij onderhandse of notariële
akte van algemene of bijzondere lastgeving, bij akte van bijzondere lastgeving voor de griffier
van een kantongerecht of mondeling ter terechtzitting, als wanneer daarvan aantekening wordt
gehouden in het proces-verbaal. De griffier geeft de voor hem verleden akten van lastgeving in
het oorspronkelijke uit.
Als gemachtigden van partijen mogen slechts optreden personen, die hun woonplaats
hebben ter plaatse, waar de kantonrechter zitting houdt.
Advokaten, die als gemachtigden optreden, verklaren zulks in het door hen ondertekend
stuk of wel mondeling ter terechtzitting, als wanneer een schriftelijke of een mondelinge door de
vertegenwoordigde ter terechtzitting verleende machtiging niet gevorderd wordt.
De partij, die zich door een gemachtigde doet vertegenwoordigen, wordt geacht
woonplaats te hebben bij die gemachtigde, tenzij hij zelf woont ter plaatse, waar de kantonrechter
zitting houdt, of aldaar een andere woonplaats mocht hebben gekozen.

Artikel 23

De partijen en hun gemachtigden of raadslieden zijn verplicht om de zaak voor de rechter
met bezadigdheid te verdedigen of te bepleiten, en in alles de eerbied in acht te nemen en te
bewaren, die men aan de justitie schuldig is. Indien zij zich daarin te buiten gaan, is de rechter
bevoegd hun het voortgaan te beletten.

Artikel 24

De toehoorders behoren bij de terechtzittingen een betamelijk ontzag en stilzwijgen te
bewaren; al wat de president of de kantonrechter tot handhaving van de goede orde beveelt, moet
stiptelijk en terstond ten uitvoer gelegd worden.

Artikel 25

Personen, die gedurende de terechtzitting de stilte storen, beweging verwekken of tekenen
van goed- of afkeuring geven, moeten, indien zij zich niet dadelijk na de waarschuwing van de
rechter of de deurwaarder stil houden, vertrekken; hij die daaraan geen gevolg geeft, mag terstond
in bewaring gesteld worden en daarin voor de tijd van vierentwintig uren blijven op vertoon van
een bevelschrift van de kantonrechter of van de voorzitter van het Hof van Justitie. De uitgifte
van dergelijk bevel moet in het proces-verbaal van de zitting vermeld worden.

Artikel 26

Indien een deurwaarder of bediende van het Hof van Justitie of van het kantongerecht de
orde heeft verstoord, is de rechter bevoegd om hem bovendien voor ten hoogste zes weken in zijn
bediening te schorsen.

Artikel 27

Indien de opschudding op de terechtzitting vergezeld is geweest van beledigingen of
bedreigingen jegens de rechters of de rechterlijke ambtenaren in het waarnemen van hun
bedieningen, welke beledigingen of bedreigingen het kenmerk van misdrijf dragen, is de
kantonrechter of de president van het Hof van Justitie bevoegd om de dader terstond te doen
aanhouden en hem zo mogelijk op dezelfde terechtzitting zonder enige dagvaarding te doen
terechtstaan; nadat de feiten tot klaarheid zijn gebracht en het openbaar ministerie ter zake is
gehoord kan zijn veroordeling volgen.

Artikel 28

Indien de beledigingen of de bedreigingen tegen een rechter of tegen rechterlijke
ambtenaren in het waarnemen van hun bedieningen buiten de terechtzittingen hebben plaats
gehad, is de kantonrechter of de voorzitter van het Hof van Justitie bevoegd om de dader terstond
te doen aanhouden en procesverbaal van het voorgevallene te doen opmaken. Dit proces-verbaal
wordt aan de daartoe bevoegde ambtenaar ter verdere vervolging opgezonden.

Artikel 29-6

Indien in de loop van een rechtsgeding de bijstand van een tolk vereist wordt, wordt die
door partijen, of, ingeval van verschil, door de kantonrechter of door de voorzitter van het Hof
van Justitie gekozen.
Indien de gekozene niet is een door het bestuur toegelaten beëedigd vertaler, legt hij,
alvorens zijn werkzaamheden aan te vangen, op de terechtzitting de eed, of de belofte af,
overeenkomstig de daaromtrent bij wet te stellen regelen dat hij de van hem als tolk gevorderde
diensten met getrouwheid en naar zijn geweten zal verrichten.
Wordt bij verrichtingen van een rechter-commissaris een tolk vereist, dan gaan de
bemoeienissen van de voorzitter op die rechter-commissaris over.
DERDE AFDELING
VAN DE RECHTERS EN VAN HET WRAKEN VAN RECHTERS

Artikel 30

De rechters, de ambtenaren van het openbaar ministerie en die van de griffie mogen zich
niet belasten met het verdedigen van de zaken der partijen hetzij mondeling, hetzij schriftelijk,
hetzij bij wijze van consultatie.
Echter mogen zij hun eigen zaken, die van hun echtgenoten, bloedverwanten of
aangehuwden in de rechte linie, en die van hun pupillen bepleiten.
Zij mogen ook niet scheidslieden zijn.

Artikel 31

Een rechter mag slechts gewraakt worden om de navolgende redenen:
1°. indien hij persoonlijk belang bij het geschil heeft;
2°. indien hij aan een der partijen in bloedverwantschap of in zwagerschap bestaat tot in de
vierde graad ingesloten;
3°. indien er, binnen het jaar vóór de wraking, tegen een der partijen of haar echtgenoot of
nabestaanden en aangehuwden in de rechte linie een vervolging wegens midrijf op zijn
beklag of door zijn toedoen heeft plaats gehad;
4°. indien hij een schriftelijk advies in de zaak gegeven heeft;
5°. indien hij, hangende het geding, van iemand, die bij de zaak belang heeft, geschenken heeft
ontvangen of deze aan hem zijn beloofd en hij die belofte heeft aangenomen;
6°. indien de rechter, zijn echtgenote, hun bloedverwanten of aangehuwden in de rechte linie een
verschil over een gelijksoortig onderwerp hebben als hetwelk tussen partijen in geschil is;
7°. indien er een burgerlijk rechtsgeding tussen de rechter, zijn echtgenote, hun bloedverwanten
of aangehuwden in de rechte linie en een der partijen hangende is;
8°. indien de rechter voogd, toeziende voogd, curator of toeziende curator, bewindvoerder,
vermoedelijke erfgenaam of begiftigde is van een der partijen of indien een der partijen zijn
vermoedelijke erfgenaam is;
9°. indien hij is bewindvoerder van enige stichting, maatschappij of lichaam van bestuur, welke
partij in de zaak is;
10°. indien er een hoge graad van vijandschap bestaat tussen hem en een der partijen;
11°. indien er tussen de rechter en een der partijen, sedert het aanleggen van het rechtsgeding of
binnen zes maanden vóór de wraking, beledigingen of bedreigingen hebben plaats gehad.

Artikel 32

De redenen, om welke een rechter kan gewraakt worden, gelden ook voor de procureurgeneraal
en de advocaat-generaal indien die niet optreden als hoofdpartij in het geschil,
mitsgaders voor de ambtenaren van de griffie.
De wraking van deze ambtenaren geschiedt op dezelfde wijze als die der rechters.

Artikel 33

Iedere rechter, die weet, dat er in een bij het Hof van Justitie aanhangige zaak, waarin hij
zou hebben deel te nemen aan de behandeling en beslissing, enige reden van wraking tegen hem
bestaat, is gehouden die zo spoedig mogelijk aan het Hof van Justitie op te geven; dit college
beslist, of hij zich van de behandeling van de zaak onthouden moet.

Artikel 34

De partij, welke een rechter als in het vorig artikel bedoeld wraken wil, moet de wraking
met alle gronden en met redenen bekleed voorstellen, op straffe van verlies van het recht daartoe,
uiterlijk vóór het rechtsgeding in staat van wijzen is, tenware de gronden of aanleiding tot de
wraking later mochten zijn ontstaan.
Met uitzondering van het laatste geval, moet de wraking van een rechter-commissaris
geschieden, vóórdat hij zijn werkzaamheden als zodanig aanvangt.

Artikel 35

De akte van wraking moet getekend zijn door de partij of haar bijzondere en bij
authentieke akte daartoe gevolmachtigde; zij wordt aan de griffier ter hand gesteld, die, na een
bewijs van ontvangst daarvan gegeven te hebben, haar onmiddellijk aan de gewraakte rechter
mededeelt.

Artikel 36

De gewraakte rechter is gehouden om binnen twee dagen onder de akte een schriftelijke
verklaring te stellen, houdende òf berusting in de wraking òf weigering om zich van de kennisneming
der zaak te onthouden, met zijn antwoord op de gronden en redenen, in de akte
uitgedrukt.

Artikel 37

Indien de gewraakte rechter in de wraking berust, moet hij zich van de zaak onthouden.

Artikel 38

Indien hij in de wraking niet berust, onderzoekt het Hof van Justitie bijaldien het een bij
het college aanhangig gemaakte zaak betreft, de gronden en redenen van wraking; het college
staat de wraking toe, indien het deze bewezen en gegrond bevindt.

Artikel 39

Indien een partij meer dan één lid van het Hof van Justitie wil wraken, is zij, bijaldien het
een bij het college aanhangig gemaakte zaak betreft, niet bevoegd om de tweede of verdere
wraking voor te dragen, voordat over de voorafgaande beslist is.

Artikel 40

De leden van het Hof van Justitie mogen zich niet verschonen om aan de raadpleging over
en de beslissing van de wraking deel te nemen.

Artikel 41

Indien tengevolge van toegelaten wraking of van toegegeven reden van verschoning of
tengevolge van andere oorzaken de leden van het Hof van Justitie niet in genoegzame getale zijn
om van een geschil kennis te nemen, wendt de meest gerede partij zich tot de President, met
verzoek om voor de berechting van de zaak het vereiste aantal buitengewone leden te benoemen.

Artikel 42

Bij wraking van de kantonrechter, of wel indien hij meent dat er enige reden van wraking
tegen hem bestaat, stelt hij de zaak uit tot de dag dat partijen nader worden opgeroepen en vraagt
zo spoedig mogelijk de beslissing van het Hof van Justitie onder toezending van de
desbetreffende akte van wraking, alsmede van zijn beschouwingen en raad.
Ingeval de kantonrechter de reden tot wraking als juist erkent, draagt hij de behandeling
van de zaak, in afwachting van 's Hofs beslissing, op aan een plaatsvervanger; hij geeft hiervan
tegelijkertijd kennis aan het Hof van Justitie.
Bij wraking of vermeende reden van verschoning van de griffier beslist de kantonrechter
in hoogste ressort.

Artikel 43

Indien tengevolge van toegelaten wraking of van toegegeven reden van verschoning of
tengevolge van andere oorzaken noch de kantonrechter, noch zijn plaatsvervangers van een
geschil mogen of kunnen kennis nemen, is de meest gerede partij bevoegd om zich tot de
President te wenden, met het verzoek om iemand tot beslissing van het geding aan te wijzen.

Artikel 44

De beslissing in zaken van wraking is niet aan enig beroep onderworpen.

VIERDE AFDELING

VAN HET ALGEMEEN REGISTER, VAN HET PROCES-VERBAAL

DER ZITTING EN VAN VONNISSEN IN HET ALGEMEEN

Artikel 45

De griffier houdt een algemeen register bij, waarin alle bij het gerecht aanhangige zaken,
elke zaak onder een afzonderlijk nummer, worden ingeschreven met de namen van de partijen
alsmede van hun gemachtigden of raadslieden, zo zij die hebben.
In dat register wordt, met vermelding van de dagtekening, kortelijk aantekening gehouden
van het in elke zaak voorgevallene en van de daarin genomen beslissingen.
Indien een getuige, deskundige, tolk of bewaarder schadeloosstelling vordert, wordt die
schriftelijk door de rechter begroot en daarvan aantekening gehouden in het algemeen register.

Artikel 46

De griffier maakt van de behandeling van elke zaak een afzonderlijk doorlopend procesverbaal
op, waarin de namen en de woon- of verblijfplaatsen van partijen en van hun
gemachtigden of raadslieden, alsmede het volgnummer van de zaak in het algemeen register en
de datum van iedere terechtzitting worden vermeld.
In dat proces-verbaal wordt, behoudens het bepaalde omtrent zaken welke niet aan hoger
beroep onderworpen zijn, al het ter terechtzitting voorgevallene vermeld en alle daarin gewezen
vonnissen gebracht. De voorzitter van het Hof van Justitie of de kantonrechter en de griffier
ondertekenen dit proces-verbaal binnen tweemaal vier en twintig uren na iedere terechtzitting of
verrichting.
Indien hetzij de kantonrechter hetzij de griffier zich in de onmogelijkheid bevindt om het
proces-verbaal te ondertekenen, maakt degene die niet in dat geval verkeert, in dat stuk daarvan
melding.
Indien de voorzitter van het Hof van Justitie zich in de onmogelijkheid bevindt het procesverbaal
te ondertekenen, doet dit het oudste lid dat over de zaak gezeten heeft. Ten aanzien van
de griffier van het Hof van Justitie vindt het voorgaande lid toepassing.

Artikel 47

De rechter is bevoegd om, alvorens de zaak definitief te beslissen, een praeparatoire of
een interlocutoire beslissing te nemen.
Voor praeparatoir worden gehouden vonnissen en bevelschriften, welke gegeven zijn tot
instructie van de zaak en welke strekken om het proces in staat van wijzen te brengen, zonder dat
zulks op de zaak ten principale van enige invloed kan zijn.
Voor interlocutoir worden gehouden vonnissen en bevelschriften waarbij de rechter,
alvorens recht te doen, een bewijs, een onderzoek of een instructie beveelt, waarvan de beslissing
in de zaak zelf afhankelijk kan zijn.

Artikel 48

Indien tijdens een aanhangig rechtsgeding of buiten eigenlijk rechtsgeding een door de
kantonrechter te verrichten rechtshandeling moet geschieden buiten het rechtsgebied van de
kantonrechter die van de zaak of van het verzoek kennis neemt, roept hij daartoe de tussenkomst
in van zijn ambtgenoot, binnen wiens gebied de handeling moet verricht worden.
Hij wiens tussenkomst is ingeroepen, geeft aan die opdracht gevolg en doet de rechter van
wie de opdracht uitging, zo spoedig mogelijk een afschrift van het proces-verbaal van het
krachtens die opdracht verrichte of bevondene toekomen. Dit afschrift heeft in het geding gelijke
kracht als het proces-verbaal van de rechter van wie de opdracht uitging.

Artikel 49

Alle vonnissen en beschikkingen, welke aan het eindvonnis voorafgaan, worden niet
afzonderlijk opgemaakt, maar alleen in het proces-verbaal van de zitting aangetekend.
Het vonnis, waarbij de rechter zich onbevoegd verklaart, wordt als een eindvonnis
beschouwd.

Artikel 50

Partijen mogen van de vonnissen en van de in het vorig artikel bedoelde aantekeningen in
hun zaak inzage en op hun kosten afschriften bekomen.

Artikel 51

Indien de beslissing in een zaak niet heeft plaats gehad uiterlijk drie maanden nadat de
behandeling ter terechtzitting geëindigd is en na het horen van het openbaar ministerie (wanneer
zulks wordt vereist), hebben partijen of heeft een van hen het recht om te vorderen dat de zaak
wordt bepleit.
Indien de rechter de dag heeft bepaald, waarop de uitspraak zal plaats hebben, en partijen
met elkander in overleg zijn getreden over een schikking, mogen zij de rechter verzoeken om de
uitspraak gedurende een bepaalde tijd uit te stellen.

Artikel 52

De rechters moeten bij hun beraadslagingen van ambtswege de rechtsgronden aanvullen,
welke de partijen niet mochten hebben aangevoerd.

Artikel 53

Elk vonnis, waarbij een eed wordt opgelegd, vermeldt de daadzaken, waarop de eed
gedaan moet worden; het wordt, indien het niet in tegenwoordigheid van de tegenpartij of van
haar gemachtigde is uitgesproken, haar op last van de rechter aangezegd.
Indien de partij, aan welke een eed is opgelegd, niet verschijnt op de voor de
eedsaflegging bepaalde dag en het in het eerste lid voorgeschrevene in acht genomen is, wordt zij
geacht de eed te hebben geweigerd, behoudens haar verzet, ingeval zij bewijst, uit hoofde van een
wettig beletsel te zijn verhinderd geweest.

Artikel 54

Indien er een provisionele eis gedaan is en de zaak zo ten principale als op de provisie in
staat van wijzen is, is de rechter bevoegd om op beide bij een en hetzelfde vonnis uitspraak te
doen.

Artikel 55

De voorlopige tenuitvoerlegging van vonnissen niettegenstaande hoger beroep of verzet
mag worden bevolen:
1°. indien de beslissing berust op een authentieke titel;
2°. indien de beslissing berust op een onderhands geschrift, hetwelk erkend is door degene, tegen
wie men zich daarop heeft beroepen, of hetwelk rechtens voor erkend wordt gehouden; deze
erkenning wordt mede aangenomen in geval recht wordt gedaan bij verstek;
3°. indien er is een voorafgegane veroordeling bij een vonnis, hetwelk niet voor verzet of hoger
beroep vatbaar is.
Het wordt aan het oordeel van de rechter overgelaten, dit bevel te geven met of zonder
borgtocht.

Artikel 56

De voorlopige tenuitvoerlegging van vonnissen niettegenstaande hoger beroep of verzet
mag bevolen worden met of zonder borgtocht in gevallen betreffende:
1°. verzegeling, ontzegeling of boedelbeschrijving;
2°. dringende reparatiën;
3°. ontruiming van het gehuurde, indien er een schriftelijk bewijs van bestaande, vernieuwde of
verlengde huur niet aanwezig is, of indien de huur geëindigd is;
4°. de benoeming van sequesters, commissarissen en bewaarders;
5°. het aannemen van borgen en achterborgen;
6°. de benoeming van voogden, curators en andere bewindvoerders, en het doen van hun
rekening;
7°. jaargelden of uitkeringen tot levensonderhoud en in het algemeen voldoening van een
bepaalde geldsom;
8°. alle provisionele toewijzingen;
9°. bezitrecht;
en verder in al die bijzondere gevallen, in welke de wetten zulks hebben toegelaten of
voorgeschreven.

Artikel 57

Indien de rechter de voorlopige tenuitvoerlegging niet bevolen heeft, is hij niet meer
bevoegd om zulks bij nader vonnis wèl te doen, onverminderd nochtans het recht van partijen om
dit in hoger beroep te vorderen.

Artikel 58

De voorlopige tenuitvoerlegging heeft niet plaats ten aanzien van de kosten, al waren die
ook in de plaats van schade en interesten toegewezen.

Artikel 59

Wie bij vonnis in het ongelijk gesteld wordt, wordt in de kosten verwezen. Echter mogen
de kosten in het geheel of ten dele gecompenseerd worden tussen echtgenoten, bloedverwanten in
de rechte linie, broeders en zusters of aangehuwden in dezelfde graad, mitsgaders indien de
partijen over en weder op enige punten in het ongelijk zijn gesteld.

Artikel 60

Bij provisionele, praepatoire en interlocutoire vonnissen is de rechter bevoegd om de
beslissing over de kosten tot het eindvonnis voor te behouden.

Artikel 61

De veroordeling in de kosten mag zich niet verder uitstrekken dan tot:
a. de kosten van exploiten, oproepingen van de zaak ter terechtzitting en comparitiën;
b. de kosten van bewijsstukken;
c. de schrijflonen voor gevorderde en gegeven afschriften;
d. de zegelrechten;
e. de kosten van getuigen, deskundigen, bewaarders, tolken, die van hun beëdiging daaronder
begrepen, en die van plaatsopneming en andere gerechtelijke verrichtingen;
f. de kosten veroorzaakt door het onderzoek omtrent de echtheid of onechtheid van geschriften;
g. de kosten van tenuitvoerlegging van het vonnis.
Zodanige van de in het eerste lid bedoelde kosten als de kantonrechter telkens, ook tijdens
het geding, mocht bepalen, moeten door de partij te wier verzoeke de verrichting geschiedt,
voorgeschoten en ter griffie overgebracht worden. Indien de rechter de verrichting ambtshalve
beveelt, gelast hij tevens, door wie bedoelde kosten moeten worden voorgeschoten, onverminderd
de bevoegdheid van de wederpartij om in het ene of het andere geval zulks uit eigen beweging te
doen.
Indien partijen onwillig zijn om de in het vorig lid bedoelde kosten voor te schieten en
tevergeefs door de rechter daartoe zijn aangemaand, blijft de bevolen verrichting, tenzij die
verplicht is voorgeschreven, achterwege en wordt - voor zoveel nodig op een daartoe nader door
de rechter bepaalde terechtzitting, welke aan partijen wordt aangezegd - met de behandeling van
de zaak voortgegaan.

Artikel 62

Bij het vonnis wordt het bedrag van de tot aan de uitspraak gemaakte kosten, voor zoveel
zulks mogelijk is, bepaald.
Indien partijen zich over de vereffening van de kosten, welke niet in het vonnis zijn
opgenomen, of over die van de kosten van tenuitvoerlegging niet kunnen verstaan, is de meest
gerede partij bevoegd om de kantonrechter te verzoeken het bedrag vast te stellen.
De kantonrechter gelast daarop, dat de partij te wier behoeve de veroordeling in de kosten
werd uitgesproken, binnen acht dagen ter griffie van het kantongerecht een opgaaf van de haar
verschuldigde kosten ter inzage van de wederpartij zal overleggen, en bepaalt tevens de dag
waartegen partijen zullen worden opgeroepen.
Ten aldus bepaalde dage stelt de rechter het bedrag van de kosten, na verhoor van partijen
voor zover zij zijn opgekomen, vast, en doet daarvan, behalve in het proces-verbaal van de zaak,
ook op het vonnis aantekening houden.
De vaststelling geschiedt volgens de bestaande tarieven en bij gebreke daarvan, volgens
begroting van de rechter.

Artikel 63

Indien na de in het vorig artikel bedoelde vaststelling van de staat van de kosten nog
nadere kosten gemaakt zijn en partijen het over de vereffening niet eens kunnen worden, is de
meest gerede partij bevoegd om de kantonrechter te verzoeken, het bedrag der kosten op de in de
vorige twee artikelen bedoelde wijze nader vast te stellen.

Artikel 64

Advokaten en deurwaarders, die zich in hun bedieningen te buiten mochten gaan, en al
diegenen, die de belangen van het beheer, dat hun is toevertrouwd, verwaarlozen, mogen
persoonlijk en uit hun eigen beurs geheel of gedeeltelijk in de kosten verwezen en zelfs tot
vergoeding van schade en interesten, zo daartoe gronden zijn, veroordeeld worden, zonder die op
hun principalen te mogen verhalen.

Artikel 65

Het vonnis, zodanig als de rechter dat uitspreekt, moet behelzen:
1°. de namen en de woonplaats van de partijen, en de namen van de gemachtigden of raadslieden
indien partijen die gehad hebben;
2°. de slotsom van de conclusie van het openbaar ministerie, in de gevallen waarin dit gehoord is;
en
3°. de gronden van de beslissing, zo wat de daadzaken als het rechtspunt, ieder afzonderlijk,
betreft, en de beslissing zelf.

Artikel 66

Aan het slot van het vonnis worden vermeld de namen van de rechters, die over de zaak
hebben geoordeeld.

Artikel 67

De expeditie of uitgifte van het vonnis wordt zonder medewerking van partijen
opgemaakt, en behelst, behalve hetgeen bij de vorige artikelen is vermeld:
1°. de eis, het antwoord en de slotsom der wederzijdse beweringen en voorzover niet schriftelijk
ingediend, de door de griffier daarvan gehouden aantekeningen;
2°. de vermelding dat het vonnis in het openbaar is uitgesproken;
3°. de dag van de uitspraak.

Artikel 68

De griffiers zijn verplicht om op aanvraag van partijen aan haar zodra mogelijk expeditie
van het vonnis uit te reiken, op straffe van vergoeding van kosten, schade en interesten, indien
daartoe gronden zijn.

Artikel 69

Alle vonnissen, welke wederkerige verplichtingen aan beide partijen opleggen, of waaruit
rechten en verplichtingen ten behoeve of ten laste van beide partijen voortvloeien, mogen door
elke partij in haar belang worden ten uitvoer gelegd.

Artikel 70

Praeparatoire en interlocutoire vonnissen en bevelschriften behoeven niet betekend te
worden, tenzij dit ingevolge de bepalingen van het tweede boek van dit Wetboek tot verhaal van
geldelijke verplichtingen, welke de wederpartij krachtens die vonnissen te vervullen heeft, nodig
mocht zijn.

VIJFDE AFDELING

VAN VRIJWARING

Artikel 71

Indien de eiser te dienende dage na het antwoord van de gedaagde vermeent gronden te
hebben om van iemand vrijwaring te vorderen, is hij bevoegd om aan de rechter, onder
aanvoering van die gronden, te verzoeken de oproeping van die persoon te bevelen.
Hetzelfde geldt voor de verweerder, die zijn verzoek mag doen bij schriftuur van
antwoord of bij zijn mondeling antwoord.
Bij toewijzing van het verzoek bepaalt de rechter met inachtneming van de daarvoor
aangegeven termijn een nadere rechtsdag, waarop het rechtsgeding zal worden voortgezet en
gelast hij de oproeping van de waarborg met gelijktijdige uitreiking van een afschrift van het
antwoord of van een uittreksel uit het proces-verbaal van de terechtzitting voor zover het de
gronden voor de vrijwaring aangevoerd vermeldt en doet hij hem aanzeggen zich van zijn
getuigen te doen vergezellen en zijn bewijsstukken mede te brengen.
Dit uitstel is onnodig, wanneer de waarborg ter terechtzitting aanwezig en tot dadelijk
antwoord bereid mocht zijn.

Artikel 72

Indien het verzoek tot vrijwaring op de bovengemelde rechtsdag niet gedaan is, wordt
zonder uitstel in de oorspronkelijke zaak voortgeprocedeerd.

Artikel 73

Ingeval van vrijwaring wegens onderzetting of andere zakelijke rechten, is de waarborg
altijd bevoegd om de zaak van de gewaarborgde over te nemen; deze wordt dan buiten proces
gesteld indien hij zulks vordert voordat er enig vonnis tussen hem en zijn oorspronkelijke
wederpartij is gewezen.
Echter is de gewaarborgde bevoegd om in het proces te blijven tot bewaring van zijn
recht; ook mag de wederpartij van de gewaarborgde tot bewaring van het zijne vorderen, dat de
gewaarborgde in de zaak blijft.

Artikel 74

De vonnissen tegen de waarborgen gewezen, bij het vorig artikel vermeld, mogen tegen
de gewaarborgde worden ten uitvoer gelegd.
Het is voldoende om het vonnis aan de gewaarborgde aan te zeggen, hetzij hij buiten het
proces is gesteld, of dat hij in het proces is gebleven, zonder dat er enige andere eis of
rechtsvordering nodig is.
Wat de kosten, schade en interesten betreft, mag de vereffening daarvan en de
tenuitvoerlegging niet dan tegen de waarborg geschieden; ingeval van kennelijk onvermogen van
de waarborg moet de gewaarborgde echter de kosten dragen.

Artikel 75

In zaken van eenvoudige vrijwaring, mag de waarborg zich slechts voegen, zonder de
zaak van de gewaarborgde over te nemen.

Artikel 76

Ingeval de oorspronkelijke eis en die ter vrijwaring tegelijk in staat van wijzen zijn, wordt
daarop gezamenlijk recht gedaan; is dit niet het geval, dan wordt de hoofdzaak wanneer de
oorspronkelijke eiser of verweerder dit vordert, afzonderlijk beslist.

Artikel 77

Wie ter zake van vrijwaring opgeroepen is, behoort voor de rechter, voor wie de
oorspronkelijke zaak aanhangig is, te procederen, zelfs wanneer hij ontkennen mocht waarborg te
zijn; doch indien duidelijk blijkt, dat de oorspronkelijke eis alleen gedaan is om hem van zijn
eigen rechter af te trekken, wordt hij derwaarts verwezen.

ZESDE AFDELING

VAN VONNISSEN BIJ VERSTEK EN VAN VERZET

Artikel 78

Indien de eiser ten betekende rechtsdage niet verschijnt, wordt er verstek tegen hem
verleend en wordt de verweerder van de instantie ontslagen, met verwijzing van de eiser in de
kosten.
In dit geval mag verzet niet plaats hebben, maar is de eiser bevoegd om opnieuw
oproeping van de verweerder te verzoeken, na voorafgaande betaling van de kosten van het
verstek.

Artikel 79

Indien de gedaagde niet verschijnt en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in
acht genomen zijn, wordt er tegen hem verstek verleend en wordt de eisers vordering
toegewezen, tenware zij de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Tegen de verweerder, die vóór of op de rechtsdag bij schriftuur heeft geantwoord, maar
noch in persoon, noch bij gemachtigde ter terechtzitting verschijnt, wordt verstek niet verleend.

Artikel 80

Het verstek wordt na het uitroepen van de zaak op de terechtzitting verleend; de in het
vorig artikel bedoelde uitspraak omtrent eisers vordering mag aangehouden worden tot een
volgende terechtzitting.

Artikel 81

Indien er in hetzelfde geding meer dan één verweerders zijn opgeroepen en niet één van
hen verschenen is, wordt in een en hetzelfde vonnis tegen hen verstek verleend.

Artikel 82

Indien van meer dan één verweerders één of meer niet verschijnen, bepaalt de rechter een
nieuwe rechtsdag, waartegen de niet verschenen partijen nogmaals worden opgeroepen.
Tussen al de partijen wordt daarna uitspraak gedaan bij hetzelfde vonnis, hetwelk
tegenover alle verweerders als een vonnis op tegenspraak gewezen wordt beschouwd en
waartegen verzet niet wordt toegelaten.

Artikel 83-7

Bij verstek gewezen vonnissen mogen, tenzij de voorlopige tenuitvoerlegging is bevolen,
niet ten uitvoer gelegd worden, dan na verloop van acht dagen na de aanzegging aan de partij in
persoon of te harer woonplaats op de wijze als bij de artikelen 2, 3, 4 en 6 voor de oproeping is
bepaald.

Artikel 84-8

De gedaagde, die bij verstek is veroordeeld, is bevoegd om daartegen verzet te doen. Het
verzet moet worden gedaan binnen veertien dagen na de aanzegging van het vonnis of van enige
uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in
persoon, of na het plegen door deze van enige daad, waaruit noodzakelijk voortvloeit, dat het
vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is. Indien de verweerder woont of
verblijft op een andere plaats in Suriname dan waar de griffie van het gerecht, welks rechter van
de eis heeft kennis genomen, gevestigd is, wordt de termijn door artikel 9 geregeld.
Heeft de verweerder geen bekende woon- of verblijfplaats in Suriname, dan bedraagt de
termijn van verzet vijf weken.
Buiten de gevallen, in het vorige lid voorzien, is het verzet ontvankelijk totdat het vonnis
is ten uitvoer gelegd.
De veroordeelde, die in het vonnis heeft berust, mag daartegen niet meer in verzet komen.

Artikel 85

Het vonnis wordt gerekend ten uitvoer gelegd te zijn:
ingeval van gerechtelijke tenuitvoerlegging op de roerende goederen, na de verkoop;
ingeval van arrest onder derden op uit te keren gelden, na de uitbetaling van deze aan de
arrestant;
ingeval van gerechtelijke uitwinning van onroerende goederen op de veertiende dag na de
aanslag of de aanplakking van de in de artikelen 388 en 390 vermelde biljetten;
ingeval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed, nadat het aan de verweerder
aangezegd is en openbaar gemaakt op de wijze, bij artikel 705 voorgeschreven, en zowel negentig
dagen na de aanzegging, als dertig dagen na de aankondiging bedoeld in artikel 691 zijn
verlopen.

Artikel 86

Het verzet tegen een verstekvonnis wordt aanhangig gemaakt op de wijze voor de
indiening van vorderingen bepaald. De gronden van verzet mogen ten dage dienende mondeling
worden aangevuld.

Artikel 87-9

Een vonnis bij verstek, waarvan de voorlopige tenuitvoerlegging niet is bevolen mag niet
tegen een derde worden ten uitvoer gelegd, dan acht dagen na zijn aanzegging aan de defaillant in
persoon of te zijner woonplaats, en met overlegging van een verklaring des griffiers, dat in zijn
registers verzet tegen het vonnis niet is aangetekend.

Artikel 88

De opposant, die zich voor de tweede maal bij verstek laat vonnissen, wordt niet meer
ontvangen tot het doen van een nieuw verzet.

Artikel 89

De kosten van het verstek, die van het vonnis daaronder begrepen, mitsgaders die, welke
als gevolg van het niet-verschijnen van de defaillant kunnen worden beschouwd, komen ten laste
van de defaillant, tenware deze bij verzet mocht aantonen, dat de oproeping, om in rechte te
verschijnen, niet op de juiste wijze is geschied en hij daarom niet verschenen is.

Artikel 90

De gedaagde, tegen wie verstek verleend is, heeft, zolang ten profijte daarvan het vonnis
nog niet gewezen is, de bevoegdheid om te dienende dage alsnog in rechte te verschijnen;
daardoor vervallen de gevolgen van het tegen hem verleend verstek, behalve ten aanzien van de
daardoor veroorzaakte kosten.

ZEVENDE AFDELING

VAN NIETIGHEID

Artikel 91

Een exploit of akte van rechtspleging mag slechts nietig verklaard worden, indien de
nietigheid daarvan uitdrukkelijk bevolen is.

Artikel 92

Al hetgeen in de artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8,10, 11, 12, 13, 15, 16 en 17 is
voorgeschreven, moet op straffe van nietigheid worden in acht genomen.
Bij niet-verschijning van de verweerder mag de rechter tegen hem verstek niet verlenen;
de rechter moet, de nietigheid uitsprekende, de eiser veroordelen in de kosten.

Artikel 93

Indien de gedaagde op de oproeping verschijnt en de nietigheid van het exploit inroept, is
de rechter bevoegd om die exceptie te verwerpen, indien het verzuim of de overtreding van dien
aard wordt bevonden, dat de verweerder daardoor in zijn verdediging niet is benadeeld, en alzo er
geen belang bij heeft om zich van de nietigheid te bedienen.
De rechter beveelt echter in die gevallen, zo daartoe gronden zijn, de aanvulling van het
verzuim of de verbetering van de onregelmatigheden op kosten van de aanlegger.

Artikel 94

De kosten van nietige akten van rechtspleging komen ten laste van de advokaten of de
deurwaarders, die zich zodanige akten veroorloofd hebben. Die rechtsbedienden zijn bovendien,
naar vereis van zaken, deswege tot vergoeding van schade en interesten aansprakelijk; de rechter
is zelfs bevoegd om hen ter zake in hun beroep of bediening te schorsen.

TWEEDE TITEL

VAN DE WIJZE VAN PROCEDEREN

VOOR DE KANTONRECHTER

EERSTE AFDELING

VOORAFGAANDE BEPALINGEN

Artikel 95

Zaken welke zuiver personeel zijn of tot roerende goederen betrekking hebben, staan ter
kennisneming van de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de gedaagde woonachtig is, of
indien er meer gedaagden zijn, van de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied een hunner
woonachtig is, ter keuze van de eiser.
Indien de gedaagde zijn woonplaats niet heeft in Suriname, staat de zaak ter kennisneming
van de kantonrechter van zijn werkelijk verblijf; indien hij ook zijn werkelijk verblijf niet in
Suriname heeft, staat de zaak ter kennisneming van de kantonrechter van de woon- of
verblijfplaats van de eiser of van één der eisers.
Indien gedaagden zijn onbekenden of houders van aandelen in geldleningen of
maatschappijen welke niet op naam staan, staat de zaak insgelijks ter kennisneming van de
kantonrechter van de woon- of verblijfplaats van de eiser of van één der eisers.
Indien de gedaagde openbaar ambtenaar is, doch in een ander ressort zijn woonplaats
heeft, staat de zaak ter kennisneming van de kantonrechter van die woonplaats of van die van de
plaats, in welke hij zijn ambtsverrichtingen uitoefent, ter keuze van de eiser.
Indien de rechtspersoon Suriname eiser of gedaagde is, wordt als haar woonplaats
beschouwd de plaats, waar de President zijn zetel heeft.

Artikel 96

In zaken, welke betrekking hebben tot onroerend goed, is tot de kennisneming bevoegd de
kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied het goed waarover het geschil loopt gelegen is, indien
de rechtsvordering wordt ingesteld wegens bezitrecht of wegens aanspraak op het onroerend goed
zelf en voorts indien de rechtsvordering strekt:
1°. tot zodanig herstel aan verhuurde onroerende goederen, als ten laste van de huurder is
gebracht;
2°. tot vergoeding van schade, door de huurder aan het verhuurde goed toegebracht; of
3°. tot ontruiming van onroerende goederen of tot ontbinding van de huurovereenkomst.
Indien onroerende goederen, te welker aanzien de rechtsvordering plaats heeft, binnen het
rechtsgebied van onderscheiden kantonrechters gelegen zijn, geschiedt de oproeping voor een
dezer, ter keuze van de eiser.
In zaken van gemengde aard, behoudens hetgeen hierna volgt ten aanzien van zaken van
erfenis, is tot de kennisneming bevoegd de kantonrechter, in wiens rechtsgebied het onroerend
goed gelegen is, of in wiens ressort de verweerder zijn woonplaats heeft, ter keuze van de eiser.
In zaken van maatschap of vennootschap is tot de kennisneming bevoegd de
kantonrechter van de plaats, waar zij gevestigd is, en na de ontbinding, hetzij dezelfde
kantonrechter, hetzij de kantonrechter van de woonplaats van een der vereffenaars.
In zaken van erfenis:
1°. wegens onderlinge vorderingen van de erfgenamen tot aan de boedelscheiding ingesloten, en
wegens vernietiging van een gemaakte boedelscheiding,
2°. wegens vorderingen, welke door des overledenen schuldeisers vóór de boedelscheiding
gedaan zouden mogen worden, en
3°. wegens vorderingen betrekkelijk de uitvoering van beschikkingen ter zake van overlijden, tot
aan het eindvonnis toe, is tot de kennisneming bevoegd de kantonrechter, binnen wiens
rechtsgebied de erfenis is opengevallen.
In zaken van faillissement is tot de kennisneming bevoegd de kantonrechter, die de
schuldenaar in staat van faillissement heeft verklaard en wiens uitspraak tevens rechtsgevolgen
heeft; indien de faillietverklaring in hoger beroep is uitgesproken, is tot de kennisneming
bevoegd de kantonrechter, die de functie van rechter-commissaris in dat faillissement vervult.
In zaken van vrijwaring is tot de kennisneming bevoegd de kantonrechter, bij wie de
oorspronkelijke vordering aanhangig is.
In zaken van het doen van rekening door een van rechtswege aangestelde rekenplichtige is
tot de kennisneming bevoegd de kantonrechter, die hem heeft benoemd, en ten aanzien van
voogden en curators, de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de voogdij of curatele is
opgedragen; of, in beide gevallen, de kantonrechter van de woonplaats des verweerders ter keuze
van de eiser.
Indien er woonplaats is gekozen, is tot de kennisneming bevoegd de kantonrechter van die
gekozen woonplaats, of de kantonrechter van de werkelijke woonplaats des verweerders, ter
keuze van de eiser.
In zaken wegens kosten en verdiensten, door advokaten of deurwaarders gevorderd
wordende, is tot de kennisneming bevoegd de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de kosten
gemaakt zijn.

Artikel 97

Een vreemdeling mag zelfs indien hij in Suriname zijn verblijf niet houdt, voor de rechter
in dat gewest worden opgeroepen ter zake van verbintenissen, door hem jegens een ingezetene
van Suriname hetzij in of buiten het gewest aangegaan.

Artikel 98

In zakelijke rechtsvorderingen, of in rechtsvorderingen van gemengde aard, wordt het
vaste goed in het verzoekschrift bij deszelfs ligging, en, zoveel mogelijk, bij deszelfs naam en
aard omschreven.

Artikel 99

De persoonlijke rechtsvordering is de zodanige, welke tot onderwerp heeft de vervulling
van een persoonlijke verbintenis, uit overeenkomst of uit de wet voortvloeiende.
De zakelijke rechtsvordering is de zodanige, waarbij de eigendom van een zekere en
bepaalde zaak of wel enig ander zakelijk recht, geëist wordt.
De gemengde rechtsvordering is de zodanige, welke tegelijk persoonlijk en zakelijk is, te
weten:
de vordering tot verkrijging van een erfenis;
die tot boedelscheiding;
die tot deling van gemeenschap;
die tot afpaling van bij elkander gelegen erven.
Artikel 100
De rechtsvordering over het bezitrecht en die over het recht tot de zaak (petitoir), mogen
niet verenigd worden ingesteld.

Artikel 101

Die een rechtsvordering over het recht tot de zaak zelf petitoir heeft ingesteld, is niet meer
ontvankelijk tot het instellen van een rechtsvordering over het bezitrecht.

Artikel 102

Indien in zaken van bezitrecht het bezit of de stoornis ontkend wordt, mag het verhoor van
getuigen, dat dienaangaande bevolen wordt, zich niet uitstrekken tot het recht op de zaak zelf (het
petitoir).

Artikel 103

De verweerder in zaken van bezitrecht mag een rechtsvordering over het recht tot de zaak
zelf niet instellen vóórdat die ten aanzien van het bezitrecht is afgelopen.
Indien hij in de laatstgemelde in het ongelijk is gesteld, is hij in zijn vordering ten aanzien
van het recht op de zaak zelf slechts ontvankelijk na volkomen te hebben voldaan aan de tegen
hem uitgesproken veroordeling; tenware de uitvoering van het vonnis achterwege gebleven of
vertraagd ware door de schuld van de partij, welke het vonnis verkregen had; in dit geval is de
rechter, tot wiens kennisneming de rechtsvordering nopens het recht op de zaak zelf staat,
bevoegd om een termijn te bepalen, na verloop van welke die rechtsvordering mag worden
ingesteld.

Artikel 104

Indien de gedaagde, nadat hem de oproeping is betekend, ophoudt woonplaats of
werkelijke verblijfplaats te hebben ter plaatse, waar de kantonrechter zitting houdt, zonder aldaar
voor de verdere behandeling van de zaak woonplaats te hebben gekozen, worden alle verdere
voor hem bestemde exploiten aangeplakt aan de hoofddeur van de gehoorzaal des rechters en
wordt een tweede afschrift betekend aan de procureur-generaal deze doet dit afschrift zo mogelijk
aan de gedaagde toekomen, zonder dat van dit laatste echter in rechte behoeft te blijken.

Artikel 105

Indien op de dag van het eindvonnis een der partijen in het in het voorgaand artikel
omschreven geval verkeert, wordt de in artikel 119 bedoelde aangetekende dienstbrief met de
daarin bedoelde mededeling verzonden aan de procureur-generaal, die deze, zo mogelijk, aan de
betrokken partij doet toekomen zonder dat van dit laatste echter in rechte behoeft te blijken,
wordende voorts een afschrift van die dienstbrief door of vanwege de griffier aangeplakt aan de
hoofddeur van de gehoorzaal des rechters.

Artikel 106

Indien de ontruiming wordt gevorderd van onroerende goederen zonder dat de huurder
een schriftelijk bewijs van bestaande, vernieuwde of verlengde huur voorbrengt en in gebreke
blijft het perceel te ontruimen, is de kantonrechter bevoegd om op mondelinge aanvraag van de
belanghebbende partij, overeenkomstig artikel 8, de oproeping van de wederpartij te bevelen,
zelfs van uur tot uur, en de Zondag ingesloten.

Artikel 107

De kantonrechter is alsdan ook bevoegd om de onmiddellijke tenuitvoerlegging van zijn
vonnis tot ontruiming bij voorraad te bevelen, niettegenstaande hoger beroep of verzet, met of
zonder borgstelling en zulks op de minuut en zonder andere formaliteit dan de vertoning van die
minuut ter woonplaats van de veroordeelde partij.
Artikel 108
De ontruiming mag daarna zonder verdere aanmaning of andere formaliteiten door de
deurwaarder, bijgestaan door twee daartoe door de kantonrechter benoemde getuigen, worden ten
uitvoer gelegd, behoudens de betekening van de minuut van het vonnis binnen vierentwintig uren
aan de veroordeelde partij, en onverminderd de tenuitvoerlegging van de verdere inhoud van het
vonnis op de gewone wijze.

Artikel 109

De eiser is bevoegd om tot de afloop van de zaak zijn eis te wijzigen of te verminderen,
zonder nochtans het onderwerp van de eis te mogen veranderen of te vermeerderen.

TWEEDE AFDELING

VAN DE RECHTSINGANG, DE VERWERING EN

HET VOLDINGEN VAN DE ZAAK

Artikel 110-10

Elke rechtsingang voor de kantonrechter vangt aan met een aan deze gericht
verzoekschrift, door de eiser of diens daartoe gemachtigde ondertekend; de kantonrechter handelt
daarmede als in deze afdeling is voorgeschreven.
Indien de eiser of zijn gemachtigde niet kan schrijven en in zodanige andere gevallen als
waarin daartoe naar het oordeel van de kantonrechter redenen bestaan, mag de eiser of zijn
gemachtigde de vordering mondeling voordragen aan de kantonrechter, die haar in geschrift
brengt of doet brengen.
Deze bevoegdheid tot mondelinge voordracht geldt niet voor de gemachtigde, die van het
verlenen van rechtsgeleerde hulp zijn beroep maakt.
De kantonrechter is bevoegd de eiser of zijn gemachtigde bij de indiening van de
vordering raad te geven en hulp te bieden.

Artikel 111

Het verzoekschrift, of het ingevolge, het tweede lid van het vorig artikel opgemaakt
geschrift moet inhouden:
1°. de naam, de voornamen en de woonplaats van de eiser en, indien het verzoek door een
gemachtigde wordt gedaan, de naam, de voornamen en de woonplaats van die gemachtigde;
2°. de naam, de voornamen en de woon- of verblijfplaats van de gedaagde;
3°. een aanduiding en omschrijving van het onderwerp der vordering en datgene wat gevorderd
wordt, en
4°. de dagtekening van het verzoekschrift.
De eiser, die niet woonachtig is ter plaatse, waar de rechter zitting houdt, moet in het
verzoekschrift aldaar woonplaats kiezen.
Indien een gemachtigde het verzoekschrift heeft ondertekend, moet de akte van volmacht
daarbij worden overgelegd.

Artikel 112

Verzoekschriften, welke niet aan de bij het vorig artikel gestelde eisen voldoen of waarbij
de volmacht niet is overgelegd, worden aan de eiser in persoon of aan diens gemachtigde met
mondelinge of schriftelijke opgave van redenen ter verbetering of aanvulling dan wel ter
bijvoeging van de volmacht teruggegeven of gezonden en in afwachting daarvan niet
aangetekend in het algemeen register.
De mondelinge voordracht wordt eerst in geschrift gebracht, nadat de eiser de gegevens
heeft verstrekt om aan de in het vorig artikel gestelde vereisten te voldoen.
Terugzending bij met redenen omklede beschikking heeft plaats en de in het eerste lid
bedoelde aantekening wordt achterwege gelaten, indien het verzoekschrift bij een andere
kantonrechter had moeten worden ingediend. Indien in dit geval de vordering mondeling is
ingediend, is de kantonrechter bevoegd om het in geschrift brengen daarvan bij met redenen
omklede beschikking te weigeren.
Van de beschikkingen, in het voorgaand lid bedoeld, is hoger beroep toegelaten.
De krachtens het derde lid genomen beschikkingen en de daarop gevallen beslissingen in
hoger beroep worden aangetekend in het algemeen register.

Artikel 113

Van de vordering houdt de griffier onverwijld aantekening in het algemeen register. Ten
dage waarop die aantekening heeft plaats gehad, wordt de vordering geacht ingesteld te zijn.
De kantonrechter bepaalt daarna de dag en het uur, waarop de zaak voor het
kantongerecht zal dienen en doet partijen oproepen, ten einde alsdan te verschijnen, vergezeld
van de getuigen, die zij wensen te doen horen, en met medebrenging van de bewijsstukken,
waarvan zij zich willen bedienen.
Bij de oproeping van de verweerder zegt de deurwaarder of de tot exploiteren bevoegde
persoon hem bij de uitreiking van een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift
van de vordering tevens aan, dat hij daarop desverkiezende vóór of op de rechtsdag bij door hem
of door zijn gemachtigde ondertekende schriftuur mag antwoorden.
Het afschrift van de vordering geldt voor degene, die het ontvangen heeft, als de
oorspronkelijke vordering.
Van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde beschikking houdt de griffier
aantekening in het algemeen register alsmede op de minuut van de vordering.

Artikel 114

In zaken, waarin een onmiddellijke beslissing wenselijk en mogelijk is, is de
kantonrechter bevoegd om op het daartoe strekkend mondeling verzoek van de eiser en indien de
gedaagde vrijwillig met deze is verschenen, onmiddellijk tot de behandeling en beslissing van de
zaak over te gaan.

Artikel 115

Alle oproepingen, aanzeggingen, betekeningen en in het algemeen alle exploiten, welke
voor de geregelde gang van de zaak nodig zijn en aan het eindvonnis voorafgaan, geschieden
door tussenkomst en op last van de kantonrechter.
Oproepingen, aanzeggingen of betekeningen behoeven niet te geschieden aan hen, die
blijkens het proces-verbaal van de zaak ter terechtzitting, waarop de desbetreffende aan het
eindvonnis voorafgegane uitspraken of beschikkingen genomen zijn, in persoon of bij
gemachtigde tegenwoordig waren.

Artikel 116

De kantonrechter draagt zorg voor de inschrijving van de zaak op de rol van de zitting.

Artikel 117

De behandeling van de zaak geschiedt mondeling ter terechtzitting, onverminderd de
bevoegdheid van partijen om aldaar door hen of hun gemachtigden dan wel raadslieden ondertekende
schrifturen in te dienen. Deze schrifturen worden evenals de vordering en het antwoord,
indien het schriftelijk is ingediend, ter terechtzitting voorgelezen.

Artikel 118

De kantonrechter is bevoegd om, indien hij dit voor de goede en geregelde gang van de
zaak nodig acht, partijen bij de behandeling van de zaak de nodige voorlichting te geven, haar te
ondervragen en zelfs opmerkzaam te maken op de rechts- en bewijsmiddelen, welke zij kunnen
aanwenden.

Artikel 119-11

Wanneer beide partijen verschenen zijn, hoort de rechter haar over en weder, en doet,
zoveel mogelijk, dadelijk uitspraak.
Indien partijen ten dage dienende enig uitstel verzoeken, staat de rechter dit verzoek, mits
het hem gegrond voorkomt, toe en bepaalt de rechtsdag, op welke partijen nader moeten
verschijnen.
Aan de partij, die niet persoonlijk of bij gemachtigde bij de uitspraak of de mededeling
van de beschikking ter terechtzitting tegenwoordig is, doet de kantonrechter de inhoud van ieder
vonnis of beschikking bij aangetekende dienstbrief door de griffier mededelen.
De dagtekening van deze aangetekende dienstbrief wordt geacht de dag te zijn, waarop de
mededeling heeft plaats gehad.
Van de mededelingen en van de dag, waarop zij hebben plaats gehad, houdt de griffier
aantekening aan de voet van het vonnis, of voor zoveel het aan het eindvonnis voorafgaande
vonnissen of beschikkingen betreft, aan de rand (in margine) van de van het vonnis of de
beschikking ter terechtzitting gedane aantekening.

Artikel 120-12

Alle exceptiën moeten tegelijk met het verweer op de hoofdzaak worden voorgesteld op
straffe van verval van de nietvoorgedragen exceptiën, en, indien niet op de hoofdzaak
geantwoord is, van het recht om zulks te doen. Echter zullen erfgenamen, die in termen van
beraad zijn, en zij die na ontbinding ener gemeenschap van goederen in termen van beraad zijn,
hun verweer tot een beroep daarop kunnen beperken.

Artikel 121

Indien de beslissing niet dadelijk kan plaats hebben, stelt de kantonrechter die tot op een
door hem bepaalde rechtsdag uit.

DERDE AFDELING

VAN VOORLOPIGE VERZOEKEN EN

VAN DE EXCEPTIE VAN ONBEVOEGDHEID

Artikel 122

Indien de eiser een vreemdeling is, die niet is ingezetene van Suriname, of indien
zodanige vreemdeling zich in een aangelegde rechtzaak voegt of tussenkomt, is hij gehouden, ten
verzoeke van de wederpartij en alvorens deze in rechte enig verweer of tegenzeggen behoeft te
doen, zekerheid te stellen voor de betaling van de kosten, schade en interesten, in welke hij zou
kunnen verwezen worden.
De partij, welke het stellen van zekerheid verzoekt, wordt niet geacht daardoor de
bevoegdheid van de rechter om van zijn zaak kennis te nemen te hebben erkend.

Artikel 123

De rechter bepaalt alsdan de som, tot het beloop waarvan de zekerheid moet worden
verstrekt en stelt tevens vast, op welke wijze de zekerheid moet worden gesteld. Heeft de eiser of
de tussenkomende partij aangetoond voldoende onroerende goederen in Suriname te bezitten om
de vastgestelde som daaraan te kunnen verhalen, dan mag hij volstaan met het toestaan van een
hypothecaire inschrijving daarop tot het bedrag van die som.

Artikel 124

Hij, die voor een rechter geroepen is, welke onbevoegd is om van het geschil kennis te
nemen, mag vorderen, dat de rechter zich onbevoegd verklaart.

Artikel 125

Ingeval de rechter onbevoegd mocht zijn uit hoofde van het onderwerp des geschils, is hij,
ook al is de exceptie van onbevoegdheid niet voorgesteld, ambtshalve gehouden zich onbevoegd
te verklaren.

Artikel 126

In zaken, welke reeds te voren voor een andere rechter zijn aanhangig gemaakt tussen
dezelfde personen en over hetzelfde onderwerp, of welke reeds door dezelfde personen en over
hetzelfde onderwerp aan scheidsmannen zijn opgedragen en voor hen aanhangig zijn, of ingeval
het geschil aan een zaak verknocht is, welke reeds voor een ander gerecht of voor scheidsmannen
aanhangig is, mag verwijzing gevraagd worden naar die andere rechter of naar de benoemde
scheidsmannen.
De verwijzing moet gevraagd worden met redenen omkleed en vóór alle weren, op de dag
voor het voordragen van de verwering bepaald.
Ook de eiser is bevoegd die verwijzing te vorderen, maar alleen bij het doen van de eis.

Artikel 127

Ingeval voor dezelfde rechter tussen dezelfde personen en over hetzelfde onderwerp
tegelijk zaken aanhangig zijn, of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, mag
daarvan op overeenkomstige wijze voeging worden gevraagd en bevolen.

VIERDE AFDELING

VAN DE GESCHILLEN OVER DE ECHTHEID

OF ONECHTHEID VAN GESCHRIFTEN EN

VAN HET GERECHTELIJK ONDERZOEK DESWEGE

Artikel 128

In een aanhangig geding is de rechter bevoegd om hetzij op verzoek van partijen of van
een harer, hetzij ambtshalve een gerechtelijk onderzoek te bevelen naar de echtheid of de
onechtheid van een geschrift, waarvan een partij zich wil bedienen:
1°. wanneer de partij, van welke men beweert dat zij een onderhands geschrift geschreven of
ondertekend heeft, ontkent dit te hebben geschreven of ondertekend;
2°. wanneer de partij, tegen wie men gebruik maakt van een door een derde geschreven of
getekend onderhands geschrift, verklaart, het geschrift of de ondertekening van degene, van
wie men beweert dat hij zulks geschreven of getekend heeft, niet te erkennen;
3°. wanneer een der partijen beweert, dat een stuk vals of vervalst is.

Artikel 129

Een bevel, als in het voorgaand artikel bedoeld, mag slechts gegeven worden, indien na de
betwisting of niet-erkenning van de echtheid of de betichting van valsheid, de partij, welke het
stuk overgelegd heeft, staande houdt dat het echt en onvervalst is, en verklaart zich daarvan in het
geding te willen bedienen.
In het tegenovergestelde geval, wordt het overgelegd stuk buiten het geding gehouden.

Artikel 130

Bij het bevel tot het instellen van een gerechtelijk onderzoek over de echtheid of de
onechtheid van het stuk benoemt de rechter, voor zover hij niet gevoeglijk zelf dat onderzoek kan
verrichten, te dien einde een of meer deskundigen.
Voor zover echter partijen ter terechtzitting vóór de uitspraak zijn overeengekomen in de
keus der deskundigen, is de rechter bevoegd om daarin te berusten.

Artikel 131

Het betwist stuk, door de rechter en de griffier gewaarmerkt, wordt ter griffie
overgebracht en aldaar bewaard; partijen zijn bevoegd om er aldaar inzage of afschrift van te
nemen of te doen nemen.

Artikel 132

Als stuk van vergelijking mag worden aangenomen hetgeen de betrokken partij op last en
op mondelinge vóórzegging van de rechter ter terechtzitting heeft geschreven.
Niet-verschijning op de dag voor het schrijven bepaald, of weigering om te schrijven kan
tengevolge hebben de erkenning van de echtheid en de toelating in het geding van het stuk.

Artikel 133

Blijkt de noodzakelijkheid om bij het onderzoek gebruik te maken van stukken, welke in
handen zijn van openbare of andere bewaarders, dan gelast de kantonrechter, dat die stukken op
een daarvoor bepaalde terechtzitting worden overgelegd dan wel overgebracht of ter beschikking
gesteld op de door de rechter vastgestelde dag en uur en ter plaatse waar het onderzoek gedaan
zal worden, op straffe dat de openbare bewaarder van zodanige stukken, die zonder geldige reden
in gebreke is, bij lijfsdwang, en de anderen langs de gewone weg van rechten, daartoe
genoodzaakt zullen worden. Alles behoudens het toestaan van het middel van lijfsdwang ten
aanzien van de laatsten, ingeval de rechter daartoe termen vindt.

Artikel 134

Ingeval stukken ter vergelijking zich niet bevinden ter plaatse waar de kantonrechter
zitting houdt, draagt hij dat onderzoek op aan de kantonrechter van de plaats waar de houder
woonachtig is; deze kantonrechter is dan bevoegd om te gelasten als in het voorgaand artikel is
aangegeven.

Artikel 135

Bijaldien het geschrift niet een gedeelte uitmaakt van een register, maakt de openbare
bewaarder vóór de overlegging of overbrenging een afschrift van het stuk, hetwelk tegen het
oorspronkelijke vergeleken en getekend wordt door de kantonrechter van zijn woonplaats. Deze
rechter doet daarvan procesverbaal opmaken, waarin vermeld wordt de aanleiding tot de
vervaardiging. Dat afschrift legt de bewaarder bij zijn oorspronkelijke stukken of minuten, om in
de plaats te treden van het oorspronkelijke stuk of stukken, tot op de terugontvangst van
laatstgemelde; hij is bevoegd om daarvan grossen en uitgiften uit te leveren, met vermelding van
het daarvan opgemaakt proces-verbaal.
De kosten worden door de partij, die het betwiste stuk overlegt, aan de bewaarder te goed
gedaan tot het door de kantonrechter, aan wie de beslissing toekomt, begroot bedrag.

Artikel 136

Nadat de houders de stukken hebben vertoond, wordt het aan het doorzicht van de rechter
overgelaten om te bevelen, dat zij ter bewaring van die stukken bij het doen van het onderzoek
tegenwoordig moeten blijven, en deze na afloop van elke daartoe nodige zitting terugnemen en
voor elke volgende zitting wederom leveren, of wel om te bevelen, dat de stukken in handen van
de griffier ter bewaring gesteld worden.

Artikel 137

De rechter vertoont de ontkende stukken, of die welke niet erkend zijn of beticht zijn van
valsheid, aan de getuigen, door wie zij worden gewaarmerkt.

Artikel 138

Indien het onderzoek naar de echtheid van het overgelegde stuk het vermoeden van
valsheid in geschrifte tegen nog levende personen heeft doen ontstaan, zendt de rechter de
stukken aan de tot vervolging bevoegde ambtenaar.
De aanhangige burgerlijke zaak blijft alsdan geschorst tot na de beslissing in de strafzaak.

Artikel 139

Wanneer de burgerlijke rechter bij het afdoen van de beweerde valsheid, het ter zijde
leggen, verscheuren of doorhalen, in het geheel of ten dele, of zelfs het verbeteren en in orde
brengen van de valse of vervalst verklaarde stukken beveelt, blijft de uitvoering van dit punt van
het vonnis opgeschort tot na verloop van de termijn van hoger beroep of request-civiel of totdat
de veroordeelde in het vonnis berust heeft.

Artikel 140

Het vonnis, waarbij beslist wordt over de echtheid of de onechtheid van het betwiste
geschrift, stelt tevens vast de termijn, binnen welke, en de wijze waarop de door de partijen,
getuigen of bewaarders overgelegde stukken moeten worden teruggeven.

VIJFDE AFDELING

VAN GETUIGENVERHOOR

Artikel 141

Indien partijen het over de daadzaken niet eens zijn en het verhoor van getuigen tot de
beslissing van de zaak kan leiden, gaat in de gevallen, waarin het bewijs door getuigen is
toegelaten, de kantonrechter, hetzij op verzoek van een der partijen, hetzij ambtshalve, tot dat
verhoor terstond of, zo nodig, op een nader bepaalde rechtsdag over.
De kantonrechter bepaalt de termijn, welke tussen de oproeping en de verschijning van de
niet te dienende dage medegebrachte getuigen moet verlopen en draagt de oproeping van de
getuigen op aan een tot het doen van exploiten bevoegd persoon.

Artikel 142

Het leveren van tegenbewijs staat van rechtswege vrij. Behoudens gewichtige, uitsluitend
ter beoordeling van de kantonrechter staande, redenen, heeft dit verhoor eerst plaats na afloop
van het verhoor van de voor het bewijs gehoorde getuigen.

Artikel 143

Ingeval de getuigen niet op één dag gehoord kunnen worden, bepaalt de kantonrechter
voor de verdere verhoren een nadere dag en uur en deelt aan de nog te horen getuigen mede, dat
zij zonder nieuwe oproeping, op de bepaalde dag en uur ter terechtzitting moeten verschijnen.

Artikel 144

De rechter vraagt aan elke getuige zijn naam, voornamen, beroep, ouderdom en
woonplaats, mitsgaders of hij aan partijen of aan een harer in den bloede of door aanhuwelijking
bestaat en, zo ja, in welke graad, en of hij haar loon- of huisbediende is.

Artikel 145-13

Iedere getuige wordt afzonderlijk ter terechtzitting gehoord hetzij beide partijen
tegenwoordig zijn of niet, na op straffe van nietigheid, de eed of de belofte te hebben afgelegd,
overeenkomstig de daaromtrent bij wet te stellen regelen, de gehele waarheid en niets dan de
waarheid te zullen zeggen.
Indien een getuige, die zich niet verschoond heeft, weigert de eed of de belofte dan wel
zijn verklaring af te leggen, is de kantonrechter bevoegd om ten verzoeke van de belanghebbende
partij, te bevelen dat hij op kosten van die partij voor de tijd van ten hoogste drie maanden in
gijzeling wordt gesteld, tenware hij inmiddels aan zijn verplichting mocht voldoen of de
kantonrechter in de zaak eindvonnis mocht hebben gewezen.

Artikel 146

De getuige legt zijn verklaring af, zonder zich van een schriftelijk opstel te mogen
bedienen.
De kantonrechter is echter bevoegd om bijzondere redenen de getuige toe te staan, bij zijn
verklaring van die geschriften of schriftelijke aantekeningen het gebruik te maken, dat hij
veroorloven zal.

Artikel 147

Partijen mogen de getuigen niet in de rede vallen. Partijen mogen de kantonrechter de
vragen opgeven, welke zij aan de getuigen wensen gedaan te hebben; de kantonrechter is echter
bevoegd om niet ter zake dienende vragen niet te stellen en om zelf vragen te doen.
De kantonrechter mag, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een der partijen, getuigen
met elkander confronteren.

Artikel 148

Van het getuigenverhoor maakt de griffier proces-verbaal op, bevattende de vermelding
van de opgaven, aflegging van de eed of de belofte en de verklaringen van de getuigen in haar
geheel.
Dit proces-verbaal wordt aan iedere getuige voorgelezen voor dat gedeelte, hetwelk hem
betreft. Hij mag daarin zodanige veranderingen en bijvoegingen laten maken, als hem goeddunkt;
deze worden onder of op de kant van zijn getuigenis opgeschreven. Ook dit wordt aan hem
voorgelezen.
De getuige moet zijn verklaring daarna ondertekenen; indien hij niet ondertekenen kan,
wordt daarvan melding gemaakt.
Het proces-verbaal wordt wijders afgesloten en ondertekend door de kantonrechter en de
griffier.

Artikel 149

In zaken, welke in het hoogste ressort worden beslist, wordt de inhoud van de
verklaringen van getuigen niet in het proces-verbaal van de zaak aangetekend. Het vonnis moet in
dat geval echter, behalve de vermelding van de opgaven der getuigen en van de aflegging van de
eed of de belofte, de summiere inhoud van de afgelegde mondelinge verklaringen behelzen.

Artikel 150

De partij, welke meer dan vijf getuigen over hetzelfde feit heeft doen horen, mag de
kosten van verdere getuigenissen aan haar wederpartij niet in rekening brengen.

Artikel 151

De kantonrechter veroordeelt de getuige, die niettegenstaande behoorlijke oproeping niet
verschijnt, tot betaling van de te vergeefs aangewende kosten en gelast opnieuw zijn oproeping.
Blijft de getuige andermaal in gebreke te verschijnen, dan wordt hij ten tweede male veroordeeld
in de te vergeefs aangewende kosten en tot vergoeding van de schade, door zijn wegblijven aan
partijen veroorzaakt. De rechter is alsdan bevoegd om te bevelen, dat de openbare macht die
getuige voor hem moet brengen.
Indien de niet verschenen getuige bewijst, dat hij door wettige redenen verhinderd is
geweest, om op de bepaalde dag te verschijnen, ontheft de rechter hem van de tegen hem uitgesproken
veroordelingen.

Artikel 152

Hij die niet woonachtig is of niet verblijf houdt ter plaatse, waar de kantonrechter zitting
houdt, kan niet genoodzaakt worden om tot het afleggen van getuigenis voor die rechter te
verschijnen. Bij niet-verschijning van een opgeroepen getuige als in dit lid bedoeld, mag deswege
een veroordeling tegen hem niet worden uitgesproken.
In zodanig geval verzoekt de kantonrechter zijn ambtgenoot, in wiens rechtsgebied de
getuige woonachtig is of verblijf houdt, de verklaring van de getuige af te nemen en afschrift van
het daarvan opgemaakte proces-verbaal over te zenden.
Indien de getuige buitenslands woonachtig is of verblijf houdt, is de kantonrechter
bevoegd om aan een door hem aangewezen autoriteit van het land van diens woon- of verblijf30
plaats te verzoeken het verhoor te houden, of om dat verhoor op te dragen aan de Surinaamse
consulaire ambtenaar, tot wiens ressort de woon- of verblijfplaats van die getuige behoort. Het
proces-verbaal van dit getuigenverhoor heeft gelijke kracht als dat van de Surinaamse rechter.
Een verzoek of opdracht als in dit artikel bedoeld mag ook dadelijk worden uitgelokt
zonder voorafgaande oproeping van de getuige.

Artikel 153

Bij niet-verschijning van een ter plaatse, waar de zitting gehouden wordt, wonende of
verblijf houdende getuige wegens ziekte of ander wettig beletsel, is de kantonrechter bevoegd
om, vergezeld van de griffier, zich naar diens woning of verblijfplaats te begeven, ten einde het
verhoor af te nemen. Van dit verhoor, waarbij partijen mogen tegenwoordig zijn, wordt procesverbaal
opgemaakt.

Artikel 154

De inhoud van de in de voorgaande artikelen vermelde processen-verbaal wordt ter
terechtzitting aan partijen voorgelezen, indien deze niet bij de verhoren aanwezig zijn geweest.

Artikel 155

Behoudens het bepaalde omtrent getuigen, die niet woonachtig zijn of niet verblijf houden
ter plaatse, waar de kantonrechter zitting houdt en voor zoveel ontslag, verlof, overlijden, ziekte
van langdurige aard of een andere dergelijke oorzaak het niet noodzakelijk maakt, mag een
rechter, die het getuigenverhoor niet heeft bijgewoond, niet medewerken tot de beslissing over de
zaak, waarin dat verhoor gehouden is.
Van de afwijking van deze regel en de oorzaak daarvan wordt in het vonnis melding
gemaakt. De noodzakelijkheid van de afwijking wordt uitsluitend door de rechter die haar toepast,
beoordeeld, zonder dat daartegen enige voorziening openstaat.

ZESDE AFDELING

VAN GERECHTELIJKE PLAATSOPNEMING EN BEZICHTIGING

Artikel 156

Indien de rechter, hetzij op verzoek van partijen of van een harer, hetzij ambtshalve, zulks
nodig acht, is hij bevoegd om zich, vergezeld van de griffier, te begeven naar de plaats of naar de
goederen, hetzij tot opneming of bezichtiging, hetzij tot het aldaar horen van getuigen of
deskundigen.
De griffier brengt het proces-verbaal van de zaak, waarin de verrichting bevolen is, mede.

Artikel 157

De rechter mag op de plaats van de bevolen verrichting en na verhoor van partijen, voor
zoveel die, zo nodig na behoorlijke oproeping verschenen zijn, dadelijk beslissen.
In zaken, aan hoger beroep onderworpen, maakt de griffier proces-verbaal op met
overeenkomstige inhoud als dat voor de terechtzittingen is voorgeschreven.
In zaken, niet aan hoger beroep onderworpen, wordt gehandeld als bij artikel 149.

ZEVENDE AFDELING

VAN DESKUNDIGEN

Artikel 158-14

Indien de kantonrechter van oordeel is, dat de zaak door een onderzoek of opneming door
deskundigen behoort te worden toegelicht, is hij bevoegd om, met duidelijke omschrijving van
het voorwerp van het onderzoek of de opneming, de zodanige, op verzoek van partijen of van een
harer, of ambtshalve, te benoemen en tevens dag en uur te bepalen, waarop zij ter terechtzitting
de eed of de belofte overeenkomstig de daaromtrent bij wet te stellen regelen, zullen afleggen.
De kantonrechter draagt het onderzoek of de opneming op aan drie personen, tenzij beide
partijen vóór de uitspraak ter terechtzitting verzoeken, dat dit slechts aan één deskundige mag
geschieden.
Partijen worden vóór de beslissing in de gelegenheid gesteld overeen te komen omtrent de
deskundige of de drie deskundigen, welke zij wensen benoemd te zien. Vragen partijen uitstel tot
een nadere rechtsdag om ter zake overeen te komen, dan wordt dit verzoek toegestaan, tenzij de
rechter vermeent dat aanleiding tot uitstel niet bestaat.

Artikel 159

Op last van de kantonrechter wordt de opdracht en het voorwerp van onderzoek of
opneming aan de benoemde personen aangezegd met last om ten bepaalde rechtsdage te
verschijnen. Indien een benoemd deskundige vóór die dag de rechter mededeelt, dat hij de
benoeming niet aanneemt, of indien hij op het opgegeven uur en dag niet verschijnt, benoemt de
kantonrechter op aanwijzing van partijen of ambtshalve ten bepaalde rechtsdage een ander en
stelt hij het tijdstip van verschijning nader vast. De kantonrechter is bevoegd om de benoemde,
die, na aflegging van de eed of de belofte, de opdracht niet volvoert, te veroordelen tot
vergoeding van kosten, schade en interesten.

Artikel 160

Bij verschijning van de deskundigen ten bepaalde rechtsdage vraagt de kantonrechter hun
hun namen, voornamen, beroep, ouderdom en woonplaats af, mitsgaders of zij aan partijen of aan
een harer in den bloede of door aanhuwelijking bestaan, en zo ja, in welke graad, en of zij haar
loon- of huisbedienden zijn.

Artikel 161-15

De deskundigen leggen op straffe van nietigheid de eed of de belofte af, overeenkomstig
de daaromtrent bij wet te stellen regelen, dat zij de rechter naar hun beste weten zullen voorlichten.

Artikel 162

Na de aflegging van de eed of de belofte bepaalt de kantonrechter of de deskundigen hun
verslag mondeling dan wel schriftelijk zullen uitbrengen. In het eerste geval worden zij op
dezelfde of een nader bepaalde rechtsdag hetzij ter terechtzitting hetzij op een door de rechter
aangewezen plaats gehoord in tegenwoordigheid van partijen of nadat deze behoorlijk zijn
opgeroepen; partijen mogen door tussenkomst van de rechter vragen stellen.
Verlangt de rechter een schriftelijk verslag, dan bepaalt hij tevens een termijn, binnen
welke de deskundigen hun bij meerderheid van stemmen opgemaakt, met redenen omkleed en
ondertekend verslag bij hem moeten indienen. Ingeval van verschil van gevoelen mogen de
onderscheiden gevoelens met de daarvoor bestaande gronden in het verslag worden opgenomen;
daarbij mag echter niet vermeld worden welk het persoonlijk gevoelen is van ieder der
deskundigen.

Artikel 163

Alvorens hun verslag op te maken, mogen de deskundigen de stukken der procedure ter
griffie inzien en mogen zij de rechter verzoeken, hun nadere inlichtingen te verstrekken; deze
doet daartoe zo nodig partijen oproepen om op een bepaalde dag voor hem te verschijnen.

Artikel 164

Na ontvangst van het verslag bepaalt de kantonrechter een nadere rechtsdag, welke hij aan
de partijen doet aanzeggen. Vóór die dag is elke partij bevoegd om de rechter te verzoeken de
deskundigen op een nadere rechtsdag te doen tegenwoordig zijn, aan welk verzoek de rechter
zoveel mogelijk gehoor geeft. Op die dag wordt het verslag voorgelezen en worden partijen in de
gelegenheid gesteld hun opmerkingen te maken en aan de deskundigen-- zo zij aanwezig zijn --
vragen ter zake te stellen.
Wordt het verslag niet binnen de gestelde termijn ingediend, dan heeft elke partij het recht
om mondeling of schriftelijk aan de kantonrechter te verzoeken, lijfsdwang uit te spreken tegen
de deskundige, aan wiens schuld de vertraging te wijten is. De rechter beslist hierover na verhoor
of oproeping van alle deskundigen.

Artikel 165

Indien de rechter in het schriftelijk of mondeling verslag de vereiste inlichting niet
aantreft, is hij, ambtshalve, bevoegd om in beide gevallen aan de deskundigen schriftelijke of
mondelinge toelichting of aanvulling te bevelen of andere deskundigen te benoemen, aan wie de
vroegere deskundigen zodanige ophelderingen moeten geven, als de latere nodig achten.

Artikel 166

In zaken, welke in het hoogste ressort worden beslist, wordt de inhoud van het mondeling
verslag niet aangetekend in het proces-verbaal; het vonnis moet echter inhouden, behalve de
vermelding van de opgaven van de deskundigen en de aflegging van de eed of belofte, de
summiere inhoud van de afgelegde mondelinge verklaringen.

Artikel 167

De rechter is niet verplicht om het door de deskundigen geuit gevoelen te volgen, indien
zijn overtuiging daartegen strijdt.

ACHTSTE AFDELING

VAN VERHOOR OP VRAAGPUNTEN

Artikel 168

Partijen mogen ter terechtzitting verzoeken om elkander op ter zake dienende en niet tot
iets anders betrekkelijke vraagpunten te doen horen.
Indien de wederpartij de gestelde feiten erkent, vervalt het verhoor.

Artikel 169

De rechter gaat nauwkeurig na of de vraagpunten tot het geschil betrekkelijk zijn. Hij stelt
de zodanige, welke hij als strikvragen beschouwt, ter zijde; ook is hij bevoegd om, zo hij daartoe
termen aanwezig acht, het verhoor van de partij geheel van de hand te wijzen.

Artikel 170

Indien de rechter het horen van partijen toestaat, doet hij haar aanzeggen, dat zij ten
bepaalde dage en ure ter terechtzitting verschijnen, teneinde op vraagpunten te worden gehoord.

Artikel 171

Ingeval de te horen partij woonachtig is of verblijf houdt elders dan waar de rechter
zitting houdt, is de rechter, na het horen van de partij te hebben toegestaan, bevoegd om de
kantonrechter van haar woon- of verblijfplaats daartoe te machtigen.

Artikel 172

De partij antwoordt in persoon, zonder enig geschreven opstel te mogen voorlezen, op de
vragen, welke de rechter haar luidens het vonnis of ook ambtshalve stelt.
De partij, die het verhoor heeft verzocht, mag daarbij tegenwoordig zijn, evenals de
gemachtigden of raadslieden van beide partijen.
De verzoekende partij of haar gemachtigden of raadslieden zijn bevoegd om door
tussenkomst van de rechter uitsluitend over het onderwerp in de vraag genoemd, naar aanleiding
van de gegeven antwoorden vragen te doen; in geval van verzet door de wederpartij, is de rechter
bevoegd om vragen te weigeren, zonder dat daartegen enige voorziening is toegelaten.

Artikel 173

De besturen van openbare instellingen, stichtingen en zedelijke lichamen wijzen een
hunner leden aan om op de aan hen gestelde feiten en vraagpunten te antwoorden; zij moeten te
dien einde een bijzondere last geven, waarbij de antwoorden opgegeven en waarachtig verklaard
zullen worden; deze last mag worden voorgelezen.
De partij blijft bevoegd om bestuurders van zodanige instellingen, stichtingen en zedelijke
lichamen over feiten, welke hen persoonlijk betreffen, te doen horen; de rechter slaat daarop
zoveel acht als hij meent dat behoort.

Artikel 174

Het door de griffier opgemaakte proces-verbaal van ondervraging wordt aan de
ondervraagde voorgelezen; deze is bevoegd om daarin zodanige veranderingen en bijvoegingen
te doen maken, als hij nodig acht. Deze worden opgetekend aan het einde of op de kant van het
verhoor; een en ander wordt hem daarna voorgelezen en door hem ondertekend. Het procesverbaal
wordt eindelijk afgesloten en ondertekend door de rechter en de griffier.

Artikel 175

Indien, zonder wettige verhindering, de partij niet verschijnt, of indien zij weigert te
antwoorden of haar antwoord te ondertekenen, wordt daarvan melding gemaakt in het procesverbaal;
de rechter is bevoegd om de daadzaken, over welke de vragen lopen, te houden voor
erkend.
Indien echter de niet verschenen zijnde partij zich nog vóór de beslissing van de zaak ten
principale daartoe aanmeldt, mag zij worden gehoord, onder verplichting tot betaling van de
kosten door haar wegblijven veroorzaakt, mitsgaders van schade en interesten, zo daartoe
gronden zijn.

Artikel 176

Ingeval ten dage tot het horen bepaald, de te horen partij van wettige verhindering blijken
doet, bepaalt de rechter een andere dag voor het verhoor.

Artikel 177

De door de partij op de vraagpunten gegeven antwoorden mogen slechts in het aanhangig
geding dienen; zij mogen in geen geval als een erkenning worden beschouwd ten opzichte van
andere zaken.

NEGENDE AFDELING

VAN INCIDENTELE VORDERINGEN

Artikel 178

Incidenten worden schriftelijk of mondeling ter terechtzitting aangebracht.

Artikel 179

Alle incidentele vorderingen worden in eens gedaan.

Artikel 180

De kosten van dezulke, welke naderhand mochten worden gedaan en waarvan de
oorzaken reeds tegelijkertijd met de vroegere bestonden, mogen niet worden teruggevorderd.

Artikel 181

De incidentele vorderingen worden eerst en vooraf beslist, indien de zaak zulks
medebrengt.
Voor zoveel de zaak het toelaat, bepaalt de rechter bij de beslissing op het incident tevens,
hoe met de behandeling van de zaak wordt voortgegaan.

TIENDE AFDELING

VAN RECONVENTIE

Artikel 182

De gedaagde is bevoegd om eis in recoventie te doen, uitgezonderd:
1°. indien de eiser in conventie is opgetreden in een qualiteit en de reconventie hem persoonlijk
zou betreffen, en omgekeerd;
2°. indien de rechter; voor wie de eis in conventie aanhangig is, onbevoegd is om kennis te
nemen van de reconventie met betrekking tot het onderwerp van het geschil;
3°. in zaken van bezitrecht, indien de eis in reconventie het recht op de zaak zelf (petitoir) zou
betreffen;
4°. in zaken van verschil over de tenuitvoerlegging van een vonnis.
Indien in eerste aanleg een eis in reconventie niet gedaan is, mag zulks in hoger beroep
niet meer geschieden.

Artikel 183

De eis in reconventie moet dadelijk bij het antwoord van de verweerder in conventie
worden gedaan.

Artikel 184

De zaken in conventie en in reconventie worden tegelijk voldongen en bij een en
hetzelfde eindvonnis beslist, tenware de rechter mocht bevinden, dat de ene vroeger dan de
andere mag worden afgedaan, blijvende niettemin de alsdan nog onafgedane eis in conventie of in
reconventie aanhangig totdat het eindvonnis daarin gevallen is.

ELFDE AFDELING

VAN DE SCHORSING EN HET HERVATTEN VAN HET RECHTSGEDING

Artikel 185

De rechter schorst de loop van een rechtsgeding wegens:
1°. de dood van een der partijen;
2°. verandering in de persoonlijke staat van een der partijen;
3°. het ophouden van de betrekking, waarin een der partijen het geding voerde.

Artikel 186

Schorsing van een rechtsgeding heeft niet meer plaats indien de behandeling ter
terechtzitting reeds geëindigd is.

Artikel 187

De belanghebbenden delen aan de rechter zo spoedig mogelijk mede de namen en
woonplaats van de persoon of de personen te wiens of te wier namen het geding op de laatste
gedingstukken kan worden hervat.

Artikel 188

De rechter bepaalt alsdan of ambtshalve de dag en het uur waarop het geding ter
terechtzitting zal worden hervat en doet partijen oproepen teneinde alsdan te verschijnen.

Artikel 189

Indien op de oproeping tot hervatting van het rechtsgeding verstek wordt verleend,
verklaart de rechter het rechtsgeding niettemin op de laatste gedingstukken hervat.

Artikel 190

Het verzet tegen een beslissing bij verstek, als in het vorig artikel vermeld, wordt op de
terechtzitting behandeld.

TWAALFDE AFDELING

VAN ONTKENTENIS VAN GERECHTELIJKE VERRICHTINGEN

Artikel 191

Indien gedurende de loop van een geding, in naam van een der partijen, enige
aanbiedingen zijn gedaan en aangenomen, erkenningen hebben plaats gehad, toestemmingen zijn
gegeven en aangenomen, zonder dat die partij daartoe een bijzondere en bepaalde schriftelijke
volmacht gegeven heeft, is deze bevoegd om zodanige verrichtingen bij de rechter te ontkennen
en hem te verzoeken te beslissen, dat die daden zullen worden beschouwd als niet gepleegd en
dat alle daaruit voortgevloeide akten van den processe, en vonnissen, gewezen om de zaak in
staat van wijzen te brengen, worden verklaard van onwaarde.

Artikel 192

De rechter bepaalt de dag en het uur waarop de zaak ter terechtzitting zal dienen, en doet
de ontkennende partij en degene wiens daden ontkend worden, oproepen ten einde alsdan te
verschijnen, met bevel tot uitreiking aan laatstgenoemde van een afschrift van het verzoekschrift.

Artikel 193

Ingeval degene wiens daden ontkend worden, overleden is, wordt de oproeping betekend
aan zijn erfgenamen.

Artikel 194

De ontkentenis moet altijd gebracht worden voor de rechter voor welke de ontkend
wordende verrichting in rechte is gebracht, ook indien de zaak, waarin zij voorvalt, voor een
andere rechter hangende is.

Artikel 195

De rechter laat de wederpartij van de ontkennende partij in de hoofdzaak in het geding
van ontkentenis oproepen en aan haar een afschrift van het verzoekschrift tot ontkentenis
uitreiken.

Artikel 196

Het geding in de hoofdzaak wordt op straffe van nietigheid geschorst tot aan het vonnis
van ontkentenis.

Artikel 197

De rechter is echter bevoegd om aan de ontkennende partij te bevelen, het geding van
ontkentenis binnen zekere door hem bepaalde tijd voort te zetten; bij gebreke daarvan is de
rechter bevoegd om in het rechtsgeding op de ontkentenis recht te doen.

Artikel 198

Indien de ontkentenis een zaak betreft, waarover een rechtsgeding niet hangende is, moet
de eis worden gebracht voor de bevoegde rechter van de verweerder.

Artikel 199

Indien de ontkentenis deugdelijk verklaard wordt, verklaart de rechter tevens de ontkende
verrichting en het vonnis hetwelk daarop mocht zijn gewezen, of hetgeen in de bepalingen van
het vonnis betrekking heeft tot de punten waarover de ontkentenis gaat, nietig en van onwaarde.

Artikel 200

Bijaldien echter in de zaak reeds het eindvonnis is gevallen en de termijn van hoger
beroep nog niet is verlopen, is de partij bevoegd om de nietigheid van de in het voorgaand artikel
vermelde akten en vonnissen te doen uitspreken in het hoger beroep en de zaak ten principale te
doen vervolgen.

Artikel 201

Is echter het eindvonnis gewezen in het hoogste ressort of in kracht van gewijsde gegaan,
dan is de benadeelde partij, zelfs nog gedurende de tenuitvoerlegging, bevoegd om van de
rechter, die het heeft gewezen, de intrekking daarvan te vorderen.
Hangende het geding daarover, wordt de tenuitvoerlegging van het vonnis geschorst.

Artikel 202

De gemachtigde, tegen wie de eis tot ontkentenis wordt toegewezen, wordt, zo daartoe
gronden zijn, jegens de eiser en jegens de andere partij in de kosten, schade en interesten
verwezen.
Indien de eiser in het ongelijk wordt gesteld, wordt hij tot vergoeding van kosten, schade
en interesten veroordeeld, zo daartoe gronden zijn.

Artikel 203

Indien een der partijen ontkent, dat de voor haar opgetreden advocaat van haar daartoe
opdracht gekregen heeft, zijn de bepalingen van deze afdeling toepasselijk.

DERTIENDE AFDELING

VAN JURISDICTIE-QUAESTIËN

Artikel 204

Jurisdictie-quaestiën worden, vóórdat de dag voor de uitspraak bepaald is, aanhangig
gemaakt door middel van een verzoekschrift aan het Hof van Justitie.
Het verzoekschrift wordt, op last van de voorzitter van het Hof van Justitie, betekend aan
de wederpartij, met aanmaning om daarop, binnen veertien dagen, te dienen van antwoord, ter
griffe van het Hof van Justitie schriftelijk in te leveren.
De partij, die woonachtig is buiten de plaats waar het Hof zitting houdt, levert het
verzoekschrift of het antwoord in ter griffie van het kantongerecht van zijn woonplaats. De
griffier van het kantongerecht houdt aan de voet van het verzoekschrift of het antwoord
aantekening van de dag van de inlevering, op welke dag het stuk geacht wordt te zijn ingediend,
en verzendt het aan het Hof van Justitie.
De loop van het rechtsgeding wordt geacht te zijn geschorst van de dag van de
betekening, in het tweede lid van dit artikel vermeld.

Artikel 205

Na ontvangst van het antwoord en in elk geval na afloop van de daarvoor gestelde termijn
doet het Hof van Justitie uitspraak en wijst, zo daarvoor redenen zijn, de rechter aan, die van het
geschil verder moet kennis nemen.

VEERTIENDE AFDELING

VAN HET DOEN VAN AFSTAND VAN DE INSTANTIE

Artikel 206

De eiser is bevoegd om onder betaling van de kosten afstand te doen van de instantie, mits
zulks geschiedt vóór het antwoord.
Na het antwoord mag de afstand slechts plaats hebben met toestemming van de
wederpartij.
Indien de eiser zich tot het doen van afstand door een gemachtigde wil doen
vertegenwoordigen, moet deze van een bijzonder volmacht zijn voorzien.

Artikel 207

De afstand brengt van rechtswege mede:
1°. dat alles over en weer in dezelfde staat is teruggebracht als waarin de zaak was vóór de
aanhangigmaking;
2°. dat de partij, welke afstand heeft gedaan, verplicht is tot betaling van de kosten, waartoe zij
mag worden genoodzaakt op het enkel bevelschrift van de rechter, gesteld aan de voet van de
waardering van de kosten.
Dit bevelschrift mag bij voorraad ten uitvoer worden gelegd.

VIJFTIENDE AFDELING

VAN HET VERVALLEN VAN DE INSTANTIE

Artikel 208

Alle instantie vervalt, indien de zaak binnen drie jaren tijds niet is voortgezet.

Artikel 209

De tijd, tot het vervallen van de instantie vereist, loopt tegen den lande, de openbare
instellingen, minderjarigen, en, in het algemeen, tegen alle personen, zonder onderscheid,
behoudens het verhaal van al de eerstgemelden tegen hun bewindvoerders en voogden.

Artikel 210

De instantie vervalt niet van rechtswege.

Artikel 211

De rechter verklaart de instantie voor vervallen hetzij ambtshalve, hetzij op een aan hem
gericht verzoekschrift, doch niet dan nadat op zijn last partijen ter terechtzitting zijn opgeroepen
en, voor zover verschenen, zijn gehoord.
De vervallenverklaring van de instantie vernietigt niet de ingestelde actie, maar alleen het
aangevangen rechtsgeding; de kosten van het laatste worden, tengevolge van die vervallenverklaring,
voor gecompenseerd gehouden.

Artikel 212

Bij het opnieuw instellen van de actie zijn de partijen over en weer gerechtigd om
wederom gebruik te maken van de eden, gerechtelijke erkentenissen en verklaringen, door haar in
de loop van het vorig rechtsgeding afgelegd, mitsgaders van de verklaringen van gestorven
getuigen, wanneer deze blijken uit in behoorlijke vorm opgemaakte processen-verbaal.

Artikel 213

Door het vervallen van de instantie in hoger beroep, verkrijgt het vonnis waarvan men in
beroep gekomen is, kracht van gewijsde.

ZESTIENDE AFDELING

VAN VOEGING EN VAN TUSSENKOMST

Artikel 214

Een ieder die belang heeft bij een rechtsgeding, hangende tussen andere partijen, is
bevoegd te vorderen zich daarin te mogen voegen of tussen te komen.

Artikel 215

Dit incident wordt aangebracht ter terechtzitting te dienende dage vóór of op die waarop
de behandeling van het aanhangig rechtsgeding eindigt.

Artikel 216

Bij het verzoek geschiedt opgave van de namen en woonplaats van degene, die voeging of
tussenkomst vordert, en van de gronden, waarop de vordering berust.

Artikel 217

De rechter, het incident beslissende, beveelt partijen voort te procederen en bepaalt bij
hetzelfde vonnis de dag, waarop zij tot dat einde ter terechtzitting moeten verschijnen.

Artikel 217a-16

Indien een van degenen, die partij waren bij een collectieve arbeidsovereenkomst, zich in
verband met het bepaalde bij artikel 13 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst in enig
geding wenst te voegen of daarin tussen te komen, zal hij zulks kunnen doen in elke stand der
zaak, zonder dat enig verlof of incidentele beslissing wordt vereist. Hij is dan echter gehouden
zijn voornemen daartoe ter griffie van het kantongerecht schriftelijk kenbaar te maken met
inachtneming van een termijn van tenminste drie vrije dagen voor die der terechtzitting. Van deze
kennisgeving doet de griffier zo spoedig mogelijk bij aangetekende dienstbrief aan de
gedingvoerende partijen mededeling.

DERDE TITEL

VAN DE WIJZE VAN PROCEDEREN VOOR HET HOF VAN JUSTITIE,

RECHT DOENDE IN EERSTE AANLEG

Artikel 218

Op het rechtsgeding in eerste aanleg voor het Hof van Justitie vinden de bepalingen van
de tweede Titel overeenkomstige toepassing.

Artikel 219

In de gevallen, waarin mondelinge voordracht van de vordering toegelaten is, wordt zij
mondeling voorgedragen aan de voorzitter van het Hof van Justitie, die haar in geschrift doet
brengen.

Artikel 220

De voorzitter bewerkstelligt de ondervraging en het verhoor.
Ook de andere rechters mogen aan partijen, getuigen of deskundigen vragen stellen. De
voorzitter geeft hun daartoe op hun verlangen het woord.

Artikel 221

Het openbaar ministerie is bevoegd om op de terechtzitting tegenwoordig te zijn en wordt
alsdan gehoord, tenzij de procureur-generaal reeds als partij in de zaak betrokken is geweest.

Artikel 222

Het openbaar ministerie neemt alsdan hetzij onmiddellijk nadat de partijen over en weder
zijn gehoord en ingediende schrifturen zijn voorgelezen, hetzij op een daartoe bepaalde nadere
terechtzitting zijn conclusie.

Artikel 223

De partijen of hun gemachtigden dan wel hun raadslieden mogen, onder geen
voorwendsel, na de conclusie van het openbaar ministerie, het woord voeren.
Alleen mogen zij eenvoudige aantekeningen tot wederlegging van feiten, waarin zij
oordelen dat het openbaar ministerie gedwaald heeft, onmiddellijk daarna aan de voorzitter ter
hand stellen.

Artikel 224

Het Hof is bevoegd om het horen van getuigen, het beëedigen of horen van deskundigen,
het verrichten van een opneming, een bezichtiging of een onderzoek naar de echtheid of
onechtheid van geschriften op te dragen aan een rechter-commissaris en, bijaldien bedoelde
personen woonachtig zijn of verblijf houden, de plaats in geschil gelegen is of de stukken ter
vergelijking dienende zich elders bevinden dan waar het Hof van Justitie zitting houdt, aan de
betrokken kantonrechter.
In elk geval worden de partijen in de gelegenheid gesteld bij het onderzoek tegenwoordig
te zijn en daarop gehoord te worden, waartoe zij op last van de rechter, die het onderzoek houdt,
worden opgeroepen.

Artikel 225

Van de verrichtingen van de rechter-commissaris of kantonrechter als in het voorgaand
artikel bedoeld, maakt de griffier proces-verbaal op.
De kantonrechter doet zo spoedig mogelijk een afschrift van het proces-verbaal aan het
Hof toekomen. Dit afschrift heeft gelijke kracht als het proces-verbaal van het Hof.

VIERDE TITEL

VAN HET KORT GEDING

Artikel 226

In alle zaken, waarin uit hoofde van onverwijlde spoed, een onmiddellijke voorziening
wordt vereist, hetzij ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een vonnis of van een executoriale
titel, hetzij ten aanzien van de verplichtingen van notarissen tot het staan over enige wettelijke
akte, welke geen uitstel kan lijden, en voorts in alle gevallen, waarin het belang van partijen enige
onverwijlde voorziening bij voorraad vordert, wendt de belanghebbende partij zich tot de
kantonrechter met verzoek om in die zaak zo spoedig mogelijk een beschikking bij voorraad te
geven.
Tenzij de partijen vrijwillig zijn verschenen beveelt de kantonrechter de oproeping van de
wederpartij of de door hem bepaalde dag en uur; bij grote spoed 's Zondags ingesloten.
De kantonrechter mag zelfs gelasten, dat de terechtzitting te zijnen huize zal worden
gehouden.

Artikel 227

In het laatste geval geeft de kantonrechter mondelinge last aan een deurwaarder tot het doen van
de oproeping, waarvan deze in het hoofd van zijn exploit melding maakt.

Artikel 228

Indien aan de kantonrechter blijkt, dat de zaak zonder groot of onherstelbaar nadeel uitstel
gedoogt, of dat zij niet vatbaar is om in het kort geding genoegzaam te worden toegelicht,
verwijst hij partijen naar de gewone wijze van rechtspleging.

Artikel 229

De beslissingen bij voorraad strekken niet ten nadele van de zaak ten principale.

Artikel 230

De kantonrechter is bevoegd om tenuitvoerlegging van zijn beslissingen te bevelen bij
voorraad, met of zonder borgtocht, niettegenstaande verzet of hoger beroep.

Artikel 231

Het verzet wordt op een gewone terechtzitting gebracht.

Artikel 232

Tegen elke beslissing van de kantonrechter in kort geding is hoger beroep toegelaten.

Artikel 233

De minuten van de beslissingen in kort geding van de kantonrechter worden ter griffie
ingeschreven in een afzonderlijk register; zij worden door de kantonrechter en de griffier
ondertekend.

Artikel 234

Indien zulks in het belang van de zaak noodzakelijk is, is de kantonrechter bevoegd om de
tenuitvoerlegging van zijn beslissing in kort geding te bevelen op de minuut.

Artikel 235

De termijn voor het instellen van hoger beroep, onverschillig of het vonnis al dan niet bij
voorraad mag worden ten uitvoer gelegd, bedraagt veertien dagen, gerekend van de dag van de
uitspraak of van die van de mededeling van de griffier, naar de onderscheidingen bij de regeling
van het hoger beroep gemaakt.

VIJFDE TITEL17

VAN RECHTSPLEGING IN WISSEL- EN ZEEZAKEN

Artikelen 236 - 239-18

Vervallen.

Artikel 240-19

De kantonrechter is bevoegd om aan de houder van een van non-betaling geprotesteerde
wissel of orderbiljet verlof te verlenen om conservatoir beslag te leggen op de roerende goederen
van de trekker, de acceptant en de endossanten. Gelijk verlof mag verleend worden aan de houder
van een cheque, waarvan de non-betaling door protest of daarmede gelijkstaande verklaring is
vastgesteld, op de roerende goederen van de trekker en de endossanten.

Artikel 241-20

In zeezaken of in zaken welke daarmede zijn gelijk gesteld, indien er partijen zijn, die niet
een vaste woonplaats in Suriname hebben, en voorts in zaken wegens scheepstuig,
scheepsvoorraad, scheepsgezellen, timmeringen aan schepen welke zeilree liggen, en andere
zaken welke onmiddellijk voorziening bij voorraad vereisen, mag de oproeping van dag tot dag
en van uur tot uur gedaan worden, en wordt bij verstek dadelijk beslist.

Artikel 242-21

Alle oproepingen, aan scheepsboord geëxploiteerd voor een schipper, officier of
scheepsgezel, of voor een passagier, zijn van waarde.

Artikel 243-22

Indien er verdeling bij avarij-grosse moet plaats hebben, benoemt de kantonrechter ten
verzoeke van een der partijen deskundigen, indien partijen het omtrent de keuze niet eens zijn
geworden.

Artikel 24423

De kapitein of, bij gebreke van die, de scheepsreders zijn gehouden, om binnen acht
dagen nadat de deskundigen, hetzij door partijen, hetzij door de kantonrechter, zijn benoemd, ter
griffie van het kantongerecht over te leggen:
1°. het manifest van de lading, inhoudende het getal, de merken en nummers der goederen, de
namen van de bevrachters, inladers, en die van degenen, aan wie de goederen zijn geconsigneerd;
2°. de staat en de grootte van het schip alsmede de verdiende vracht.
In dezelfde tijd moeten de eigenaars van de lading ter griffie overleggen een staat van de
waarde, welke de goederen zo ten tijde van de lading als ten tijde van de lossing hadden.
De partijen moeten desgevorderd de waarheid van de inhoud van de door haar
overgelegde stukken met ede of bij plechtige verklaring bevestigen.

Artikel 245-24

Nadat de deskundigen zijn beëdigd, geeft de griffier hun de ter griffie nedergelegde
stukken tegen bewijs van ontvangst over. De deskundigen gaan tot de verdeling bij avarijgrosse
over volgens de voorschriften van het Wetboek van Koophandel, zelfs dan wanneer een der
partijen zijn stukken niet ter griffie mocht hebben nedergelegd.

Artikel 246-25

De deskundigen leveren hun verslag met de door hen ontvangen stukken ter griffie in.
De eerst gerede partij verzoekt daarvan homologatie door de kantonrechter, die, na
partijen gehoord of behoorlijk opgeroepen te hebben, beslist.

Artikel 247-26

Ten einde een beroep te kunnen doen op de in de artikelen 589, 739 en 781 van het
Surinaams Wetboek van Koophandel vastgestelde beperking van zijn aansprakelijkheid, is de
reder verplicht ter griffie van het kantongerecht van de plaats, waar het schip in het
scheepsregister is geboekt, ten behoeve van de in die artikelen bedoelde schuldeisers, het bedrag
te storten, in die artikelen genoemd. De kantonrechter vervult tevens de functie van rechtercommissaris.

Artikel 248-27

Van de gedane storting doet de griffier onverwijld aankondiging in een of meer door de
rechter-commissaris aangewezen nieuwsbladen.
De aankondiging vermeldt de naam, de woonplaats en het kantoor van de reder, de naam
van het schip, de naam van de kantonrechter tevens rechter-commissaris en het bedrag dat ter
griffie is gestort.

Artikel 249-28

Binnen acht dagen na de indiening van zijn verzoek legt de verzoeker ter griffie een lijst
neder van de hem bekende personen, tegenover wie hij zich bevoegd acht om zich volgens de
artikelen 589, 739 en 781 van het Surinaams Wetboek van Koophandel op de beperking van zijn
aansprakelijkheid te beroepen.

Artikel 250-29

Vervolgens bepaalt de rechter-commissaris een termijn vóór welks afloop de
schuldvorderingen, van de nodige bescheiden vergezeld, ter griffie moeten worden ingeleverd,
alsmede dag, uur en plaats waarop hij zal overgaan tot verificatie van de vorderingen, met
inbegrip van de daaraan verbonden rechten van voorrang.
De griffier geeft van deze beschikkingen onverwijld bij brieven kennis aan alle
schuldeisers, vermeld op de in het vorig artikel genoemde lijst, alsmede aan de verzoeker; voorts
doet hij daarvan aankondiging in een of meer door de rechter-commissaris daartoe aangewezen
nieuwsbladen.

Artikel 251-30

Na afloop van de in het vorig artikel genoemde termijn maakt de griffier een lijst op van
de vorderingen, welke zijn ingeleverd, met vermelding van de bij iedere vordering overgelegde
bescheiden.
Deze lijst ligt gedurende ten minste acht dagen vóór de voor de verificatie bestemde dag
ter griffie ter kosteloze inzage van een ieder.

Artikel 252-31

Op de vastgestelde dag houdt de rechter-commissaris, bijgestaan door de griffier, een
openbare terechtzitting ter verificatie van de vorderingen. Hij doet daartoe de lijst der ingeleverde
vorderingen voorlezen.
De reder en ieder schuldeiser mogen zich verzetten tegen de erkenning van een vordering
of van een recht van voorrang.

Artikel 253-32

De rechter-commissaris is bevoegd om vorderingen, ingediend na afloop van de in artikel
250 genoemde termijn, op verzoek van de schuldeiser, tot de verificatie toe te laten.
Het verzoek moet worden toegestaan, indien de schuldeiser buiten Suriname woont en
daardoor verhinderd was zich eerder aan te melden.

Artikel 254-33

Vorderingen en rechten van voorrang welke niet worden betwist, worden als erkend
beschouwd. Van de erkenning geschiedt aantekening in het proces-verbaal van de zitting en op de
in artikel 251 genoemde lijst.

Artikel 255-34

In geval van betwisting verwijst de rechter-commissaris parijen, zo hij ze niet kan
verenigen, naar een door hem bepaalde terechtzitting van het kantongerecht zonder dat daartoe
een oproeping wordt vereist.
Verschijnt de schuldeiser, die de verificatie vraagt, op de bepaalde terechtzitting niet, dan
wordt hij geacht zijn aanvraag, voor zover zij is betwist, te hebben ingetrokken; verschijnt hij die
de betwisting deed, niet, dan wordt hij geacht haar te laten varen en erkent de rechter de
vordering of de voorrang.

Artikel 256-35

Indien de schuldeiser, wiens vordering of recht van voorrang betwist wordt, niet ter
vergadering aanwezig is, geeft de griffier hem onmiddellijk kennis van de gedane betwisting en
verwijzing.
De schuldeiser mag zich in het geding op het ontbreken van die kennisgeving niet
beroepen.

Artikel 256a-36

Hoger beroep van het vonnis moet worden ingesteld binnen veertien dagen na de dag,
waarop het is uitgesproken.
De griffier van het Hof van Justitie deelt de beslissing van het Hof onverwijld mede aan
de griffier van het betrokken kantongerecht.

Artikel 256b-37

Op de zitting ter verificatie van de vorderingen is ieder schuldeiser bevoegd om
justificatie te vragen van het door de reder gestorte bedrag en de voldoendheid er van te
betwisten.
De rechter-commissaris bepaalt, in geval van betwisting, de dag waarop de kantonrechter
dit geschil zal behandelen.

Artikel 256c-38

Op de bepaalde dag worden de partijen of hun gemachtigden ter openbare terechtzitting
gehoord, waarna de kantonrechter beslist.
Het in artikel 256a bepaalde is van toepassing.

Artikel 256d-39

Na afloop van de vergadering, of, indien deze tot geschillen aanleiding heeft gegeven,
nadat daarover onherroepelijk is beslist, maakt de griffier een staat van verdeling op en
onderwerpt die aan de goedkeuring van de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris mag een deskundige benoemen om de griffier bij het opmaken
terzijde te staan. Hij stelt diens loon vast.

Artikel 256e-40

De door de rechter-commissaris goedgekeurde staat van verdeling ligt gedurende veertien
dagen ter griffie van het kantongerecht ter kosteloze inzage van de schuldeisers, van wie de
vorderingen zijn erkend.
Van de nederlegging geeft de griffier bij aangetekende brief kennis aan deze schuldeisers;
ieder van hen kan gedurende de genoemde termijn bij het Hof van Justitie tegen de staat van
verdeling in verzet komen door inlevering van een met redenen omkleed bezwaarschrift ter
griffie van het kantongerecht.
Na afloop van de termijn geeft het Hof van Justitie zijn beslissing, nadat het de
schuldeisers heeft gehoord of behoorlijk doen oproepen. De oproeping geschiedt bij
aangetekende brief door de griffier.
Nadat de staat van verdeling door de rechter-commissaris of, indien tijdig verzet is
gedaan, door het Hof executoir is verklaard, roept de griffier van het kantongerecht de
schuldeisers bij aangetekende brief op, ieder om het hem toekomend bedrag in ontvangst te
nemen.
De staat ligt na de executoir-verklaring ter griffie van het kantongerecht ter kosteloze
inzage van belanghebbenden.

Artikel 256f0-41

De kosten, uit de toepassing van de artikelen 247-256e voortvloeiende, komen ten laste
van de reder, behoudens de toepassing van de artikelen 60-64 op de gedingen, welke een gevolg
zijn van verwijzing door de rechter-commissaris krachtens het eerste lid van artikel 255 en van
artikel 256b.

Artikel 256g-42

De artikelen 248-256f blijven van toepassing, indien de reder in staat van faillissement
wordt verklaard.

Artikel 256h-43

De artikelen 247-256g zijn insgelijks van toepassing, indien de vervoerder beroep doet op
de beperking van zijn aansprakelijkheid ingevolge de artikelen 590 en 740 van het Surinaams
Wetboek van Koophandel. Bij de toepassing treedt, waar sprake is van de reder, de vervoerder in
diens plaats.

ZESDE TITEL

VAN PROROGATIE VAN RECHTSPRAAK AAN HET HOF VAN JUSTITIE

Artikel 257

In elk voor hoger beroep aan het Hof van Justitie vatbaar geschil, in hetwelk dading of
compromis kan plaats hebben, staat het aan partijen vrij, mits daaromtrent bij een akte zijnde
overengekomen, dat geschil bij de aanvang van het geding dadelijk aan de kennisneming van het
Hof te onderwerpen.

Artikel 258

Voogden, curators of bewindvoerders zijn hiervan niet uitgesloten, mits daarbij in acht
nemende de verplichtingen aan hen bij wet opgelegd.

Artikel 259

Bij deze rechtsgedingen zijn de voorschriften ten aanzien van het rechtsgeding in eerste
aanleg van overeenkomstige toepassing.
Het Hof beslist in het eerste en hoogste ressort, behoudens request-civiel, indien daartoe
gronden zijn.

ZEVENDE TITEL

VAN HET RECHTSGEDING IN HOGER BEROEP BIJ HET

HOF VAN JUSTITIE

Artikel 260

Partijen zijn bevoegd om bij het Hof van Justitie in hoger beroep te komen van het vonnis
of van de beschikking van de kantonrechter in een zaak, waarin deze niet anders dan in eerste
aanleg heeft geoordeeld.

Artikel 261

Hij die berust heeft in een vonnis, is niet meer ontvankelijk in een daarvan ingesteld hoger
beroep.

Artikel 262

Van een veroordeling bij verstek valt geen hoger beroep, doch indien de oorspronkelijke
eiser van het vonnis in hoger beroep komt, is de gedaagde bevoegd om al zijn verdedigingen
insgelijks in hoger beroep te doen gelden, zelfs bij wege van incidenteel beroep; hij mag dan
echter van het middel van verzet tegen de beslissing bij verstek in eerste aanleg niet meer gebruik
maken.
In het in artikel 82 bedoelde geval is de achterblijvende partij bevoegd om zich in hoger
beroep te voorzien, mits zij vooraf bij voorraad - ook zelfs wanneer de voorlopige
tenuitvoerlegging niet mocht zijn toegestaan - tegen het stellen van zekerheid, aan het vonnis
voldoet.

Artikel 263

Van de vonnissen en beschikkingen, welke aan het eindvonnis voorafgaan, mag slechts
hoger beroep worden ingesteld tegelijk met het beroep van het eindvonnis.
Dit beroep is ontvankelijk, zelfs wanneer die vonnissen en beschikkingen zonder
voorbehoud van degene, die er zich mede bezwaard acht, zijn ten uitvoer gelegd.

Artikel 264

Hoger beroep van een vonnis, hetwelk niet bij voorraad kan worden ten uitvoer gelegd, is
niet ontvankelijk indien het is ingesteld binnen acht dagen na de dag van de uitspraak; zolang de
daartoe gestelde termijn nog niet verstreken is, mag het worden herhaald.
De executie van vonnissen, welke niet bij voorraad kunnen worden ten uitvoer gelegd,
wordt gedurende deze acht dagen geschorst.
De termijn voor hoger beroep is dertig dagen, gerekend van de dag der uitspraak of,
indien de eiser in beroep bij die uitspraak niet tegenwoordig is geweest, van de dag waarop het
eindvonnis hem volgens dit Wetboek is medegedeeld.
De rechter is bevoegd om in bijzondere gevallen de in het vorig lid genoemde termijn en
de termijnen vermeld in de artikelen 271 tot en met 277 te verlengen.

Artikel 265-44

De termijn van beroep van beschikkingen van de kantonrechters buiten eigenlijk
rechtsgeding is dertig dagen, gerekend van de dagtekening der beschikking.
Indien de verzoeker in beroep bij het geven of mededelen van de beschikking niet
tegenwoordig is geweest, begint de in de vorige zin bedoelde termijn te lopen van de dag, waarop
hem de inhoud daarvan is medegedeeld.

Artikel 266

Bij overlijden van de in het ongelijk gestelde partij gedurende de loop van de termijn voor
het hoger beroep, zijn haar erfgenamen of haar rechtverkrijgenden bevoegd om het beroep in te
stellen binnen dertig dagen na het overlijden, of, zo zij van het recht van beraad gebruik maken,
binnen dertig dagen na afloop van de daarvoor gestelde termijn.

Artikel 267

De gedaagde in beroep is bevoegd om van zijn zijde incidenteel beroep in te stellen, mits
op de wijze en binnen de termijn in artikel 274 bepaald.
Afstand van het principaal beroep doet het ingesteld incidenteel beroep niet vervallen.

Artikel 268

Het hoger beroep schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis, indien dit niet bij voorraad
mag worden ten uitvoer gelegd.

Artikel 269

Het hoger beroep van het eindvonnis heeft, tenzij bij de aantekening daarvan uitdrukkelijk
het tegendeel is verlangd, ten gevolge, dat de hogere rechter tevens kennis neemt van en oordeelt
over de aan dat vonnis voorafgegane vonnissen en beschikkingen.

Artikel 270-45

Het hoger beroep vangt aan met een verklaring, dat men van dat middel gebruik wil
maken, door de eiser in beroep of diens daartoe gemachtigde ter griffie van het kantongerecht
afgelegd of aldaar schriftelijk ingediend.
Indien een gemachtigde de verklaring aflegt, is hij verplicht om daarbij de akte van
volmacht over te leggen, tenzij die akte reeds vroeger werd overgelegd of de volmacht mondeling
ter zitting werd verleend.
Van de afgelegde of ingediende verklaring houdt de griffier onverwijld aantekening in het
algemeen register, onder vermelding van de dagtekening, waarop zij is afgelegd of ontvangen.
Die aantekening geschiedt niet dan na vooruitbetaling aan de griffier van de kosten voor de
aanzegging, voor de betekening van de memorie en van de daarbij overgelegde bescheiden en
voor de oproeping, bedoeld in art. 277a, desverlangd na taxatie door de rechter.
De dagtekening, bedoeld in de eerste zinsnede van het vorig lid, geldt bij de berekening
van de termijn van beroep als tijdstip van de verklaring.

Artikel 271

Bij of na de verklaring, waarbij hoger beroep wordt ingesteld, maar in elk geval binnen de
voor het beroep gestelde termijn van dertig dagen, is de appellant of zijn gemachtigde bevoegd
om een ondertekende memorie, vergezeld van zodanige bescheiden als hij geraden oordeelt, over
te leggen of in te dienen aan de griffier van het kantongerecht, die van de ontvangst in voege als
voren aantekening houdt.

Artikel 272

Wanneer buiten de gevallen bij wet voorzien de voorlopige tenuitvoerlegging van een
vonnis bevolen is, is de appellant bevoegd om bij afzonderlijk verzoekschrift aan het Hof van
Justitie het verzoek te doen, dat de executie wordt gestaakt; het Hof doet de wederpartij op korte
termijn oproepen ten einde daarover te worden gehoord.

Artikel 273

Nadat de memorie is ingekomen of de termijn voor de indiening is verstreken, doet de
kantonrechter onverwijld aan de wederpartij, onder aanzegging, dat hoger beroep is ingesteld, een
afschrift betekenen van de memorie en van de daarbij overgelegde bescheiden.
Indien zich onder die bescheiden zodanige bevinden, welke, ter beoordeling van de
rechter, wegens hun omvang of anderszins, niet voor overschrijving in aanmerking komen, mag
de rechter volstaan met de aanzegging, dat zij ter inzage van de wederpartij ter griffie zijn
neergelegd.

Artikel 274

De wederpartij of haar gemachtigde is bevoegd om binnen dertig dagen na de dagtekening
van de aanzegging van het beroep op gelijke wijze een memorie in te dienen met zodanige
bescheiden als zij geraden oordeelt.
Bij die memorie mag zij de verklaring afleggen of doen afleggen, dat zij ook harerzijds in
hoger beroep wenst te komen. De memorie wordt als niet-ingediend beschouwd, indien de
belanghebbende niet bij de indiening aan de griffier heeft vooruitbetaald te kosten van de
betekening zoals ten aanzien van de appellant is bepaald, desverlangd na taxatie door de rechter.
Van de ontvangst van de stukken en van de verklaring, dat incidenteel beroep wordt
ingesteld, houdt de griffier in voege als voren aantekening in het algemeen register, met
uitzondering evenwel van het bij de laatste zinsnede van het vorig lid voorziene geval.

Artikel 275

Nadat de memorie van antwoord is ingekomen, doet de kantonrechter onverwijld afschrift
daarvan en van de daarbij overgelegde bescheiden, behoudens het te dien aanzien bepaalde in het
tweede lid van artikel 273, betekenen aan de eiser in beroep.
Indien bij het antwoord incidenteel beroep is aangetekend, heeft de eiser in beroep een
termijn van veertien dagen om op het incidenteel beroep te antwoorden.
Afschrift van de memorie van antwoord op het incidenteel beroep en van de verdere
bescheiden, welke haar mochten vergezellen, worden met inachtneming van het bepaalde bij
artikel 273 in voege als voren aan de incidenteel-eiser in beroep betekend. Indien de incidenteelverweerder
bij de indiening van de memorie niet aan de griffier de kosten van de betekening,
desverlangd na taxatie door de rechter, heeft vooruitbetaald, wordt de memorie als niet-ingediend
beschouwd.

Artikel 276

Uiterlijk binnen veertien dagen na de ontvangst van het antwoord van de verweerder in
beroep, of indien incidenteel beroep is aangetekend, van het antwoord van de incidenteelverweerder,
dan wel na het verstrijken van de voor de indiening van die schrifturen toegestane
termijnen, zendt de griffier de tot de zaak betrekkelijke stukken, met het in de zaak opgemaakte
proces-verbaal en een afschrift van het vonnis alsmede een uittreksel uit de in het register
gehouden aantekening van beroep aan het Hof van Justitie.

Artikel 277

De appellant is bevoegd om bij of na de verklaring dat hij in hoger beroep is gekomen,
doch uiterlijk vóórdat de griffier de tot de zaak betrekkelijke stukken aan het Hof van Justitie
gezonden heeft, in het algemeen register een aantekening te doen houden, dat hij zijn zaak ter
terechtzitting van het Hof van Justitie door een advocaat wil doen bepleiten. Gelijke bevoegdheid
komt toe aan de verweerder na de aanzegging van het ingestelde hoger beroep. Van die
aantekeningen geeft de griffier van het kantonrecht aan de wederpartij bij aangetekende
dienstbrief en aan het Hof van Justitie kennis.

Artikel 277a-46

Binnen acht dagen, nadat de tot de zaak betrekkelijke stukken, het in de zaak opgemaakte
proces-verbaal en een afschrift van het vonnis alsmede een uittreksel uit de in het algemeen
register gehouden aantekening van beroep door het Hof van Justitie zijn ontvangen, bepaalt de
President van het Hof van Justitie de dag en het uur, waarop de zaak in hoger beroep vor het Hof
van Justitie zal dienen en doet, met inachtnemeing van de termijnen van oproeping,
voorgeschreven bij of krachtens de artikelen 8 tot en met 13, partijen oproepen teneinde alsdan te
verschijnen.
Bij verschijning van beide partijen of van een der partijen bepaalt het Hof van Justitie op
verzoek van de verschenen partijen of van de verschenen partij bij de niet-verschijning van beide
partijen, ambtshalve de dag en het uur, waarop eventueel de pleidooien zullen worden gehouden,
het openbaar ministerie zal worden gehoord of de uitspraak zal plaats hebben.

Artikel 278

In hoger beroep mag een nieuwe eis niet worden gedaan, tenzij het zaken zijn:
1°. van interesten, renten, huren en andere zaaksgevolgen, sedert het vonnis van eerste aanleg
verschenen of ontstaan;
2°. van kosten, schade en interesten wegens geleden nadeel sedert dat vonnis;
3°. van een eis bij voorraad.
De oorspronkelijke verweerder mag echter nieuwe weren van rechten inbrengen, mits
deze een verdediging op de hoofdzaak opleveren en niet in het geding ter eerste instantie zijn
gedekt.
De rechter is nochtans bevoegd om hem, ook al wordt hij op de hoofdzaak in het gelijk
gesteld, te veroordelen in de kosten, veroorzaakt door het niet tijdig voorbrengen van zijn weren.

Artikel 279

In hoger beroep zijn de artikelen 122 en 123 niet anders van toepassing dan behoudens de
volgende bepalingen:
De oorspronkelijke gedaagde, eiser wordende in hoger beroep, is niet gehouden tot het
stellen van de in die artikelen bedoelde zekerheid.
De gedaagde in hoger beroep is daartoe evenmin gehouden, zelfs niet bij het instellen van
incidenteel beroep.
De in eerste aanleg gestelde zekerheid blijft ook verbonden voor de kosten van het hoger
hogerberoep.

Artikel 280-47

Het Hof doet de zaak in hoger beroep, na verhoor van het openbaar ministerie, indien dit,
met inachtneming van het bepaalde bij artikel 221 de wens om te worden gehoord heeft te kennen
gegeven, zonder vorm van proces op de stukken af, doch het staat het Hof vrij om, vóór het
eindvonnis, een plaatselijk of ander onderzoek, of een verhoor van partijen of getuigen, dan wel
de overlegging van enig bewijsstuk te gelasten, zomede overeenkomstig de bepalingen van de
Zesde Titel van het Vierde Boek van het Surinaams Burgerlijk Wetboek aan een der partijen een
eed op te leggen.
Het Hof is bevoegd om zodanig onderzoek geheel of ten dele, naar omstandigheden, zelf
te houden met overeenkomstige toepassing van de voor de rechtspleging in eerste aanleg
bestaande bepalingen, dan wel dit op te dragen aan de rechter in eerste aanleg of aan de rechter
ter plaatse waar het onderzoek geheel of ten dele moet geschieden.
In elk geval worden partijen in de gelegenheid gesteld om bij het onderzoek tegenwoordig
te zijn en daarop gehoord te worden; zij worden op last van de rechter, die het onderzoek houdt,
opgeroepen.

Artikel 281-48

Indien partijen of een van hen het verlangen te kennen gegeven heeft om de zaak ter
terechtzitting door advocaten te doen bepleiten, bepaalt het Hof, alvorens het openbaar ministerie
te horen, een dag voor de pleidooien. Het Hof bepaalt alsdan het aan de advocaten hiervoor
toekomend salaris, hetwelk naar gelang van omstandigheden onder de gerechtskosten mag
worden begrepen.

Artikel 281a-49

Voorzover in deze titel niet uitdrukkelijk van het tegendeel blijkt, zijn de bepalingen van
de Eerste Titel van dit Boek ook op hoger beroep toepasselijk.

Artikel 282

Indien een vonnis, waarbij de kantonrechter zich onbevoegd heeft verklaard, wordt te niet
gedaan, verwijst de hogere rechter de beslissing op de hoofdzaak naar dezelfde rechter, tenzij
beide partijen vorderen, dat de hogere rechter de zaak aan zich houdt.

Artikel 283

Het vonnis van de hogere rechter wordt in de gewone vormen opgemaakt en uitgesproken.
De griffier van het Hof van Justitie zendt een afschrift van het vonnis, in executoriale
vorm opgemaakt en ondertekend, grosse genaamd, zo spoedig mogelijk na ontvangst van de
daarop gevallen en nog te vallen kosten, met de processtukken aan de eerste rechter.

Artikel 284

Alle beslissingen van het Hof van Justitie in hoger beroep worden steeds beschouwd als
op tegenspraak te zijn gewezen.

Artikel 285

De tenuitvoerlegging heeft in alle gevallen plaats bij de rechter, die in eerste aanleg
uitspraak heeft gedaan.
De griffier van het Hof van Justitie houdt in een daartoe bestemd register nauwkeurig
aantekening van de zaken, welke in hoger beroep van vonnissen van kantonrechters worden
aanhangig gemaakt. De aantekening moet bevatten de namen van partijen en de dagtekening van
het beklaagde vonnis, van het daartegen ingesteld hoger beroep, van de incidentele vonnissen en
van het eindvonnis in hoger beroep gewezen.

Artikel 286

Zodra de uitspraak van de rechter in hoger beroep bij het kantongerecht is ontvangen,
geeft de griffier bij aangetekende dienstbrief aan partijen kennis, dat die uitspraak bij hem is
ingekomen. De veroordeelde partij is bevoegd om, zolang de grosse ter griffie berust, daarvan
inzage te nemen en daarvan op haar kosten een door de griffier gewaarmerkt afschrift te
vorderen.
Van de beslissingen in hoger beroep wordt aantekening gehouden in het algemeen
register.

ACHTSTE TITEL

VAN VERZET DOOR DERDEN

Artikel 287

Iedere derde is bevoegd om zich te verzetten tegen een vonnis, hetwelk zijn rechten
benadeelt, indien hij noch in persoon, noch wettelijk vertegenwoordigd, of indien degeen, die hij
vertegenwoordigt, niet in het rechtsgeding is geroepen, of niet door voeging of tussenkomst partij
is geweest.

Artikel 288

Dit verzet wordt gedaan door middel van een verzoekschrift aan de rechter, die het vonnis
heeft gewezen en het verzet beoordelen moet. Deze rechter doet de partijen , tussen welke het
vonnis is gevallen, oproepen ten einde ter zake te worden gehoord.

Artikel 289

Indien zodanig vonnis aan een derde is tegengeworpen in een rechtsgeding en het verzet
daartegen is ingesteld op de voet van het vorig artikel, staat het aan de rechter, voor wie dat
rechtsgeding aanhangig is, vrij om, indien daartoe gronden bestaan, de schorsing van het
rechtsgeding toe te staan, totdat op het ingestelde verzet zal zijn beslist.

Artikel 290

De rechter, die over een verzet van een derde oordeelt, is bevoegd om, indien daartoe
gronden bestaan, de uitvoering van het aangevallen vonnis te schorsen, totdat op het verzet zal
zijn beslist.

Artikel 291

Bij wettiging van het verzet wordt het vonnis, waartegen dit gericht is geweest, alleen in
zoverre verbeterd, als het de rechten van de in verzet gekomen derde heeft benadeeld, tenzij het
onsplitsbare van de gevallen beslissing een gehele vernietiging daarvan noodzakelijk mocht
maken.

NEGENDE TITEL

VAN REQUEST-CIVIEL

Artikel 292

Een vonnis op tegenspraak in het laatste ressort gewezen, en dat hetwelk, op verstek
gewezen, niet meer vatbaar is voor verzet, is voor herroeping vatbaar, op het verzoek van hem,
die partij geweest of opgeroepen is om de volgende redenen:
1°. indien de beslissing berust op na de uitspraak ontdekt, in de procedure gepleegd bedrog of
arglist van de wederpartij;
2°. indien de strafrechter een opgelegde eed heeft verklaard valselijk te zijn afgelegd, tenzij het
geldt de beslissende eed, in artikel 1950, 1., van het Surinaams Burgerlijk Wetboek
bedoeld;
3°. indien beslist is omtrent zaken, waarover een beslissing niet was geëist;
4°. indien meer toegewezen dan geëist werd;
5°. indien verzuimd is over een der onderdelen van de eis te beslissen;
6. indien tussen dezelfde partijen, op dezelfde gronden en door dezelfde rechter tegenstrijdige
vonnissen in het hoogste ressort zijn gewezen;
7°. indien in hetzelfde vonnis tegenstrijdige beschikkingen zijn vervat;
8°. indien gevonnist is op stukken, welke na het vonnis voor vals erkend of vals verklaard zijn;
9°. indien men na het vonnis stukken van beslissende aard in handen heeft bekomen, welke door
toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.

Artikel 293

Minderjarigen zijn daarenboven in hun verzoek tot zodanige herroeping ontvankelijk,
indien zij niet verdedigd zijn geweest.

Artikel 294

Indien er slechts grond is om herroeping te verzoeken van een gedeelte van het vonnis, zal
dat gedeelte alleen worden herroepen, tenzij de andere delen van het vonnis daarvan afhangen.

Artikel 295

Het request-civiel moet worden ingediend binnen drie maanden gerekend van de dag,
waarop het vonnis, waarover men zich beklaagt, is uitgesproken of zo dit bij verstek gewezen is,
van de dag, waarop het niet meer vatbaar is voor verzet.
Deze termijn gaat in het geval van artikel 293 eerst in op de dag van de meerderjarigheid.

Artikel 296

Bij overlijden van de in het ongelijk gestelde partij gedurende de loop van de termijn voor
het request-civiel zijn haar erfgenamen of rechtverkrijgenden bevoegd om zodanig verzoek in te
dienen binnen drie maanden na het overlijden of, zo zij van het recht van beraad gebruik maken,
binnen een maand na afloop van de daarvoor gestelde termijn.

Artikel 297

Indien het request-civiel gegrond is op valsheid, bedrog, arglist of het ontdekken van
nieuwe stukken, lopen de termijnen slechts van de dag af, op welke hetzij de valsheid, hetzij het
bedrog of de arglist bekend, of de stukken ontdekt zijn, mits, in die laatste gevallen, die dag bij
geschrifte kan bewezen worden.

Artikel 298

Indien er strijdigheid van vonnissen plaats heeft, loopt de termijn sedert de uitspraak van
het laatste vonnis, of, zo dit bij verstek gewezen is, van de dag, waarop het niet meer vatbaar is
voor verzet.

Artikel 299

Het request-civiel wordt aan dezelfde rechter ingediend, die het beklaagde vonnis heeft
gewezen.
Indien het beklaagde vonnis wordt overgelegd in een zaak hangende voor een andere
rechter, is deze bevoegd om, naar de omstandigheden, met de behandeling van die zaak voort te
gaan of haar te schorsen.

Artikel 300

Het verzoekschrift waarbij het request-civiel wordt aanhangig gemaakt, behelst de
middelen, waarop het gegrond is; andere middelen dan deze mogen noch op de terechtzitting,
noch bij schriftuur, worden aangevoerd.

Artikel 301

Het request-civiel verhindert de tenuitvoerlegging van het beklaagde vonnis niet en deze
mag ook niet door een rechterlijk bevel belet worden.

Artikel 302

Indien het request-civiel wordt aangenomen, wordt het vonnis herroepen en worden de
partijen in dezelfde staat teruggebracht, in welke zij vóór het vonnis waren; hetgeen tengevolge
van de veroordeling, bij het vonnis uitgesproken, genoten of ontvangen is, moet worden
teruggegeven.
Indien het request-civiel wordt aangenomen op grond van strijdigheid van vonnissen,
wordt bij de beslissing bevolen, dat het eerst gewezen vonnis alleen van kracht zal zijn.

Artikel 303

Het geschil ten principale, waarover het herroepen vonnis is gewezen, wordt gevoerd voor
dezelfde rechter, die over het request-civiel gevonnist heeft.

Artikel 304

Een tweede verzoek tot request-civiel is noch tegen het vonnis op het request-civiel
gewezen, noch tegen het vonnis, hetwelk, na de aanneming van het eerste request, de zaak ten
principale heeft beslist, ontvankelijk.

TWEEDE BOEK

VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN VONNISSEN

EN AUTHENTIEKE AKTEN

EERSTE TITEL

ALGEMENE REGELEN

Artikel 305-50

De grossen van in Suriname gewezen vonnissen mogen in geheel Suriname worden ten
uitvoer gelegd; zij moeten aan het hoofd voeren de woorden: "In naam van de President!".
Zij worden betekend aan de persoon zelf, of te zijner woonplaats, of op de wijze bij de
artikelen 2, 3, 4 en 5 voorgeschreven.

Artikel 306-51

1. Beslissingen door vreemde rechters of rechterlijke colleges gegeven, in vreemde Staten
tot stand gekomen scheidsrechterlijke beslissingen of aldaar verleden authentieke akten,
en bij staatsbeluit te bepalen, in vreemde Staten tot stand gekomen andere executoriale
titels, mogen in Suriname niet ten uitvoer worden gelegd, behoudens in gevallen uitdrukkelijk
bij of krachtens verdrag of wet bepaald.
2. In gevallen, als in het eerste lid bedoeld, heeft tenuitvoerlegging alleen plaats na een op
verzoekschrift verkregen verlof tot tenuitvoerlegging volgens de procedure, neergelegd in
de artikelen 312b - 312h. De zaak zelf wordt niet aan een nieuw onderzoek onderworpen.
3. In andere dan de hierboven bedoelde gevallen kunnen de gedingen opnieuw bij de
Surinaamse rechter worden behandeld en afgedaan.

Artikel 307

Een vonnis, waarvan de voorlopige tenuitvoerlegging niet is bevolen, mag tegen een
derde niet worden ten uitvoer gelegd en daaraan behoeft die derde niet te voldoen dan ten minste
acht dagen na de uitspraak of, indien de partij, die daarbij in het ongelijk is gesteld, niet
tegenwoordig was, ten minste acht dagen na de mededeling haar gedaan krachtens artikel 119,
tweede lid, en met overlegging van de verklaring des griffiers, dat er, blijkens zijn register, hoger
beroep tegen het vonnis niet is aangetekend.

Artikel 308

De overhandiging van het vonnis, welks uitvoering men begeert, aan de deurwaarder,
machtigt deze in die zaak tot het doen van de gehele executie, uit dat vonnis voortvloeiende, met
uitzondering alleen van die bij lijfsdwang, waartoe een bijzondere volmacht vereist wordt.

Artikel 309

Geschillen over tenuitvoerlegging van vonnissen moeten voor de kantonrechter worden
gebracht, tenzij de kennisneming daarvan uitdrukkelijk aan het Hof van Justitie is opgedragen.

Artikel 310-52

De grossen van in Suriname verleden authentieke akten mogen in geheel Suriname
worden ten uitvoer gelegd; zij moeten aan het hoofd voeren de woorden: "In naam van de
President!".
De bepalingen van het tweede lid van artikel 305, het eerste lid van artikel 306 en de
artikelen 308 en 309 zijn daarop van overeenkomstige toepassing.

Artikel 311

Het staat aan de executant van een vonnis of van een authentieke akte vrij, tegelijkertijd
beslag te leggen op de roerende en op de onroerende goederen van de veroordeelde of verbonden
partij.

Artikel 312

wederspraak of verzet van de geëxecuteerde stuit de aanvang of de voortzetting van de
executie niet; de geëxecuteerde is echter bevoegd om daarop in kort geding te doen beslissen.

Artikel 312a-53

Beslag mag niet worden gelegd op goederen bestemd voor de openbare dienst.

EERSTE TITEL A54

VAN DE FORMALITEITEN, VEREIST VOOR DE

TENUITVOERLEGGING VAN IN VREEMDE STATEN

TOT STAND GEKOMEN EXECUTORIALE TITELS

Artikel 312b

1. Het verlof tot tenuitvoerlegging, als bedoeld in artikel 306 lid 2, wordt gevraagd bij
verzoekschrift, waarop de bepalingen van de Tweede Afdeling van de Tweede Titel van het
Eerste Boek van overeenkomstige toepassing zijn, voor zover daarvan in deze titel niet is
afgeweken.
2. Tot de kennisneming van het verzoek om verlening van het verlof tot tenuitvoerlegging
zijn, naar keuze van de eiser, bevoegd zowel de kantonrechter waar de wederpartij van de
verzoeker woonplaats heeft, als de kantonrechter waar de tenuitvoerlegging wordt
verlangd.

Artikel 312c

1. Bij het verzoekschrift wordt een authentiek afschrift van de beslissing of de authentieke
akte overgelegd, benevens de stukken waardoor kan worden vastgesteld, dat deze
uitvoerbaar is in het land waar zij is gegeven of verleden.
2. De kantonrechter kan legalisatie van het afschrift van de beslissing of de authentieke akte
en van de overige in het eerste lid bedoelde stukken verlangen.
Hij kan tevens eisen, dat de beslissing of de authentieke akte en de overige overgelegde
stukken worden vertaald in het Nederlands, en dat deze vertaling voor eensluidend wordt
verklaard, hetzij door een in Suriname toegelaten beëdigde vertaler, hetzij door een
beëdigde vertaler toegelaten in het land waar de beslissing of de authentieke akte is
gegeven of verleden, hetzij door de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van
bedoeld land in Suriname.
3. Bij ongenoegzaamheid der overgelegde stukken wordt de verzoeker de gelegenheid tot
aanvulling gegeven.

Artikel 312d

1. De griffier tekent op het verzoekschrift de dag van ontvangst aan en zendt onverwijld per
aangetekende brief een afschrift van het verzoekschrift en van de daarbij behorende
stukken aan de wederpartij van de verzoeker toe.
2. De kantonrechter bepaalt daarna de dag en het uur, waarop de zaak voor het kantongerecht
zal dienen, en doet partijen oproepen, teneinde alsdan te verschijnen, vergezeld van de
getuigen, die zij wensen te doen horen, en met medebrenging van de bewijsstukken,
waarvan zij zich willen bedienen.
3. De kantonrechter dient, indien een opgeroepene niet verschijnt, zijn nadere oproeping te
bevelen.
4. De behandeling vindt plaats in raadkamer. Na afloop van het verhoor doet de kantonrechter
dadelijk uitspraak; indien dit niet mogelijk is, deelt hij mede, wanneer deze zal plaats
hebben.

Artikel 312e

1. De beschikking van de kantonrechter is op straffe van nietigheid met redenen omkleed en
wordt in het openbaar uitgesproken.
2. De beschikking, waarbij het verlof tot tenuitvoerlegging wordt verleend, kan bij voorraad
uitvoerbaar worden verklaard, niettegenstaande hoger beroep, zelfs op de minuut, zonder
zekerheidsstelling. Artikel 305 hierbij is van toepassing.
3. Ten aanzien van de proceskosten is het bepaalde in de artikelen 58, 59, 61, 62 en 63 van
overeenkomstige toepassing.

Artikel 312f

1. De beschikking van de kantonrechter is niet vatbaar voor verzet.
2. Partijen zijn bevoegd om bij het Hof van Justitie in hoger beroep te komen. Artikel 265 is
van overeenkomstige toepassing.
3. In geval van hoger beroep vinden de artikelen 312c, 312d, en 312e overeenkomstige
toepassing.

Artikel 312g

Geschillen over de tenuitvoerlegging van beslissingen of authentieke akten, welke
overeenkomstig deze titel uitvoerbaar zijn verklaard, worden gebracht voor de kantonrechter van
de plaats van tenuitvoerlegging.

Artikel 312h

1. De bepalingen van deze titel zijn slechts van toepassing, voor zover een verdrag of een
bijzondere wet geen afwijkende voorzieningen inhoudt.
2. De bepalingen van deze titel zijn niet van toepassing op beslissingen of uitspraken van
volkenrechtelijke organisaties of van andere internationale of supranationale organen.

TWEEDE TITEL

VAN GERECHTELIJKE TENUITVOERLEGGING OP

ROERENDE GOEDEREN

EERSTE AFDELING

VAN BESLAG OP ROERENDE GOEDEREN

Artikel 313

Executoriaal beslag op roerende goederen mag slechts worden gelegd uit kracht van een
vonnis of van een authentieke akte in executoriale vorm.
Het leggen van beslag moet zijn voorafgegaan door een exploit van een deurwaarder,
houdende bevel om binnen twee dagen aan het vonnis of aan de akte te voldoen.
Indien bij het betekenen van het vonnis of van de akte tevens het voorschreven bevel is
gedaan, wordt het doen van een afzonderlijk bevel niet vereist.
Bij het bevel of de betekening moet hij, die executeren laat, tot aan het uiteinde van de
executie woonplaats hebben of kiezen te Paramaribo, op straffe van nietigheid van het exploit.
Aan deze woonplaats worden alle betekeningen gedaan, zelfs van werkelijk aanbod, van
verzet en van hoger beroep.

Artikel 314

Bij niet-voldoening aan het bevel mag het beslag worden gelegd. Het beslag geschiedt bij
exploit van de deurwaarder, die houder is van het stuk, dat ten uitvoer moet worden gelegd.
Uit dat exploit moet blijken, dat het bevel om te voldoen aan hetgeen, waarvoor het beslag
gelegd wordt, herhaald is.
De deurwaarder moet worden bijgestaan door twee getuigen, wier namen, beroep en
woonplaats hij in het proces-verbaal vermelden moet; deze getuigen moeten het oorspronkelijk
stuk en de afschriften mede ondertekenen.

Artikel 315

Dit beslag mag slechts worden gelegd voor een bepaalde schuld of vordering. Indien deze
niet is vereffend, worden alle verdere vervolgingen gestaakt, totdat de vereffening is geschied.

Artikel 316

Indien de persoon, tegen wie het beslag gelegd wordt, niet onmiddellijk betaalt of voldoet
aan hetgeen, waarvoor de inbeslagneming is gedaan, met de kosten, is de deurwaarder bevoegd
om voorlopig, hetzij in het huis, hetzij aan de deur van de gearresteerde, bewaarders te stellen,
ten einde verduistering van goederen te beletten.

Artikel 317-55

De deurwaarder gaat dadelijk of uiterlijk op de volgende dag over tot de meer bijzondere
aanduiding van de goederen, welke hij in beslag neemt, en beschrijft ze nauwkeurig in de daarvan
door hem vervaardigde akte of proces-verbaal, met opgave van hun getal, gewicht en maat,
overeenkomstig hun aard; de partij, die de inbeslagneming laat doen, mag bij het in beslag nemen
niet tegenwoordig zijn.
Bijaldien de deuren gesloten zijn of de opening daarvan geweigerd wordt, gelijk mede
bijaldien geweigerd wordt, enige kamer of stuk huisraad te openen, en ook indien bij afwezigheid
van de persoon, tegen wie het beslag geschiedt, er niemand gevonden wordt om hem te
vertegenwoordigen, moet de deurwaarder zich vervoegen bij de Ambtenaar daartoe door de
President aangewezen , in wiens tegenwoordigheid de opening van de deuren en van het huisraad
wordt verricht. Van de tegenwoordigheid van deze ambtenaar en van hetgeen in zijn bijzijn, uit
kracht van deze alinea en van de volgende drie artikelen is verricht, wordt melding gemaakt in
het proces-verbaal van beslag, hetwelk, nadat het afgesloten is, mede door hem ondertekend
wordt.

Artikel 318

Indien er redelijk vermoeden bestaat, dat in beslag te nemen goederen zich bevinden op
een van een derde gehuurde of op andere wijze in gebruik bekomen plaats, zodanig dat voor de
toegang de medewerking van de derde nodig blijft, handelt de deurwaarder, in geval van
weigering van degene, tegen wie het beslag geschiedt, of van de derde om de deuren, welke tot de
plaats toegang geven, te openen, zoals in het tweede lid van het vorig artikel is bepaald. Met
weigering staat gelijk afwezigheid na behoorlijke sommatie om persoonlijk of bij gemachtigde te
verschijnen om de deuren te openen. De deurwaarder is bevoegd om inmiddels door het stellen
van een bewaarder te beletten, dat van de plaats iets wordt weggenomen.
De derde is gehouden de deurwaarder op vertoon van de titel, uit kracht waarvan het
beslag wordt gelegd, aanwijzing te doen van de verhuurde of op andere wijze in gebruik gegeven
ruimte.
Hij, die van het verhuren of op andere wijze in gebruik geven, als bedoeld in de vorige
leden, een bedrijf maakt, is verplicht desgewenst de deurwaarder inzage te geven van het register
of de stukken, waarin de gebruikers zijn vermeld.
Van het ogenblik, dat de deurwaarder zich tot de derde heeft gewend om tot de
inbeslagneming ingevolge dit artikel te komen, mag deze degeen, tegen wie het beslag geschiedt,
toegang tot de ruimte niet meer verlenen dan in tegenwoordigheid van de deurwaarder.
Bij geschil over enige gehoudenheid van een derde behoort de deurwaarder zich, teneinde
te vernemen hoe hij kan handelen, onverwijld te wenden tot de kantonrechter, onverminderd de
bevoegdheid van de arrestant en van de derde een uitspraak van de kantonrechter, al dan niet in
kort geding, te vragen. De derde zin van het eerste lid vindt te dezen toepassing.

Artikel 319

Indien de derde niet voldoet aan enige hem bij het tweede, derde en vierde lid van het
vorig artikel opgelegde verplichting, mag hij worden veroordeeld tot voldoening van het bedrag
der vordering, waarvoor het beslag wordt gelegd, met de interesten en kosten.
De schade, welke de derde lijdt door het openbreken van deuren, wordt, indien dit niet aan
hem te wijten is, hem vergoed door de arrestant, behoudens het verhaal van deze op degeen,
tegen wie het beslag geschiedt, indien daartoe gronden aanwezig zijn. De derde is bevoegd te
verlangen, dat, alvorens tot het openbreken van deuren wordt overgegaan, zekerheid wordt
gesteld voor de voldoening van de hem verschuldigde schadevergoeding.
De deurwaarder en de ambtenaar, in het tweede lid van artikel 317 genoemd, zijn tot
geheimhouding verplicht nopens de inhoud van het register en de stukken, bedoeld in het derde
lid van het vorig artikel; echter wat degeen, tegen wie het beslag geschiedt, betreft, voor zover
niet anders is vereist voor een behoorlijke vervulling van hun taak te dezen.

Artikel 320

Indien er bij de inbeslagneming gerede penningen worden gevonden, moeten het getal en
de muntstukken vermeld worden; de deurwaarder brengt ze met al het geldswaarde hebbende
papier ter griffie van het kantongerecht over, tenware de beslaglegger en de geëxecuteerde
benevens de opposanten, indien er die zijn, omtrent een andere plaats van bewaring mochten zijn
overeengekomen.
Indien er bij de inbeslagneming andere papieren worden gevonden, is de deurwaarder
verplicht die te verzegelen.

Artikel 321

Beslag op roerende goederen, uit welke hoofde ook, mag niet gedaan worden:
1°. op zaken, welke onroerend zijn door bestemming;
2°. op het nodige bed en beddegoed van de personen, tegen wie het beslag gedaan wordt, of van
hun bij hen inwonende kinderen, en op de klederen, waarmede de eerstgenoemden en hun
kinderen gekleed en gedekt zijn;
3°. op de toerusting van personen in krijgsdienst volgens hun dienst en rang;
4°. op de gereedschappen van ambachtslieden en werklieden, tot hun persoonlijk bedrijf
behorende;
5°. op de in het huis voorhanden zijnde voorraad van spijs en drank, dienende tot de behoefte van
het huisgezin gedurende een maand.

Artikel 322

Insgelijks mag beslag niet gelegd worden:
1°. op de boeken betrekkelijk tot het beroep van de persoon, tegen wie het beslag gedaan wordt,
tot een waarde van tweehonderd gulden, te zijner keuze;
2°. op de werktuigen en gereedschappen, dienende tot het geven van enig onderwijs, of
beoefening van kunsten of wetenschappen, tot een waarde van dezelfde som en te zijner
keuze;
3°. eindelijk op ééne koe, of twee varkens, of twee geiten, of vier schapen, ter keuze van
degenen, tegen wie het beslag gedaan wordt, met het benodigd voeder voor dat vee
gedurende één maand.
Echter mogen de zaken, in dit artikel opgenoemd, worden is beslag genomen:
1°. wegens levensbehoeften verstrekt aan de persoon, tegen wie het beslag gedaan is;
2°. wegens de gelden verschuldigd aan personen, die deze voorwerpen vervaardigd, hersteld of
verkocht hebben;
3°. wegens huren en pachten van onroerende goederen, waarin of waarop de gemelde zaken
voorhanden zijn.

Artikel 323

Het proces-verbaal moet behelzen opgave van de dag en het uur, waarop de in beslag
genomen goederen zullen worden verkocht.
Indien die opgave niet dadelijk kan geschieden, moet de deurwaarder zulks bij exploit
nader doen en wel uiterlijk binnen zes dagen na het opmaken van voorschreven proces-verbaal.

Artikel 324

De deurwaarder moet een geschikte bewaarder aanstellen.
Tot bewaarder over het goed mogen niet aangesteld worden de beslaglegger, zijn
echtgenoot, zijn bloed- of aanverwanten tot de zesde graad ingesloten, noch zijn bedienden;
daarentegen mogen, met toestemming van de beslaglegger, de persoon tegen wie het beslag
gedaan is, zijn echtgenoot, bloed- of aanverwanten en huisgenoten, wanneer zij er in bewilligen,
tot bewaarders worden aangesteld.

Artikel 325

Indien beesten of werktuigen voor de landbouw of vruchten te velde of andere
voortbrengselen van de landbouw, welke reeds van de grond zijn afgescheiden, zijn in beslag
genomen, is de kantonrechter bevoegd om op verzoek van de beslaglegger en na verhoor of
behoorlijke oproeping van de geëxecuteerde, een geschikte persoon aan te stellen, ten einde voor
de bebouwing, inzameling, bewerking of bereiding zorg te dragen.

Artikel 326

Het proces-verbaal wordt ogenblikkelijk op de plaats zelf opgemaakt; het wordt op het
oorspronkelijke en op het afschrift door de bewaarder getekend. Ingeval hij niet tekenen kan,
wordt daarvan melding gemaakt. Afschrift van het procesverbaal wordt hem gelaten.
Het proces-verbaal van inbeslagneming wordt betekend aan de persoon, tegen wie het
beslag gedaan is, of te zijner woonplaats. Bijaldien deze niet tegenwoordig is, wordt de
betekening gedaan aan de griffier van het kantongerecht.

Artikel 327

De bewaarder mag de in beslag genomen goederen niet gebruiken, verhuren of uitlenen,
op straffe van gemis van zijn bewaarloon en vergoeding van schade en interesten, tot betaling van
welke hij bij lijfsdwang kan worden genoodzaakt.

Artikel 328

Indien de in beslag genomen goederen enige voordelen of inkomsten voortgebracht
hebben, is hij op dezefde wijze als bij het vorig artikel is omschreven tot verantwoording
verplicht.

Artikel 329

Hij die eigenaar beweert te zijn van de in beslag genomen goederen of van een gedeelte
daarvan, is bevoegd om zich tegen de verkoop te verzetten door een verzoekschrift te richten aan
de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied het beslag gelegd is.
De rechter doet alle partijen oproepen en beslist zo spoedig mogelijk.
De eiser, die in het ongelijk gesteld wordt, wordt, bijaldien daartoe redenen zijn,
veroordeeld tot vergoeding van schade en interesten aan de beslaglegger.

Artikel 330

De schuldeisers van degeen, wiens goederen zijn in beslag genomen, mogen uit welke
hoofde ook, zelfs niet uit hoofde van verschuldigde huur, enige andere oppositie doen dan tegen
de afgifte van de kooppenningen. Die oppositie moet worden gedaan vóór de verkoop en moet
behelzen de gronden waarop zij berust, het beloop van de som waarvoor zij wordt gedaan, of,
indien dat beloop niet is uitgemaakt of vereffend, het bedrag waarop de opposant haar schat.
Die oppositie moet betekend worden aan de beslaglegger en aan de met de verkoop
belaste deurwaarder, met keuze van woonplaats in het district, waarin het beslag gelegd is of wel
te Paramaribo; alles op straffe van nietigheid der oppositie en vergoeding van schade en
interesten tegen de deurwaarder, zo daartoe termen zijn.
Oppositiën, welke na de verkoop zijn betekend, zijn nietig en van onwaarde en worden bij
de verdeling niet in aanmerking genomen.

Artikel 331

De opposant mag zijn vordering slechts instellen tegen de partij, welker goederen zijn in
beslag genomen, en verkrijgt tegen haar vonnis; tegen de opposant mag niet anders worden
geprocedeerd dan bij het onderzoek naar de wettigheid van zijn oppostie ter gelegenheid van de
verdeling van de penningen.

Artikel 332

Indien een deurwaarder, die beslag wil leggen, bevindt, dat de goederen reeds in beslag
zijn genomen, is hij niet bevoegd om andermaal beslag te leggen; hij mag echter de in beslag
genomen goederen met het proces-verbaal vergelijken, hetwelk hem te dien einde door de
bewaarder moet worden vertoond. Hij mag alsdan nog beslag leggen op de goederen, welke niet
in het proces-verbaal zijn begrepen en aan de eerste beslaglegger bevel doen om alles
gezamenlijk te verkopen binnen de termijn bij artikel 335 bepaald; het proces-verbaal van
vergelijking geldt als oppositie tegen de afgifte van de kooppenningen.

Artikel 333

Indien de beslaglegger in gebreke blijft om binnen de bij artikel 335 vermelde termijn de
verkoop tot stand te brengen, is ieder opposant, die een executoriale titel heeft, bevoegd om over
te gaan tot de vergelijking van de in beslag genomen goederen op het afschrift van het procesverbaal
van inbeslagneming, hetwelk de bewaarder gehouden is aan hem te vertonen, mitsgaders
tot de aanvulling met de voorwerpen, welke bij de vroegere in beslagneming niet zijn
opgeschreven, en dadelijk daarna tot de verkoop van de goederen; alles na het doen van een bevel
bij exploit aan de beslaglegger, doch zonder dat er een eis tot subrogatie gevorderd wordt.

Artikel 334

Indien de beslaglegger het beslag opheft, of indien het te zijnen aanzien, uit welke hoofde
ook, buiten het geval van nietigheid in de vorm, wordt opgeheven, blijft het beslag stand houden
ten aanzien van elke opposant, die een executoriale titel heeft; zodanig opposant heeft dan de in
het vorig artikel omschreven bevoegdheid.
Het recht van alle overige opposanten op de uitdeling van de kooppenningen blijft wijders
in de gevallen bij dit en het vorig artikel uitgedrukt, onverkort.

Artikel 335

De verkoop van de in beslag genomen goederen mag niet plaats hebben dan na verloop
van tien dagen en moet geschieden binnen dertig dagen, gerekend van de dag van
inbeslagneming; in beide gevallen op straffe van vergoeding van kosten, schade en interesten.
Deze termijn mag verkort of verlengd worden bij onderlinge toestemming van partijen en
opposanten, indien er zodanige zijn, of ook door een bevel van de kantonrechter.

Artikel 336

De verkoop moet in het openbaar gehouden worden op de plaats van de inbeslagneming
zelf, tenzij de partijen en de opposanten onderling anders mochten overeenkomen of de
kantonrechter ten verzoeke van de een of andere derzelve, en indien de omstandigheden zulks
vorderen, een andere meer geschikte plaats mocht bepalen.
Ter plaatse van de verkoop worden biljetten aangeslagen, houdende aanduiding van de
plaats, de dag en het uur van de verkoop, mitsgaders van de aard der voorwerpen, doch zonder
bepaalde stuksgewijze beschrijving daarvan.
De biljetten worden bovendien aangeslagen aan het huis van de geëxecuteerde.
Het aanslaan van de biljetten moet geschieden na het sluiten van het proces-verbaal of na
het exploit in het tweede lid van artikel 323 vermeld, en zulks ten minste vier dagen vóór de
verkoop; tenware de kantonrechter die termijn mocht hebben verkort.

Artikel 337

De verkoop wordt, tenzij het bedrag van de in beslag genomen goederen blijkbaar minder
dan vierhonderd gulden bedraagt, daarenboven, zo mogelijk, bekend gemaakt in een nieuwsblad
van de plaats, waar de verkoping zal geschieden.
De verkoop wordt ter plaatse, waar hij geschieden moet, afgekondigd volgens plaatselijk
gebruik bij vrijwillige verkoop.
De deurwaarder houdt aan de voet van zijn proces-verbaal van beslag aantekening van de
gedane aanslag van de biljetten en van de bekendmaking in een nieuwsblad, indien deze heeft
plaats gehad.

Artikel 338

Zilver of goud mag slechts verkocht worden, indien het gehalte en het gewicht daarvan
zoveel doenlijk zijn opgegeven.

Artikel 339

De verkoop wordt gehouden bij opbod en de toewijzing geschiedt aan de meestbiedende
en tegen gerede betaling.
De deurwaarder is bevoegd te vorderen, dat elke bieder hem de geboden koopsom ter
hand stelt; hij mag deze som onder zich houden totdat het voorwerp is toegewezen.
Stelt een bieder na de in het vorig lid bedoelde vordering de geboden koopsom aan de
deurwaarder niet ter hand, dan wordt zijn bod niet aangenomen en wordt die persoon gedurende
de gehele verkoping niet meer als bieder toegelaten.
Indien de deurwaarder gebruik heeft gemaakt van de hem bij het tweede lid toegekende
bevoegdheid en er, nadat een bieder in gebreke is gebleven de geboden koopsom aan de
deurwaarder ter hand te stellen, een hoger bod niet wordt verkregen, dan blijft de hoogste bieder,
wiens bod is aangenomen, daaraan gehouden en wordt hem het goed toegewezen.
Bij gebreke van betaling wordt het goed terstond weder verkocht ten laste van hem, aan
wie het toegewezen is.

Artikel 340

Indien de waarde van de in beslag genomen goederen het beloop van hetgeen, waarvoor
de inbeslagneming geschied is en waarvoor oppositiën gedaan zijn, te boven gaat, gaat men niet
verder dan tot verkoop van hetgeen genoegzaam is om het voor de betaling van de schulden en
kosten nodige bedrag op te brengen.
Te dien einde is de schuldenaar, tegen wie het beslag gedaan is, bevoegd om de orde te
regelen, volgens welke de goederen zullen worden geveild.

Artikel 341

Indien onder de in beslag genomen goederen worden gevonden inschulden, waarvan bij
titels of bescheiden blijkt, mag tot verkoop van zodanige inschulden worden overgegaan, evenals
ten aanzien van andere roerende goederen is bepaald, of wel, voor zover die inschulden opeisbaar
zijn, bij beslag onder derden worden geprocedeerd, op de wijze als bij de volgende afdeling is
bepaald.
Dit beslag wordt in alle gevallen mede betekend aan de derde schuldenaar, met verbod
van betaling aan de geëxcuteerde, op straffe van onwaarde van de gedane betaling.

Artikel 342

Ingeval van verkoop van inschulden moeten de titels op de biljetten worden omschreven
met opgave van het bedrag der inschulden, van de namen der schuldenaars, van de aard van de
titels, van de renten welke daarbij mochten zijn bepaald, en van al hetgeen verder dienstig is om
hun waarde te doen kennen.

Artikel 343

De deurwaarder is verantwoordelijk voor de koopschat; hij moet in zijn processen-verbaal
de namen en woonplaatsen van de kopers optekenen.
Hij is insgelijks verplicht om de koopschat ter griffie van het kantongerecht over te
brengen, tenware de partijen omtrent een andere plaats van bewaring mochten zijn
overeengekomen.
Hij mag in de veilconditiën niet stellen, dat de kopers een zeker gedeelte boven de
koopschat moeten betalen, hetzij onder de naam van kosten of anderszins.
Hij mag niets ontvangen boven de prijs, waarvoor het goed verkocht is.

TWEEDE AFDELING

VAN EXECUTORIAAL BESLAG ONDER DERDEN

Artikel 344

Het beslag op inschulden, welke de geëxecuteerde van derden te vorderen heeft, of op
goederen van hem, welke onder derden berusten, moet, behalve de gewone vereisten van
exploiten, inhouden de keuze van woonplaats ter plaatse, waar die derde woont, of wel te
Paramaribo, met bevel om het beslagene onder zich te houden, op straffe van onwaarde van de
gedane betaling of afgifte.
Met een afschrift van het exploit wordt aan de derde beslagene afgegeven afschrift van het
vonnis of van de executoriale titel, waarvan de tenuitvoerlegging geschiedt.
Binnen acht dagen na deze betekening moet het beslag, op straffe van nietigheid, ook aan
de geëxecuteerde worden betekend.

Artikel 345

Binnen acht dagen na de betekening aan de geëxecuteerde is deze, indien hij meent
daartoe gronden te hebben, bevoegd om tegen het beslag bij verzoekschrift aan de kantonrechter,
in wiens rechtsgebied de woonplaats van de geëxecuteerde gelegen is, in verzet te komen.
Indien de geëxecuteerde in een ander district dan de derde beslagene woont, worden de
termijnen, bij dit en bij het vorig artikel bedoeld, geregeld door de bepalingen van artikel 9.
De kantonrechter doet partijen voor de terechtzitting oproepen.

Artikel 346

Indien het verzet van de geëxecuteerde bevonden wordt gegrond te zijn en hij dienvolgens
opheffing van het beslag bekomt, wordt de beslaglegger, indien daartoe gronden zijn, veroordeeld
tot vergoeding van kosten, schaden en interesten ten behoeve van de geëxecuteerde.

Artikel 347

Indien de geëxecuteerde het verzet in artikel 345 vermeld, niet heeft gedaan, of indien het,
gedaan zijnde, is afgewezen, wordt de derde beslagene, indien hij niet tegenwoordig is geweest
bij de uitspraak, met aanzegging van het afwijzend vonnis, opgeroepen om verklaring te doen op
dezelfde wijze en met dezelfde gevolgen, als bij de artikelen 604 en volgende is bepaald.

Artikel 347a-56

Derden-beslag onder het Land, of onder een rechtspersoon die ingevolge artikel 1, tweede
lid, van de Personeelswet met het Land is gelijkgesteld, is, onverminderd het bepaalde in artikel
312a, toegelaten; echter slechts op bepaalde in het exploit of, ingeval van vereenvoudigd beslag,
in de kennisgeving of de vordering omschreven inschulden of goederen. Betaling of afgifte na
beslag ontlasten het Land of de bedoelde andere rechtspersoon, indien een vóór het beslag
gegeven opdracht tot betaling of afgifte niet meer tijdig kan worden ingetrokken.
Om redenen van openbaar belang kan het Land of de andere rechtspersoon in kort geding
onmiddellijke opheffing van het derden-beslag vorderen.

DERDE AFDELING57

VAN EXECUTORIAAL BESLAG ONDER DERDEN IN ZAKEN BETREFFENDE

LEVENSONDERHOUD EN UITKERING VOOR DE HUISHOUDING

Artikel 348-58

Het beslag tot verhaal van een uitkering tot levensonderhoud, krachtens het eerste Boek
van het Surinaams Burgerlijk Wetboek verschuldigd, daaronder begrepen het verschuldigde voor
verzorging en opvoeding van een minderjarige, alsmede het beslag tot verhaal van een uitkering
krachtens artikel 160 lid 2, van het Surinaams Burgerlijk Wetboek door de ene echtgenoot aan de
andere verschuldigd, worden, indien de beslagen gelegd worden op loon of andere periodieke
uitkeringen, welke de geëxecuteerde van een derde te vorderen mocht hebben, gelegd en
vervolgd op de wijze en met de gevolgen in de vorige afdeling bepaald, voorzover daarvan in
deze afdeling niet is afgeweken.

Artikel 349

De bepalingen van bijzondere wetten, krachtens welke schuldeisers niet of alleen binnen
de daarin aangegeven grenzen of op de daarin bepaalde wijze ten aanzien van loon en andere
periodieke uitkeringen rechten kunnen doen gelden, blijven te dezen buiten werking.

Artikel 350

De geëxecuteerde is te allen tijde bevoegd om op de wijze en met de gevolgen, bedoeld in
de artikelen 345 en 346, verzet in te stellen op grond dat de beslissing over de uitkering inmiddels
is gewijzigd of ingetrokken of dat het recht op uitkering niet langer bestaat.

Artikel 351

Van de dag van het beslag af is de derde beslagene verplicht om, zolang de executant dit
verlangt, naar gelang hij loon of andere periodieke uitkeringen aan de geëxecuteerde
verschuldigd is, het door de executant aangegeven achterstallig bedrag en de termijnen van de
uitkering, tot welker verhaal het beslag is gelegd, aan de executant te betalen, tenzij onder hem
beslag gelegd mocht worden wegens inschulden van hogere of gelijke rang.
In het geval, bedoeld bij het slot van het vorig lid, mag de derde beslagene worden
opgeroepen om verklaring te doen, gelijk voorzien in artikel 604.
Verzet tegen het beslag door de geëxecuteerde schorst de verplichting tot betaling,
behoudens de bevoegdheid van de kantonrechter om in kort geding de voorlopige voortzetting
van de betaling te bevelen.
De derde beslagene is rechtsgeldig gekweten, indien hij te goeder trouw aan de executant
heeft betaald.

Artikel 352

De executant is bevoegd de derde beslagene, die in gebreke blijft aan zijn verplichting
ingevolge het voorgaand artikel te voldoen voor de rechter op te roepen.

Artikel 353

Indien de voogdijraad executant is, kan hij dit beslag leggen hetzij op de gewone wijze,
hetzij door van het vonnis of de beschikking in afschrift mededeling te doen aan de derde
beslagene. In het laatste geval zendt deze die schriftelijke kennisgeving voor "gezien" getekend
aan de voogdijraad terug. Eerst door deze terugzending is het beslag voltooid.
De voogdijraad mag beslag leggen op de dag, volgende op die waarop de uitkering moet
geschieden, zonder voorafgaande betekening of bevel tot betaling en zonder overlegging van een
verklaring des griffiers, als bedoeld in de artikelen 87 en 307.
Toezending door de executant van een afschrift van de kennisgeving bij aangetekende
brief aan de geëxecuteerde binnen zeven dagen na de dag, waarop de executant die kennisgeving,
voor "gezien" getekend, van de derde beslagene heeft terugontvangen, geldt als de betekening, bij
het derde lid van artikel 344 voorgeschreven.

VIERDE AFDELING

VAN DE VERDELING VAN DE OPBRENGST DER EXECUTIE

Artikel 354

Indien verzet niet heeft plaats gehad, wordt aan de beslaglegger, na aftrek van de kosten
van executie, de som betaald, welke hem verschuldigd is, tot ten hoogste het bedrag van de
opbrengst der executie.
Indien er overschot is, wordt dit aan de geëxecuteerde verantwoord.

Artikel 355

Indien binnen acht dagen, gerekend van de afloop des verkoops, de beslaglegger, de
geëxecuteerde en de opposanten zich niet hebben verstaan over de verdeling van de opbrengst, is
de meest gerede partij bevoegd om, onder opgave van de namen en woonplaatsen van alle
overige belanghebbenden, aan de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de verkoop is geschied,
te verzoeken om de verdeling te doen plaats hebben.

Artikel 356

De kantonrechter doet het gedane verzoek aanzeggen aan de in het verzoekschrift
genoemde belanghebbenden met opdracht aan de opposanten om binnen veertien dagen, op
straffe van in de verdeling niet te worden begrepen, ter griffie van het kantongerecht over te
leggen de titels, waarop hun vordering berust, met opgave tevens of zij als bevoorrechte
schuldeisers menen te moeten worden gerangschikt.
Van de overlegging, naar gelang zij geschiedt, laat de kantonrechter aantekening houden
in het proces-verbaal, dat hij van de verdeling doet opmaken.

Artikel 357

Na verloop van de veertien dagen, bij het voorgaand artikel bepaald, maakt de
kantonrechter naar aanleiding van de overgelegde stukken, een staat van verdeling op.

Artikel 358

De kantonrechter legt deze staat ter griffie van het kantongerecht neder ter inzage van alle
belanghebbenden, van welke nederlegging de griffier hun kennis geeft met vermelding van de
dagen en uren waarop zij zich bij de rechter behoren te vervoegen tot het voorstellen van hun
wederspraak.

Artikel 359

Indien binnen de tijd van veertien dagen na de in het vorig artikel vermelde kennisgeving
wederspraak niet is gedaan, sluit de kantonrechter zijn proces-verbaal en gelast bij bevelschrift
aan de houder van de penningen de uitbetaling aan de schuldeisers van hetgeen hun, volgens de
staat, toekomt.
Deze bevelschriften worden uitgegeven in de vorm bij artikel 305 bepaald.

Artikel 360

Ingeval van wederspraak verwijst de kantonrechter degene, die zich bezwaard acht, naar
de door hem daartoe aangewezen terechtzitting.
Deze dagbepaling doet de kantonrechter aan de belanghebbenden aanzeggen met
vermelding van het uur, waarop hij de wederspraak zal behandelen.
Te dienende dage hoort de rechter de verschenen partijen in hun belangen en beslist hij in
het gerezen geschil.

Artikel 361

Van deze beslissing is hoger beroep uiterlijk binnen veertien dagen toegelaten.
Het geding in hoger beroep mag niet tussen anderen worden gevoerd, dan die bij de
wederspraak partijen zijn geweest.

Artikel 362

Na de ontvangst van de grosse van het vonnis in beroep sluit de kantonrechter zijn procesverbaal
en gelast de uitgifte van het bevelschrift tot betaling, overeenkomstig artikel 359.

Artikel 363

Na het sluiten van het proces-verbaal van verdeling hebben de belanghebbenden
onderling geen recht meer tot de interesten van hetgeen aan hen is aanbedeeld.

VIJFDE AFDELING59

VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN BEVELEN

IN ZAKEN VAN HUURKOOP

Artikel 363a

De tenuitvoerlegging van vonnissen en beschikkingen houdende bevel tot teruggave van
in huurkoop overgedragen zaken heeft niet plaats, dan na betekening daarvan en na bevel om
binnen twee dagen aan de inhoud te voldoen.
Deze termijn behoeft niet in acht genomen te worden ten aanzien van het bevel tot
teruggave bij voorraad, bedoeld in artikel 714a.

Artikel 363b

De tenuitvoerlegging geschiedt doordat de deurwaarder de zaak onder zich neemt en
vervolgens aan de in het vonnis of de beschikking aangewezen gerechtigde overgeeft.
De deurwaarder maakt hieromtrent onverwijld proces-verbaal op.
De artikelen 313, derde, vierde en vijfde lid, 314, tweede en derde lid, 317, 318, 319 en
326, tweede lid vinden overeenkomstige toepassing.

Artikel 363c

Indien de deurwaarder bevindt, dat de zaak reeds te voren is in beslag genomen, kan deze
tenuitvoerlegging geen voortgang hebben.

Artikel 363d

Bevindt de zaak zich onder een derde, die niet te goeder trouw zich tegen een vordering
van de koper tot afgifte zou kunnen verzetten, dan kan de tenuitvoerlegging tegen die derde
geschieden op dezelfde wijze als in artikel 363b is bepaald.
Door deze tenuitvoerlegging wordt de derde deswege jegens de koper bevrijd.

DERDE TITEL

VAN GERECHTELIJKE UITWINNING VAN

ONROERENDE GOEDEREN

EERSTE AFDELING

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 364

De schuldeiser, van een vonnis of andere executoriale titel voorzien, is bevoegd om de
onteigening bij executie te vorderen:
1°. van onroerende goederen, welke in de handel zijn, met derzelver toebehoren, voor zover deze
laatste als onroerend goed worden beschouwd;
2°. van het vruchtgebruik van deze goederen en hun toebehoren;
3°. van de rechten van opstal en erfpacht;
4°. van de grondrenten, hetzij in geld, hetzij in natura verschuldigd.

Artikel 365

Niettemin mogen de personele schuldeisers van een mede-erfgenaam in de onroerende
goederen van een nalatenschap diens aandeel daarin niet te koop aanslaan, voordat de boedel
door verdeling gescheiden is; alleen deze scheiding mogen zij, zulks geraden oordelende,
vorderen.

Artikel 366

Indien een met hypotheek bezwaard goed aan een derde is overgegaan, executeert de
hypothecaire schuldeiser het goed tegen de derde bezitter, behoudens zijn verplichting tot het
doen van een bevel aan de schuldenaar, overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 1226 en
1227 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek.

Artikel 367

De schuldeiser mag met de verkoop van onroerende goederen, die aan hem niet
verhypothekeerd zijn, niet voortgaan, dan ingeval de opbrengst van de aan hem verhypothekeerde
goederen ontoereikend is.

Artikel 368-60

De verkoop geschiedt voor de rechter van het kanton waar het goed gelegen is.

Artikel 369-61

De verkoop van onroerende goederen, in onderscheiden kantons gelegen, kan slechts
geschieden van het ene goed na het andere.

Artikel 370

Indien de aan de schuldeiser verhypothekeerde goederen en niet aan hem
verhypothekeerde goederen een gedeelte van een en dezelfde bebouwing uitmaken, wordt de
verkoop van beide tegelijk vervolgd, indien de schuldenaar zich daartegen niet verzet; de rechter
berekent de prijs volgens de regel van artikel 1248 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek.

Artikel 371

Indien de schuldenaar door authentieke huurcedullen of door onderhandse huurcedullen,
welke een zekere dagtekening bekomen hebben vóór de inbeslagneming, bewijst, dat de zuivere
en vrije inkomsten van zijn onroerende goederen, gedurende één jaar, tot betaling van de
verschuldigde hoofdsom, interesten en kosten voldoende zijn, en indien hij aanbiedt deze aan de
schuldeiser bij delegatie over te dragen, is de rechter bevoegd om de gerechtelijke vervolging te
schorsen; hij mag haar hervatten indien er enig belet of belemmering in de betaling opkomt.
De rechter staat deze schorsing echter niet toe, indien daardoor aan de schuldeiser een
merkelijk nadeel zou worden toegebracht.

Artikel 372

De gedwongen verkoop van onroerende goederen mag alleen vervolgd worden voor een
bepaalde en vereffende schuld of vordering.
Indien de schuld of de vordering betrekkelijk is tot zaken, welker geldelijk beloop of
waarde nog niet is bepaald, is de gerechtelijke vervolging van waarde, maar de verkoop kan eerst
na de vereffening geschieden.

Artikel 373

Hij die bij overdracht eigenaar geworden is van een titel of bewijs van schuld, kracht van
executie hebbende, is niet bevoegd om tot de uitwinning van vaste goederen over te gaan, dan
nadat van de overdracht aan de schuldenaar bij insinuatie kennis gegeven is.

Artikel 374

De gerechtelijke vervolging mag niet vernietigd worden op grond dat de schuldeiser haar
begonnen heeft voor een grotere som, dan hij te vorderen had.

TWEEDE AFDELING

VAN HET IN BELAG NEMEN VAN ONROERENDE GOEDEREN

Artikel 375

Het beslag op onroerende goederen moet worden voorafgegaan door een bevel, bij exploit
van een deurwaarder aan de schuldenaar gedaan, om binnen twee dagen aan het vonnis of de akte
te voldoen, met vermelding van de titel, uit kracht waarvan de vervolging plaats heeft; het moet
inhouden de keus van woonplaats ter plaatse waar de rechter, die van de zaak moet kennis nemen,
zitting heeft, of wel te Paramaribo en moet uitdrukken, dat bij gebreke van voldoening zal
worden overgegaan tot het in beslag nemen van de onroerende goederen van de schuldenaar.
Indien bij het betekenen van het vonnis of van de akte tevens het voorschreven bevel is
gedaan, wordt het doen van een afzonderlijk bevel niet vereist.

Artikel 376

Indien de schuldeiser een jaar na het bevel laat verlopen, alvorens beslag te leggen, moet hij het
bevel hernieuwen.

Artikel 377

Na verloop van voorschreven termijn van twee dagen wordt het beslag gelegd bij een
proces-verbaal van de deurwaarder, hetwelk moet inhouden:
1°. de vermelding, dat de deurwaarder zich op of in het goed begeven heeft, en de vermelding
van namen en woonplaatsen van de inbeslagnemer en van de schuldenaar;
2°. de vermelding van de titel, uit kracht van welke de vervolging plaats heeft;
3°. de aard van de in beslag genomen onroerende goederen, hun ligging en, indien het landelijke
eigendommen zijn, hun grootte zoveel mogelijk;
4°. de keuze van woonplaats te Paramaribo of ter plaatse waar het onroerend goed gelegen is.

Artikel 378

Afschrift van het proces-verbaal van inbeslagneming wordt gelaten aan degene, tegen wie
het beslag gedaan is.
Het proces-verbaal tot het leggen van beslag moet overgeschreven worden in de registers
van de bewaarder der hypotheken, met aantekening van het uur, van de dag, de maand en het jaar,
waarin die overschrijving is gevraagd.
De bewaarder der hypotheken maakt van dit uur, die dag, die maand en dat jaar, ook
melding op het oorspronkelijke stuk, hetwelk hem daartoe moet worden aangeboden.
Gerekend van de dag van die overschrijving, is de partij, tegen welke het beslag gedaan is,
niet meer bevoegd om de in beslag genomen onroerende goederen te vervreemden, te
verhypothekeren of te verhuren; overeenkomsten, in strijd met dat verbod aangegaan, mogen
tegen de inbeslagnemer niet worden ingeroepen. De huurovereenkomsten, vóór die dag
aangegaan, zijn van kracht, indien zij niet zijn gemaakt om de rechten van de schuldeiser te
verkorten.
De door artikel 670 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek gevorderde overschrijving van
vroeger opgemaakte akten of de inschrijving van vroeger verleende hypotheken, na de dag van de
overschrijving van het proces-verbaal der inbeslagneming, brengt aan de rechten van de
inbeslagnemer geen nadeel toe.

Artikel 379

Gedurende de inbeslagneming blijft de partij, tegen welke deze gedaan is, als gerechtelijk
bewaarder in het bezit van de in beslag genomen en niet verhuurde of verpachte goederen.
Hij mag niet door houthakken of op andere wijze enige vermindering van waarde van het
goed veroorzaken, op straffe van vergoeding van schade en interesten, verhaalbaar zelfs bij
lijfsdwang.
De kantonrechter is echter bevoegd om op het met redenen omkleed verzoek van een of
meer schuldeisers, een andere bewaarder te benoemen, wiens werkzaamheden eindigen op de dag
van de overschrijving van het vonnis van toewijzing.

Artikel 380

De vruchten, welke na de overschrijving van de inbeslagneming ingezameld zijn of in
staat zijn om ingezameld te worden, worden voor onroerend goed gehouden en de schuldeisers
mogen de tak- en wortelvaste te velde staande vruchten en gewassen inzamelen of doen
inzamelen en verkopen; de nog niet betaalde huur- en pachtpenningen zijn van rechtswege in het
beslag begrepen en worden, na de aanzegging bij deurwaardersexploit aan de huurder of pachter,
betaald aan de schuldeiser, opdat zij met de opbrengst van het vaste goed, naar de rang der
schulvorderingen, worden verdeeld.

Artikel 381

Ingeval van het beding, bij artikel 1207 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek vermeld,
doet de beslaglegger het door hem gedaan beslag, uiterlijk binnen vier dagen na de overschrijving
in artikel 378 vermeld, aan de schuldeiser, die dit beding gemaakt heeft, aan de door deze blijkens
de registers der hypotheken gekozen woonplaats betekenen; hij laat daarvan aantekening
houden ter griffie van het kantongerecht ter plaatse waar het beslag is gelegd.

Artikel 382

Indien deze, krachtens het voormelde artikel 1207, uit hoofde van niet-voldoening door de
schuldenaar aan de jegens hem aangegane verplichtingen, bevoegd is om het verbonden perceel
te doen verkopen en hij van dit recht wil gebruik maken, geschiedt de verkoop op de wijze, bij
bovengemeld artikel van het Surinaams Burgerlijk Wetboek bepaald.
Hij is echter gehouden om, behalve de formaliteiten bij dat artikel voorgeschreven, de dag
van de verkoop ten minste dertig dagen vóór de toewijzing aan de beslaglegger te doen
betekenen, tenware met de verkoop reeds vóór de inbeslagneming een aanvang was gemaakt.

Artikel 383

Hij is verder gehouden om de opbrengst van het verkochte voorwerp, na aftrek van het
aan hem verschuldigde ter zake van de vordering, waarvoor hij zijn recht uitoefent, met de interesten
en kosten ter griffie van het kantongerecht, onder welks rechtsgebied het beslag gelegd is,
over te brengen en daarvan aan de beslaglegger binnen vier dagen kennis te geven aan de door
deze gekozen woonplaats.

Artikel 384

Indien de schuldeiser bevoegd en geneigd is om van dit aan hem toegekende recht gebruik
te maken, is hij verplicht zulks binnen veertien dagen na de betekening van het beslag met
opgave van de termijn binnen welke hij tot de verkoop wenst over te gaan, kenbaar te maken aan
de beslaglegger, die bij gebreke van dien bevoegd is om met de executie voort te gaan.

Artikel 385

Indien deze termijn te lang mocht zijn gesteld of wel indien de schuldeiser in gebreke
blijft, om binnen dezelven tot de verkoop over te gaan, is de beslaglegger bevoegd om hem voor
de kantonrechter op te roepen, opdat deze een termijn bepaalt, binnen welke de schuldeiser tot de
verkoop moet overgaan; na verloop van die termijn is de schuldeiser, bij gebreke van dit te doen,
van zijn recht daartoe verstoken en is de beslaglegger bevoegd om met de executie voort te gaan.

Artikel 386

Bijaldien meer schuldeisers de verkoop eisen van dezelfde goederen, heeft de toeschatting
plaats op de vervolging van diegeen, die het eerst het proces-verbaal van beslag, overeenkomstig
het bepaalde bij artikel 378, heeft doen overschrijven; de andere beslagleggers zijn verplicht om
met hun vervolging op te houden.
De kantonrechter mag echter, bij wege van indeplaatsstelling, de voorkeur geven aan een
schuldeiser, die het beslag later gelegd heeft:
1°. bijaldien er plaats heeft arglist van de schuldeiser, die het eerste beslag heeft gelegd, of
samenspanning van deze met de partij, tegen welke het beslag gedaan is;
2°. bijaldien de eerste beslaglegger verwaarloost het in acht nemen van enige formaliteit of de
voorgeschreven termijnen heeft laten verlopen, zonder daden te doen van vervolging.
In het eerste geval is de rechter bevoegd om de schuldeiser, uit hoofde van arglist of
samenspanning, tot schadevergoeding te veroordelen.
Dit tussenopkomend geschil moet bij verzoekschrift bij dezelfde rechter worden
aangebracht.
Tegen het daarop gewezen vonnis is hoger beroep niet toegelaten.
Degene, in wiens plaats bij dat vonnis een ander is gesteld, is verplicht om de stukken aan
laatstgemelde tegen ontvangbewijs over te geven; hem worden zijn wettelijk gemaakte kosten
niet betaald dan na de toewijzing van de verkoop.

Artikel 387

Ten minste veertig dagen na de overschrijving van het proces-verbaal van beslag wordt
openlijk bij aanslag-biljetten bekend gemaakt, dat de verkoop van de in beslag genomen goederen
aan de meestbiedende of hoogst afmijnende zal plaats hebben.

Artikel 388

De aanslag-biljetten moeten inhouden:
1°. de plaats, de dag en het uur, waarop de verkoop en de toewijzing zullen plaats hebben, zoals
de kantonrechter deze op verzoek van de beslaglegger schriftelijk heeft bepaald;
2°. de aard van de te verkopen goederen, hun ligging en omschrijving, en, indien het landelijke
goederen zijn, zoveel mogelijk hun grootte;
3°. de begroting van de opkomsten en het bedrag van huren, zo dit bekend is;
4°. de vermelding van de namen en de woonplaatsen van de beslaglegger en van de persoon,
tegen wie het beslag gedaan is;
5°. de lasten, waarmede het vaste goed ten dage van de overschrijving van het proces-verbaal van
beslag mocht zijn bezwaard;
6°. de inzet, welke de beslaglegger gehouden is te doen en welke in de plaats treedt van het eerste
bod.

Artikel 389

De beslaglegger moet zich door de bewaarder der hypotheken doen afgeven een extract
van al de bestaande inschrijvingen op de in beslag genomen goederen op het tijdstip van de
overschrijving van het beslag; hij is verplicht om dit neder te leggen ter griffie van het
kantongerecht.
Een exemplaar van het aanslagbiljet moet worden betekend aan de persoon, tegen wie het
beslag gedaan is, en aan ieder ingeschreven schuldeiser, ter gekozen woonplaats, in zijn
inschrijving vervat.
De beslaglegger is verplicht om ook de veilconditiën ten minste dertig dagen vóór de
verkoop ter griffie neder te leggen.

Artikel 390

De aanslag of aanplakking van de afkondigingen geschiedt:
1°. buiten aan het huis van de schuldenaar en aan de in beslag genomen gebouwen, zo die er zijn;
2°. op plaatsen, welke bestemd zijn tot openbare aanplakking ter plaatse, waar de goederen
gelegen zijn;
3°. aan het gebouw en in de gehoorzaal van het kantongerecht.
Ter griffie van het kantongerecht wordt een exemplaar overgelegd, om te dienen bij de
toewijzing.

Artikel 391

Van het aanslaan van de biljetten moet blijken bij een akte, waaraan een exemplaar van
het biljet vastgehecht is. Bij deze akte verklaart de deurwaarder, dat de aanplakking geschied is
op de plaatsen in het vorig artikel voorgeschreven, zonder dat die plaatsen één voor één behoeven
te worden opgenoemd.

Artikel 392

Alle geschillen over de veilconditiën moeten op straffe van verval, binnen acht dagen,
nadat deze ter griffie zijn nedergelegd, bij verzoekschrift aanhangig worden gemaakt. Hoger
beroep tegen de beslissing van de kantonrechter is niet toegelaten.

Artikel 393

Binnen acht dagen na de aanplakking, en, ingeval van gerezen geschil, binnen acht dagen
na de beslissing, wordt, zo mogelijk in een nieuwsblad van de plaats, waar de verkoop zal
geschieden, een bekendmaking gedaan, welke moet vermelden:
1°. de namen en de woonplaatsen van de beslaglegger en van de persoon, tegen wie het beslag
gedaan is;
2°. de aard van de te verkopen goederen, hun ligging en, bijaldien het landelijke goederen zijn,
hun grootte zoveel mogelijk;
3°. de plaats, de dag en het uur, waar en wanneer de toewijzing zal plaats hebben, zoals de
kantonrechter deze op verzoek van de beslaglegger schriftelijk heeft bepaald.

Artikel 394

Ten minste dertig dagen na de aanplakking gaat de kantonrechter, binnen wiens
rechtsgebied de goederen gelegen zijn, over tot de verkoop en de toewijzing van de in beslag
genomen goederen.
Het vonnis van verkoop en toewijzing is niet vatbaar voor hoger beroep.

Artikel 395

De verkoop en toewijzing hebben op de terechtzitting plaats, de verkoop eerst bij opbod
en vervolgens bij afslag.
Ten minste drie dagen vóór de aanvang van de verkoop wordt een door de kantonrechter
getaxeerde staat van kosten, waarvan in artikel 398 melding wordt gemaakt, in de gehoorzaal van
het kantongerecht aangeplakt.
Alvorens tot de verkoop over te gaan, leest de griffier de veilconditiën voor.
De kantonrechter bepaalt desnoods de som, waarvoor men mag opbieden en afslaan.
De opbieder is niet meer verbonden, zodra een nieuw opbod is gedaan, al wordt dit laatste
van onwaarde verklaard.
Bij de afslag wordt het goed aan de eerste afmijner toegewezen.
Indien opdezelfde som door meer dan een mocht worden gemijnd, beslist de rechter
omtrent de toewijzing. Indien hij daaromtrent twijfelt, is hij bevoegd om dadelijk een vernieuwde
afslag te houden.

Artikel 396

De persoon, tegen wie het beslag gedaan is, mag niet de koper zijn; de verklaring, dat het
opbod of de afmijning voor hem en te zijnen voordele gedaan is, is van onwaarde. Een ieder, die
voor hem koper mocht zijn geworden, blijft persoonlijk en onmiddellijk verantwoordelijk voor de
schade en interesten, tot betaling waarvan hij, zelfs bij lijfsdwang, kan worden genoodzaakt.
Hij die koper geworden is voor rekening van iemand, die onvermogend is, is daarvoor
zelfs bij lijfsdwang, aansprakelijk en verantwoordelijk voor hem zelf en voor eigen rekening,
niettegenstaande hij mocht hebben verklaard, dat hij voor een ander het opbod of de afmijning
gedaan heeft.

Artikel 397

De beslaglegger blijft koper voor de inzet, indien een hoger opbod of een hogere
afmijning niet plaats heeft.

Artikel 398

De kosten van executie en van toewijzing worden bij voorrecht betaald uit de koopprijs.
Onder de kosten van executie zijn steeds begrepen de uitgaven, door de gerechtelijke
bewaarder tot onderhoud van het goed gedaan.

Artikel 399

Indien door de achtervolgende verkoop en de toewijzing van meer dan één onroerend
goed, in dezelfde inbeslagneming vervat, de prijs van het verkochte toereikend is, om de
beslaglegger en de opposanten alsook de kosten te voldoen, is de schuldenaar bevoegd om zich te
verzetten tegen de verkoop van de overige goederen, mits daartoe eis doende op de terechtzitting.
Indien die eis niet op de terechtzitting is gedaan, is de verkoop van waarde.

Artikel 400

De eigendom van de toegewezen goederen gaat op de koper over uit kracht van de
overschrijving van het vonnis van toewijzing, waarvan aan hem de grosse niet wordt uitgereikt
dan nadat hij aan de griffier het bewijs heeft geleverd van te hebben voldaan aan de voorwaarden
des verkoops.
De geëxecuteerde mag tot ontruiming genoodzaakt worden op de wijze bepaald bij artikel

Artikel 401

Indien de koper niet ten volle voldoet aan de voorwaarden van de verkoop, mag men te
zijnen laste, op verzoek van een ieder die in de zaak belang heeft, overgaan tot herveiling en
toewijzing; de bepalingen van de artikelen 387 en volgende, of, indien de verkoop op de wijze als
bij artikel 409 is voorgeschreven heeft plaats gehad, die van de artikelen 412 en volgende, zijn
alsdan toepasselijk.

Artikel 402

Ingeval echter degene, aan wie het goed bevorens was toegewezen, bewijst, dat hij aan de
voorwaarden heeft voldaan en de door de rechter tot betaling van de kosten van herveiling
bepaalde som in gerechtelijke bewaring heeft gebracht, mag niet voortgegaan worden tot een
nieuwe verkoop en toewijzing.

Artikel 403

De in gebreke zijnde koper is bij lijfsdwang aansprakelijk wegens het verschil tussen de
prijs, waarvoor hem het goed was toegewezen, en die van de herveiling, zonder dat hij nochtans
bevoegd is om te vorderen hetgeen de herveiling meer heeft opgebracht; dit overschot moet aan
de schuldeisers, of, zo dezen niets meer te vorderen hebben, aan degene, tegen wie het beslag
gedaan is, betaald worden.

Artikel 404

Indien de formaliteiten om tot de verkoop te komen, voorgeschreven bij de vorige
artikelen of bij de artikelen 412 en volgende niet in acht genomen zijn, mogen diegenen, tegen
wie het beslag gedaan is, of de ingeschreven schuldeisers vorderen, dat zij vervuld worden; men
is echter in deze vordering nietontvankelijk, zo deze niet aanhangig gemaakt is ten minste twintig
dagen vóór de voor de toewijzing bepaalde dag.
Het vonnis is niet aan hoger beroep onderworpen.

Artikel 405

Indien, in het geval van het voorgaand artikel, de rechter beveelt, dat een verzuimde
formaliteit moet hersteld worden, moeten alle formaliteiten, welke daarna hebben plaats gehad,
opnieuw vervuld worden; de kosten vallen ten laste van degene, die deze heeft veroorzaakt.

Artikel 406

De overschrijving van het vonnis van toewijzing geeft aan de koper dezelfde rechten op
de eigendom, als die, welke degene, tegen wie het beslag gedaan is, heeft gehad.

Artikel 407

De schuldeisers van hem, wiens onroerende goederen zijn in beslag genomen, zijn tot aan
de toewijzing bevoegd om verzet te goed tegen de afgifte van de kooppenningen.
Dat verzet moet, behalve de vereisten van de gewone exploiten, inhouden de gronden,
waarop het berust, en keuze van woonplaats te Paramaribo of ter plaatse, waar het beslag gelegd
is, indien de opposant aldaar niet woonachtig is.
Het wordt betekend aan de beslaglegger; daarvan wordt op verzoek van de opposant
aantekening gehouden ter griffie.
Alles op straffe van nietigheid.

Artikel 408

De bepaling van artikel 331 is ook ten deze toepasselijk.
Artikel 40962
De kantonrechter is bevoegd om, met afwijking van het bepaalde in de artikelen 394 en
395, ten verzoeke van de eerstgerede partij of van iedere ingeschreven schuldeiser te bevelen, dat
de verkoop niet ter terechtzitting, maar ten overstaan van een door hem aangewezen notaris zal
geschieden. De veiling moet dan plaats hebben op de wijze, als bij artikel 1239 van het
Surinaams Burgerlijk Wetboek is voorgeschreven.

Artikel 410

Dit verzoek mag niet vroeger dan twintig dagen na de overschrijving van het procesverbaal
van beslag worden ingediend, tenzij vóór die tijd de hypothecaire schuldeiser die het
beding van artikel 1207 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek gemaakt heeft, schriftelijk mocht
hebben verklaard, van zijn recht geen gebruik te willen maken, of de eerst ingeschreven
hypotheek genomen zij tot zekerheid van een der verbintenissen, bedoeld in artikel 1243 van
genoemd Surinaams Burgerlijk Wetboek.
De verzoekende partij is gehouden om een verzoekschrift in te dienen bij de
kantonrechter; deze doet de wederpartij en de overige beslagleggers oproepen ten einde daarop te
worden gehoord.
Tegen de beslissing op het verzoek is enige voorziening niet toegelaten.

Artikel 411

Ingeval het verzoek wordt toegestaan, blijven de bepalingen van deze afdeling, met
uitzondering van de artikelen 387 tot en met 391, 393 tot en met 395, 397 tot en met 399 en het
eerst lid van artikel 400 van toepassing, en komen de eventueel reeds vóór de indiening van het
verzoek gemaakte kosten van aanplakking en bekendmaking van de gerechtelijke verkoping en
die van de bekendmaking van het vervallen van die verkoping ten laste van de verzoekende partij.
Het verzoek wordt niet ingewilligd voordat die kosten, tot een door de rechter begroot
bedrag, ter griffie van het kantongerecht zijn gedeponeerd.

Artikel 412

De notaris, die over de verkoping staat, legt binnen veertien dagen, nadat hem van de door
de rechter gedane aanwijzing is kennis gegeven, ter griffie van het kantongerecht een authentiek
afschrift van de veilconditiën neder.
Hij voegt daarbij een door de bewaarder der hypotheken afgegeven staat van alle
bestaande inschrijvingen op de in beslag genomen goederen op het tijdstip van de overschrijving
van het beslag of wel een door deze bewaarder afgegeven getuigschrift, dat op die goederen
hypothecaire inschrijvingen niet bestaan.

Artikel 413

Bij de veilconditiën worden de kosten, met uitzondering van de in artikel 411 genoemde,
gebracht voor rekening van de koper.

Artikel 414

De betaling van de kooppenningen moet geschieden ter griffie van het kantongerecht.

Artikel 415

Op geschillen over de veilconditiën is artikel 392 toepasselijk. De kantonrechter beslist
hierover in hoogste ressort.

Artikel 416

De verkoping mag niet geschieden dan na verloop van dertig dagen, nadat de
veilconditiën ter griffie zijn nedergelegd en de verkoping ten minste veertien dagen te voren door
aanplakking volgens plaatselijk gebruik en door aankondiging in het Advertentieblad van de
Republiek Suriname zal zijn bekend gemaakt.
In die bekendmaking moet worden vermeld, dat de verkoping krachtens rechterlijk bevel
geschiedt.

Artikel 417

De eigendom van de toegewezen goederen gaat over op de koper door de overschrijving
van een afschrift of uittreksel van het proces-verbaal van toewijzing, welk afschrift of uitreksel
echter niet aan hem wordt afgegeven dan op vertoon van het door de griffier getekend bewijs, dat
de koper de kooppenningen heeft voldaan of dat hij die, ingevolge de bepalingen van artikel
1241, derde lid, en artikel 1244 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek onder zich heeft
gehouden.

Artikel 418

Indien door de achtervolgende verkoop en de toewijzing van onderscheidene in dezelfde
inbeslagneming vervatte onroerende goederen de prijs van het verkochte toereikend is om de
beslaglegger en de opposanten met de kosten te voldoen, is de over de verkoop staande notaris
gehouden met de verkoop van de overige goederen niet voort te gaan, tenzij de schuldenaar die
voortgang verlangt.

DERDE AFDELING

VAN OPVORDERING VAN EIGENDOM

Artikel 419

Hij, die vóór de toewijzing het geheel of een gedeelte van de in beslag genomen goederen
als zijn eigendom wil opvorderen, is bevoegd om zulks te doen door zich als tussenkomende
partij in de executie te stellen.

Artikel 420

De tussenkomst geschiedt bij een verzoekschrift aan de kantonrechter; op zijn last worden
opgeroepen de beslaglegger aan de bij het verbaal van inbeslagneming gekozen woonplaats, en
de persoon, tegen wie het beslag gedaan is.
De titels en bewijsstukken van eigendom van de eiser bij tussenkomst worden ter griffie
overgelegd, waar partijen er inzage en afschrift van mogen nemen; het exploit van betekening
maakt melding van die overlegging.

Artikel 421

Indien er een opvordering van eigendom plaats heeft, wordt de verkoop van de
teruggevorderde goederen geschorst.

Artikel 422

Indien de opvordering van eigendom slechts een gedeelte van de in beslag genomen
goederen betreft, is de kantonrechter bevoegd om òf over te gaan tot de verkoop van de overige
goederen, òf wel de schorsing van het geheel te bevelen.

Artikel 423

Ten dage dienende beslist de kantonrechter over de opvordering van eigendom. Hoger
beroep van het vonnis is nietontvankelijk na verloop van de veertiende dag na de uitspraak van
het vonnis.

Artikel 424

Indien de verkoop vertraagd is door een opvordering van eigendom, mag men met de
verkoop niet voortgaan, dan na vernieuwde bekendmaking en aanplakking van de biljetten,
overeenkomstig artikel 388 en volgende.
Hij, die in zijn opvordering van eigendom in het ongelijk is gesteld, wordt veroordeeld in
de kosten van deze nadere bekendmaking en aanplakking en daarenboven, zo daartoe gronden
zijn, tot vergoeding ook van andere kosten, schaden en interesten jegens de beslaglegger.

VIERDE AFDELING

VAN EXECUTORIAAL BESLAG OP GRONDRENTEN

Artikel 425

Behoudens de navolgende wijzigingen, moeten bij de executie op grondrenten, vermeld in
artikel 782 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek dezelfde formaliteiten worden in acht
genomen als bij de inbeslagneming en verkoop van andere onroerende goederen.

Artikel 426

Het proces-verbaal tot het leggen van beslag op grondrenten wordt bij exploit van een
deurwaarder betekend aan de schuldenaar, en bovendien aan de rentplichtige.

Artikel 427

De kantonrechter laat de rentplichtige na ontvangst van het door de executant ingediend
verzoekschrift, ter terechtzitting oproepen om verklaring te doen van de aard en de hoegrootheid
der verschuldigde rente.
In dat geval geschiedt die verklaring overeenkomstig de voorschriften en met de
gevolgen, vermeld in de derde afdeling van de vierde titel des derde boeks.

Artikel 428

In het beslag zijn begrepen de reeds verschenen en de tot het uiteinde van executie toe
verschijnende renten.

Artikel 429

Aan de verkoop gaat vooraf een aankondiging, welke moet vermelden:
1°. de namen van de beslaglegger, van de persoon, tegen wie het beslag gedaan wordt, en van de
rentplichtige;
2°. de aanduiding van het goed, waarop de rente gevestigd is;
3°. het bedrag van de rente;
4°. de hypothecaire inschrijvingen, indien er zodanige op de grondrente genomen zijn;
5°. de inzet, welke de beslaglegger gehouden is te doen;
6°. de plaats, de dag en het uur van de verkoop, zoals de kantonrechter die op verzoek van de
beslaglegger schriftelijk heeft bepaald.

Artikel 430

De aankondiging moet worden aangeplakt:
1°. aan de woning van de persoon, tegen wie het beslag geschiedt;
2°. op de plaatsen daartoe bestemd, daar waar de verkoop moet plaats hebben;
3°. aan het gebouw van het kantongerecht.
Ter griffie van het kantongerecht wordt een exemplaar overgelegd, om te dienen bij de
toewijzing.

Artikel 431

Indien de in beslag genomen rente de som van honderd gulden te boven gaat, geschiedt
een dergelijke aankondiging, binnen acht dagen na de aanplakking, in een der nieuwsbladen, op
de wijze voorgeschreven bij artikel 393.

VIJFDE AFDELING

OVER DE REGELING VAN DE VOORRANG EN DE VERDELING

VAN DE KOOPPRIJS

Artikel 432

Indien de schuldeisers en de partij, tegen welke het beslag gedaan is, zich niet hebben
verstaan over de verdeling van de kooppenningen of van het in artikel 383 bedoelde overschot, is
de meest gerede schuldeiser, of de koper, of de partij, tegen welke het beslag gedaan is, bevoegd
om aan de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de verkoop is geschied, te verzoeken, de
voorrang te regelen.
Het verzoekschrift moet bevatten opgave van de namen en woonplaatsen van al de
overige belanghebbenden; daarbij wordt overgelegd uittreksel van al de bestaande inschrijvingen
en van de overgeschreven beslagen.

Artikel 433

De kantonrechter laat het gedaan verzoek betekenen aan de in het verzoekschrift
genoemde belanghebbenden. Daarbij wordt aan de schuldeisers tevens gelast om, op straffe van
in de verdeling niet te worden begrepen, binnen een maand na het exploit, hun bescheiden aan de
kantonrechter in te leveren, met de vordering om in de rangregeling te worden begrepen. De
kantonrechter houdt van de overgelegde bescheiden en vordering aantekening in het procesverbaal
dat hij van de verdeling doet opmaken.

Artikel 434

Na het verstrijken van de bij het vorig artikel bepaalde termijn maakt de kantonrechter, uit
de overgelegde stukken, de rangregeling op en legt deze ter griffie van het kantongerecht ter
inzage van alle belanghebbenden neder.

Artikel 435

Van dat nederleggen laat de kantonrechter zowel aan de geëxecuteerden als aan de
schuldeisers kennis geven aan hun bij het doen van hun eis tot rangschikking gekozen
woonplaats, met vermelding van de dagen en uren waarop zij zich bij hem kunnen vervoegen ten
einde desgewenst de op het proces-verbaal gedane plaatsing tegen te spreken.

Artikel 436

Ingeval tegenspraak niet gedaan wordt, sluit de kantonrechter de rangregeling en vereffent
hij de kosten, welke als bevoorrecht in rekening worden gebracht. Hij gelast de afgifte van de
borderellen van plaatsing van degenen, die batig geplaatst zijn, en de doorhaling van de
inschrijvingen en van de overgeschreven beslagen van de niet-batig geplaatsten.
Deze borderellen mitsgaders die, welke bij het volgend artikel worden vermeld, worden
uitgegeven overeenkomstig de voorschriften van artikel 305.

Artikel 437

In geval van tegenspraak verwijst de kantonrechter degenen, die zich bezwaard achten,
naar de door hem bepaalde terechtzitting. Niettemin stelt hij de rangregeling vast van de
inschulden, welke boven de betwiste bevoorrecht zijn, en gelast de afgifte van de borderellen van
plaatsing van die schuldeisers.

Artikel 438

Van de beslissing is binnen veertien dagen na de uitspraak van het vonnis hoger beroep
toegelaten.

Artikel 439

Veertien dagen na de beslissing over de gedane tegenspraak, en, ingeval van beroep,
veertien dagen na de ontvangst ter griffie van de grosse van het vonnis in beroep, stelt de
kantonrechter de orde van de schulden, waarover tegenspraak gevallen is, en van die, welke na
deze moeten volgen, bepaaldelijk vast, en zulks met inachtneming van hetgeen bij artikel 436 is
voorgeschreven. De interesten en renten voor de schuldeisers, die batig geplaatst zijn, worden
niet verder tussen hen onderling berekend, behoudens ieders recht tegen de schuldenaar.

Artikel 440

De schuldeisers, die na de hierboven bepaalde termijnen doch vóór de sluiting van de
rangregeling, stukken mochten overleggen of tegenspraak doen, zijn bevoegd om hun te laat
gedane overlegging of tegenpraak te doen gelden tegen betaling van de kosten, schade en
interesten, uit die vertraging voortspruitende.

Artikel 441

De bewaarder van de hypotheken is verplicht om de doorhalingen te doen op het blote
vertoon, hetzij van het bevel van de kantonrechter, hetzij van de akte van toestemming van de
schuldeiser.

Artikel 442

Na de betaling van de hypothecaire schulden en van de kosten wordt het overschot der
kooppenningen verdeeld tussen de personele schuldeisers, die verzet hebben gedaan, of, zo deze
er niet zijn, aan de schuldenaar uitgekeerd; alles overeenkomstig de bepalingen van de derde
afdeling van de vorige titel.

VIERDE TITEL

VAN EXECUTORIAAL BESLAG OP EN VERKOOP VAN SCHEPEN

Artikel 443

Executoriaal beslag op schepen mag slechts gelegd worden krachtens een vonnis of
andere executoriale titel.
Dit beslag moet worden voorafgegaan door een vier en twintig uren bevorens betekend
bevel aan de persoon of de woonplaats van de eigenaar of boekhouder, of op de wijze bij de
artikelen 2, 3, 4 en 5 voorgeschreven.
Indien er echter vrees bestaat, dat het schip spoedig naar een andere plaats zal vertrekken,
is de schuldeiser bevoegd om, na daartoe verlof te hebben bekomen van de kantonrechter, binnen
wiens rechtsgebied het ligt, ook zonder voorafgaand bevel, tot de inbeslagneming over te gaan.

Artikel 444-63

Het beslag op een schip wordt aan boord er van gelegd. De deurwaarder laat zich daarbij
vergezellen door twee getuigen, wier namen, beroep en woonplaats hij in het procesverbaal moet
vermelden en die het oorspronkelijk stuk en de afschriften moeten ondertekenen.
Het proces-verbaal moet betekend worden aan de persoon des eigenaars of boekhouders,
of aan diens woonplaats.
Indien het beslag gedaan wordt voor een op het schip bevoorrechte of door hypotheek op
het schip verzekerde inschuld of vordering, mag het proces-verbaal van inbeslagneming aan
boord aan de kapitein worden betekend.

Artikel 445
De deurwaarder moet in zijn proces-verbaal van inbeslagneming vermelden:
de voornaam, de naam, het beroep en de woonplaats van de schuldeiser;
de titel, uit kracht van welke hij executeert;
de sommen, waarvan hij betaling vordert;
de keuze van woonplaats door de schuldeiser gedaan in de plaats, waar het schip ligt;
de namen van de eigenaar of boekhouder, indien de een of ander bekend is, en van de
kapitein;
de naam, de soort en de ruimte van het schip;
de algemene beschrijving van de sloepen, de boten, de tuigage, de gereedschappen, de
wapenen, de krijgsbehoeften en de levensmiddelen.
Hij moet voorts een bewaarder aan boord stellen, na de nodige maatregelen te hebben
genomen om het vertrek van het schip te beletten.

Artikel 446-64

Het proces-verbaal van inbeslagneming van schepen, welke zijn te boek gesteld in het
register vermeld in de eerste Titel van het tweede Boek van het Surinaams Wetboek van
Koophandel, moet in dat register worden overgeschreven met aantekening van het uur, de dag, de
maand en het jaar van de aanvraag tot overschrijving.
De bewaarder der hypotheken maakt van dit uur, die dag, die maand en dat jaar ook
melding op het oorspronkelijke stuk, hetwelk hem is aangeboden.
Te rekenen van de dag van die overschrijving, mag de partij, tegen welke het beslag
gedaan is, het in beslag genomen schip niet vervreemden, hypothekeren, verhuren of vervrachten;
overeenkomsten, in strijd met dit verbod aangegaan, mogen tegen de inbeslagnemer niet worden
ingeroepen. De huur- en de bevrachtingsovereenkomsten, vóór die dag aangegaan, zijn van
kracht, zo zij niet zijn gemaakt om de rechten van de schuldeiser te verkorten.
De door artikel 382 van het Surinaams Wetboek van Koophandel, mede in verband met de
Veertiende Titel van dat Wetboek gevorderde overschrijving van vroeger opgemaakte akten of de
inschrijving van vroeger verleende hypotheken na de dag van de overschrijving van het procesverbaal
van inbeslagneming, brengt aan de rechten van de inbeslagnemer geen nadeel toe.

Artikel 447

Indien de scheepseigenaar of de boekhouder woont ter plaatse waar het beslag gedaan is,
moet de beslaglegger hem binnen drie dagen afschrift van het proces-verbaal van beslaglegging
doen betekenen.
Die termijn is van vier weken, indien hij woont binnen het rechtsgebied van een andere
kantonrechter.
Indien hij niet in Suriname woont of aldaar niet bekend is, wordt de betekening aan de
kapitein of aan diens plaatsbekleder gedaan.
Bij gebreke van een en ander, wordt de betekening aan het schip aangeplakt.

Artikel 448

Er moeten twee afkondigingen worden gedaan, en wel van acht tot acht dagen, ter plaatse,
waar dit ter ligplaats van het schip gebruikelijk is.
Een kennisgeving wordt daarenboven geplaatst in een der in Suriname uitkomende
nieuwsbladen.

Artikel 449

Binnen twee dagen na elke afkondiging moeten biljetten worden aangeplakt:
aan de mast van het in beslag genomen schip;
aan het gebouw van het kantongerecht;
daar waar dit ter ligplaats van het schip gebruikelijk is.

Artikel 450

De afkondigingen en biljetten moeten vermelden:
de namen, het beroep en de woonplaats van degene, die executeert;
de titels, uit kracht van welke deze de vervolging doet;
het beloop van de aan hem verschuldigde som;
de keus van woonplaats door hem gedaan in Paramaribo of in de plaats, waar het schip
ligt;
de naam en de woonplaats van de eigenaar of boekhouder van het in beslag genomen
schip, indien de een of de ander bekend is;
de naam van het schip en, indien dit uitgerust is, die van de kapitein;
de scheepsruimte;
de plaats, waar het schip ligt;
de eerste inzet van de beslaglegger;
de plaats, de dag en het uur, waar en wanneer de toewijzing zal plaats hebben, zoals de
kantonrechter die op verzoek van de beslaglegger schriftelijk heeft bepaald.

Artikel 451

Twee dagen na de eerste afkondiging doet degene, die de inbeslagneming vervolgt, een
afschrift van de biljetten betekenen aan de schuldeisers, ingeschreven in het daartoe bestemd
register, vermeld in de eerste titel van het tweede boek van het Wetboek van Koophandel, en wel
aan de door hen bij die inschrijving gekozen woonplaats.

Artikel 452

Veertien dagen na de tweede afkondiging geschieden de verkoop en de toewijzing door de
kantonrechter ter openbare terechtzitting op dezelfde wijze als voor de verkoop van onroerende
goederen is voorgeschreven.
De bepalingen van de artikelen 409 tot en met 418 zijn ook hier van toepassing.

Artikel 453-65

Indien het beslag gelegd is op schuiten, sloepen of andere vaartuigen welke niet zijn
teboek gesteld in het register, vermeld in de eerste Titel van het tweede Boek van het Surinaams
Wetboek van Koophandel, en op ponten, geschiedt de verkoop als die van andere roerende
goederen, na afkondiging op de plaats, waar het vaartuig ligt, gedurende drie achtereenvolgende
dagen, met aanplakking aan de mast, of, bij gebreke daarvan, op een andere in het oog vallende
plaats van het vaartuig.

Artikel 454

Degene, aan wie een schip, van welke grootte ook, is verkocht en toegewezen, is
gehouden de kooppenningen binnen acht dagen te betalen, of zonder kosten in gerechtelijke
bewaring te brengen ter griffie van het kantongerecht, op straffe van lijfsdwang.
Bij gebreke van betaling of van het in bewaring brengen, wordt het vaartuig weder ten
verkoop aangeslagen en toegewezen na verloop van drie dagen na een nieuwe afkondiging en
aanplakking ten laste van de eerste koper, die insgelijks bij lijfsdwang verbonden is voor het
tekort, mitsgaders voor de kosten, schade en interesten.

Artikel 455-66

De regeling van de voorrang en de verdeling van de koopprijs ontlast het schip van de
bevoorrechte schulden genoemd in artikel 385 van het Surinaams Wetboek van Koophandel.

Artikel 456

Een eis tot reclame moet bij de kantonrechter worden ingebracht vóór de toewijzing.
Bij latere inbreng wordt hij van rechtswege gehouden voor oppositie tegen de uitbetaling
van de kooppenningen.

Artikel 457

Hij, die een reclame instelt, of de opposant vervolgt desverlangd op korte termijn zijn
recht voor de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied het beslag gelegd is.

Artikel 458

Verzet van schuldeisers tegen de uitbetaling van de kooppenningen is na de toewijzing of
de verkoop niet meer toegelaten.

Artikel 459

De schuldeiser, die verzet doet, is gehouden de titel van zijn inschuld ter griffie over te
leggen binnen de eerstkomende acht dagen nadat hij verzet heeft gedaan en zonder aanmaning;
bij gebreke daarvan gaat de rechter voort tot de uitbetaling van de kooppenningen, zonder hem
daarin te begrijpen.

Artikel 460-67

De rangschikking van de schuldeisers en de verdeling van de penningen worden gedaan
tussen de bevoorrechte en de hypothecaire schuldeisers in de orde voorgeschreven in de eerste en
de laatste titel van het tweede boek van het Wetboek van Koophandel, en tussen de andere
schuldeisers in evenredigheid van hun inschulden.
Elk schuldeiser wordt geplaatst voor de hoofdsom, interesten en kosten.

Artikel 461-68

De bepalingen, vervat in de vijfde afdeling van de derde Titel van het tweede boek, zijn
mede toepasselijk op de verdeling van de opbrengst van bij executie verkochte schepen, welke
zijn te boek gesteld in het register vermeld in de eerste Titel van het tweede Boek van het
Surinaams Wetboek van Koophandel.
Ten aanzien van de verdeling van de opbrengst van schepen welke in dat register niet zijn
te boek gesteld, gelden de bepalingen van de derde afdeling van de tweede Titel van het tweede
Boek.

Artikel 462-69

Vervallen.

Artikel 463-70

Schuldeisers van een medereder van een schip of vaartuig, van welke aard het ook mag
zijn, zijn niet bevoegd om het in beslag te nemen of te verkopen; zij mogen echter wel de
scheepsportie van hun schuldenaar in beslag nemen en verkopen.
De inbeslagneming van een scheepsportie geschiedt door een exploit, betekend aan de
schuldenaar en aan de boekhouder der rederij.
De verkoping van een scheepsportie geschiedt overeenkomstig de regelen in deze Titel
voorgeschreven, met inachtneming van het onderscheid tussen schepen welke wel en die welke
niet zijn te boek gesteld in het register, vermeld in de eerste Titel van het tweede Boek van het
Surinaams Wetboek van Koophandel; behoudens dat de biljetten op het vaartuig niet zullen
worden aangeplakt.

Artikel 464

De bepalingen van de artikelen 373 en 374, van het tweede lid van artikel 394 en van
artikel 400, zijn ook op het beslag op en de verkoop van schepen toepasselijk.

VIJFDE TITEL

VAN LIJFSDWANG EN ZIJN TENUITVOERLEGGING EN

VAN DWANGSOM

EERSTE AFDELING

VAN LIJFSDWANG

Artikel 465

Lijfsdwang heeft plaats:
1°. wegens stellionaat, hetwelk bestaat:
indien men een onroerend goed, van hetwelk men weet de eigenaar niet te zijn, verkoopt of
door onderzetting verbindt;
indien men met onderzetting bezwaarde goederen als vrij aanbiedt of minder onderzettingen
opgeeft dan waarmede die goederen bezwaard zijn;
2°. wegens bewaargeving uit noodzaak;
3°. voor de teruggave van penningen, welke gesteld zijn in bewaring van daartoe op openbaar
gezag aangestelde personen;
4°. voor de uitlevering van zaken, welke in handen zijn gesteld van sequesters, commissarissen
en andere bewaarders;
5°. tegen alle openbare ambtenaren, voor de vertoning van hun minuten, wanneer deze in rechte
bevolen is;
6°. tegen advokaten, notarissen, deurwaarders en andere bekleders van een openbaar ambt, voor
de teruggave van de aan hen ter zake van hun ambtsverrichtingen toevertrouwde titels en van
de penningen, welke zij in die hoedanigheid voor hun meesters hebben ontvangen;
7°. voor de vergoeding van kosten, schade en interesten, de som van honderd en vijftig gulden te
boven gaande, waartoe iemand jegens de beledigde partij is veroordeeld, ter zake van een
strafbaar feit;
8°. voor het slot van rekening, verschuldigd door voogden, curators, gerechtelijke bewaarders en
beheerders van openbare gestichten, die tot het doen van rekening en verantwoording
verplicht zijn, en voor alle teruggaven, welke, ten gevolge van gemelde rekening, moeten
plaats hebben;
9°. tegen alle vreemdelingen, die niet zijn ingezetenen van Suriname, voor alle schulden, zonder
uitzondering, ten behoeve van ingezetenen van Suriname aangegaan;
10°. in alle gevallen, waarin een wet uitdrukkelijk lijfsdwang toelaat.

Artikel 466-71

Lijfsdwang heeft mede plaats:
1°. tegen alle personen, die een wisselbrief of een chèque hebben getekend als trekkers,
acceptanten of endossanten of deze door borgtocht, aval genaamd, gewaarborgd hebben;
2°. tegen personen, die ter zake van hun bedrijf orderbriefjes of andere handelspapieren hebben
getekend.
Hij die een bedrijf uitoefent, wordt, behoudens tegenbewijs, geacht zich ter zake van zijn
bedrijf te hebben verbonden, indien het tegendeel niet in het door hem getekend papier is
uitgedrukt.

Artikel 467

Onverminderd het bepaalde in artikel 465 is de rechter bevoegd een vonnis uitvoerbaar te
verklaren bij lijfsdwang, indien en voor zover het inhoudt een veroordeling tot:
1°. hetzij het geven van een bepaalde zaak;
2°. hetzij het verrichten van een handeling, welke uitsluitend van de wil van de veroordeelde
afhangt en alleen door hem kan worden verricht;
3°. hetzij het nalaten van een handeling.

Artikel 468

In geen geval wordt lijfsdwang aan kinderen en verdere afstammelingen toegestaan tegen
hun bloed- en aanverwanten in opgaande linie.
Lijfsdwang heeft niet plaats tegen personen, die de volle ouderdom van zeventig jaren
hebben bereikt.

Artikel 469

Lijfsdwang mag niet worden ten uitvoer gelegd dan uit kracht van een vonnis, waarbij hij
is toegestaan.

Artikel 470

Verzet of hoger beroep belet niet de tenuitvoerlegging van lijfsdwang, toegestaan bij een
vonnis, hetwelk bij voorraad mag worden ten uitvoer gelegd; mits in dit geval zekerheid wordt
gesteld voor de vergoeding van kosten, schade en interesten, waartoe de arrestant mocht worden
veroordeeld.
Artikel 471
Niemand mag terzake van dezelfde schuld langer dan een jaar in gijzeling worden
gehouden.

Artikel 472

Bij de uitoefening van lijfsdwang is de schuldeiser verplicht iedere dertig dagen voor te
schieten een toereikende som tot onderhoud van de schuldenaar, volgens een door de President
vastgesteld tarief.
Indien de schuldeiser in gebreke blijft om vóór de een en dertigste dag aan deze
verplichting te voldoen, is de schuldenaar bevoegd om zijn ontslag te vorderen, mits voegende bij
zijn verzoek een door de administratie der gevangenis afgegeven getuigschrift, waaruit blijkt, dat
de gelden voor onderhoud niet voorgeschoten zijn.
Indien evenwel de schuldeiser, die in gebreke is gebleven om het onderhoud voor te
schieten, dit voorschot nog doet vóórdat de schuldenaar zijn ontslag heeft gevraagd, is die
vordering niet meer ontvankelijk.

Artikel 473

De schuldenaar mag in gijzeling aanbevolen worden door anderen, die insgelijks recht
hebben om lijfsdwang tegen hem uit te oefenen.
Hij die gevangenisstraf of hechtenis ondergaat of zich wegens een strafbaar feit in
verzekerde bewaring bevindt, mag ook worden aanbevolen; hij mag, krachtens de aanbeveling,
worden aangehouden, niettegenstaande zijn ontslag in de strafzaak mocht bevolen, of de tijd van
zijn straf mocht geëindigd zijn.
Artikel 474
De nietigheid van de gijzeling heeft, om welke reden zij ook moge zijn uitgesproken,
geenszins de nietigheid van de aanbevelingen ten gevolge.

Artikel 475

Hij die de aanbeveling heeft gedaan, is gehouden om desgevorderd bij gelijke delen tot de
betaling van het onderhoud van de gearresteerde bij te dragen; in dat geval mag de arrestant de tot
onderhoud verstrekte gelden niet zonder diens toestemming terugnemen.
Deze vordering staat ter kennisneming van de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied
de schuldenaar gegijzeld is.

Artikel 476

De schuldenaar, die op een wettige wijze in gijzeling is gesteld, verkrijgt zijn ontslag:
1°. door de toestemming van de schuldeiser, die hem heeft doen gijzelen, en van degenen, die
hem aanbevolen hebben, indien er zodanigen zijn.
Deze toestemming tot ontslag van de schuldenaar wordt gegeven hetzij voor een notaris,
hetzij in het gevangenisregister, waarin de gegijzelden zijn ingeschreven;
2°. door de betaling of gerechtelijke bewaargeving van de gelden, welke zowel aan de
schuldeiser, die de lijfsdwang uitgeoefend heeft, als aan degenen, die hem aanbevolen
hebben, verschuldigd zijn, mitsgaders van de verschenen interesten, van de vereffende
kosten, van de kosten van de gijzeling en van de gelden tot zijn onderhoud
voorgeschoten.
Met betaling wordt, voor zover het niet gaat om betaling van gelden, gelijkgesteld de
bereidverklaring van de gegijzelde, onder voldoende waarborg, om aan het vonnis te
voldoen;
3°. door boedelafstand;
4°. indien de gijzeling van zodanig nadelige invloed is op de gezondheid van de gegijzelde,
dat daardoor zijn leven in gevaar wordt gebracht;
5°. zodra de gegijzelde de volle ouderdom van zeventig jaren heeft bereikt.
Bij geschil, of een der gevallen van het vorig lid zich voordoet, beslist de kantonrechter
van de plaats, waar de schuldenaar in de gijzeling is gesteld in kort geding; hij beveelt het ontslag
indien daartoe grond aanwezig is.

Artikel 477

De schuldenaar, wiens gijzeling nietig is verklaard of die bij gebreke van voorschot tot
zijn onderhoud is ontslagen, mag voor dezelfde schuld niet wederom in gijzeling worden gesteld,
dan ten minste één dag na zijn ontslag.

Artikel 478

Uitoefening van de lijfsdwang belet noch schorst het vervolgen en ten uitvoer leggen van
beslag op de goederen.
Evenmin belet of schorst de tenuitvoerlegging van beslag op goederen de uitoefening van
lijfsdwang.

TWEEDE AFDELING

VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN LIJFSDWANG

Artikel 479

Lijfsdwang kan eerst worden ten uitvoer gelegd ten minste één dag na de betekening van
het vonnis, waarbij de opneming in de gijzeling is toegestaan.
De kantonrechter is echter bevoegd om, indien daartoe gronden zijn, verlof te verlenen tot
dadelijke tenuitvoerlegging van de toegestane lijfsdwang.
Deze betekening moet bevatten het bevel om te betalen en de keuze van een woonplaats
ter plaatse, waar de rechter, door welke het vonnis gewezen is, zitting houdt.

Artikel 480

De schuldenaar mag niet ter overbrenging in de gijzeling worden aangehouden:
1°. in een aan de godsdienst gewijd gebouw gedurende de uitoefening van de eredienst;
2°. op de plaats van en gedurende een zitting van een der gestelde machten;
3°. in het huis door hem bewoond, of in enig bijzonder huis, dat niet voor een iegelijk openstaat,
tenware de deurwaarder vergezeld zij door de ambtenaar, daartoe door de President
aangewezen;
4°. zolang een vrijgeleide duurt, waarvan de tijd moet bepaald worden door de rechter, die dit
heeft afgegeven, ten einde de schuldenaar voor zich te doen verschijnen.

Artikel 481

De gijzeling mag worden ten uitvoer gelegd ook op Zondag, en op zodanige uren, waarop
anders, volgens artikel 16, het doen van exploiten niet is toegelaten.

Artikel 482

Het proces-verbaal van gijzeling moet, behalve de gewone vereisten van een exploit,
bevatten:
1°. herhaling van het bevel tot betaling;
2°. de keuze van een woonplaats ter plaatse, waar de schuldenaar in de gijzeling wordt gesteld.
De deurwaarder moet door twee getuigen worden bijgestaan.

Artikel 483

Ingeval van feitelijke wederstand is de deurwaarder bevoegd om wachten aan de deuren te
plaatsen, ten einde ontsnapping van de schuldenaar te voorkomen; ook moet hem desgevraagd de
hulp van de openbare macht worden verleend, een en ander onverminderd een strafvervolging
tegen de gegijzelde, indien daartoe gronden zijn.

Artikel 484

Ingeval de schuldenaar zich tegen de wettigheid van de gijzeling verzet en vordert, dat
daarover onverwijld een beslissing wordt genomen, wordt hij dadelijk gebracht voor de
kantonrechter binnen wiens gebied de gijzeling plaats grijpt; deze beslist onverwijld in kort
geding.
Het bevelschrift van de kantonrechter moet op het proces-verbaal van de deurwaarder
worden gesteld; het wordt terstond ten uitvoer gelegd.

Artikel 485

De te gijzelen schuldenaar, die in de toelating van de gijzeling berust, of wiens verzet
daartegen is afgewezen, moet worden overgebracht in de daartoe bestemde gevangenis; de
deurwaarder is verplicht van de insluiting dadelijk een akte op te maken en te ondertekenen.

Artikel 486

De akte van insluiting van de gegijzelde moet vermelden:
1°. het vonnis, waarbij de lijfsdwang is toegestaan;
2°. de namen en de woonplaats van de schuldeiser;
3°. de keuze van een woonplaats ter plaatse, waar de schuldenaar in gijzeling is gezet;
4°. de namen en de woonplaats van de gegijzelde;
5°. het gegeven voorschot voor diens onderhoud gedurende ten minste dertig dagen;
6°. eindelijk de vermelding, dat de deurwaarder zelf zowel van die akte als van het procesverbaal
van gijzeling aan de gegijzelde afschriften heeft overhandigd, hetgeen onmiddellijk
moet plaats hebben.

Artikel 487

De akte van insluiting moet in het gevangenisregister worden overgeschreven, mitsgaders
een uittreksel van het vonnis, waarbij de gijzeling wordt bevolen, en het dispositief in zijn geheel.
Indien de deurwaarder in gebreke blijft om dat vonnis te vertonen, mag de schuldenaar
niet worden ingesloten.

Artikel 488

De vereisten, voor de gijzeling voorgeschreven, moeten ook voor de aanbevelingen
worden in acht genomen; evenwel behoeft de deurwaarder niet door getuigen te worden
vergezeld en behoeft degene, die de aanbeveling doet, een voorschot voor de kosten van
onderhoud niet te geven, indien dit reeds geschied is.

Artikel 489

Ingeval het ontslag bevolen is bij gebreke van voorschot voor de kosten van onderhoud,
mag de schuldeiser de schuldenaar niet wederom doen gijzelen, dan na hem de kosten tot
bekoming van zijn ontslag gedaan, te hebben vergoed, of deze, op zijn weigering, bij de
administratie der gevangenis in bewaring te hebben gesteld, en na tevens de gelden voor
onderhoud voor zes maanden te hebben voorgeschoten, of, indien de schuldenaar ingevolge
artikel 471 niet meer ten volle zes maanden in de gijzeling zou kunnen worden gehouden, voor
deze kortere tijd.
Men behoeft de formaliteiten, welke aan de gijzeling voorafgegaan zijn, niet te hervatten.

Artikel 490

Indien de hierboven voorgeschreven formaliteiten niet in acht genomen zijn, is de
schuldenaar bevoegd om de nietigverklaring van de gijzeling te eisen; deze vordering moet, evenals
die tot ontslag op andere grond dan in artikel 476 voorzien, gebracht worden voor de
kantonrechter van de plaats, waar hij in gijzeling is gesteld.
De vordering tot nietigverklaring, welke gegrond is op middelen, rakende de zaak ten
principale, moet gebracht worden voor de rechter, die met de uitvoering van het vonnis belast is.
De oproeping moet geschieden op korte termijn en ter woonplaatse, blijkens het
gevangenisregister gekozen; de schuldeiser mag veroordeeld worden tot vergoeding van kosten,
schaden en interesten, indien daartoe gronden zijn.

Artikel 491

De schuldenaar, die buiten staat is aan de tegen hem uitgesproken veroordeling te
voldoen, is bevoegd om op grond daarvan in kort geding te vorderen, dat de gijzeling niet of niet
verder wordt ten uitvoer gelegd.
Na toewijzing van de vordering is gijzeling voor dezelfde schuld alleen geoorloofd, indien
de schuldeiser in kort geding aantoont, dat de schuldenaar in staat is aan de tegen hem
uitgesproken veroordeling te voldoen.
De schuldenaar, die zich met het oog op de tenuitvoerlegging van het vonnis of zelfs vóór
de veroordeling met het oog op het tegen hem te wijzen vonnis buiten staat heeft gesteld aan zijn
verplichting te voldoen, mag zich op het eerste lid van dit artikel niet beroepen.

DERDE AFDELING

VAN DWANGSOM

Artikel 492

Voorzover een vonnis inhoudt een veroordeling tot iets anders dan tot de betaling van een
geldsom, kan worden bepaald, dat de veroordeelde, indien, zolang of zo dikwijls hij aan die
veroordeling niet voldoet, verbeurt een bij het vonnis vastgestelde geldsom, dwangsom genaamd.
Wordt aan die veroordeling niet voldaan, dan is de wederpartij van de veroordeelde
bevoegd het vonnis voor het verbeurde bedrag van de dwangsom ten uitvoer te leggen zonder
eerst een nieuwe titel in rechte te hebben verkregen.
Artikel 491 is dan van overeenkomstige toepassing.
Stelt de wederpartij een vordering in tot het verkrijgen van een nieuwe titel als bedoeld in
het tweede lid, dan is de gedaagde bevoegd daartegen hetzelfde verweer te voeren als ingevolge
het vorig lid tegen de tenuitvoerlegging zonder nieuwe titel.

ZESDE TITEL

VAN HET VEREFFENEN VAN KOSTEN, SCHADEN EN INTERESTEN

Artikel 493

De rechter, die een partij verwijst tot vergoeding van kosten, schaden en interesten, moet
het beloop daarvan in het vonnis bepalen; indien hij dit beloop niet heeft kunnen bepalen, moet
de wederpartij daarvan opmaken een staat, welke ter gekozen woonplaats van de partij moet
worden betekend; de tot bewijs strekkende bescheiden worden tegen ontvangbewijs aan de partij
medegedeeld of ter griffie nedergelegd.
Binnen veertien dagen na de betekening is de verweerder gehouden een aanbod van
zodanige som tot vergoeding van kosten, schaden en interesten te doen, als hij zal te rade worden.

Artikel 494

Indien partijen zich niet kunnen verstaan, is de meest gerede partij bevoegd om de rechter
te verzoeken, het bedrag vast te stellen.

Artikel 495

De rechter bepaalt de dag en het uur, waarop de zaak ter terechtzitting zal dienen, en doet
partijen oproepen ten einde alsdan te verschijnen.
Ten aldus bepaalde dage stelt de rechter, na verhoor van partijen voor zover zij zijn
opgekomen, het bedrag vast en doet daarvan, behalve op het proces-verbaal van de zaak, ook op
het vonnis aantekening houden.

ZEVENDE TITEL

VAN HET STELLEN VAN ZEKERHEID

Artikel 496

Het vonnis, waarbij bevolen wordt zekerheid te stellen, moet de termijn bepalen, binnen
welke daaraan behoort te zijn voldaan en die, binnen welke de zekerheid behoort te zijn
aangenomen of betwist.

Artikel 497

De zekerheid moet worden aangeboden bij deurwaardersexploit. Zij behoort op dezelfde
wijze te worden aangenomen.

Artikel 498

Indien de genoegzaamheid van de zekerheid betwist wordt, is de partij die tegenspraak
doet, verplicht de zaak binnen de bij het vonnis bepaalde termijn ter terechtzitting te brengen bij
een aan de rechter, voor wie de hoofdzaak aanhangig is, gericht verzoekschrift.

Artikel 499

Indien de zekerheid bestaat in een borg en die borg aangenomen of toegelaten wordt,
moet hij zich ter griffie schriftelijk verbinden bij een akte, welke op bevelschrift van de voorzitter
of van de kantonrechter, uitgegeven in de vorm bij artikel 305 voorgeschreven, zal kunnen
worden ten uitvoer gelegd.

DERDE BOEK

VAN RECHTSPLEGINGEN VAN ONDERSCHEIDEN AARD

EERSTE TITEL

VAN DE BESLISSINGEN VAN SCHEIDSMANNEN

EERSTE AFDELING

VAN HET COMPROMIS EN VAN DE BENOEMING VAN SCHEIDSMANNEN

Artikel 500

Ieder is bevoegd om geschillen omtrent de rechten, waarover hij de vrije beschikking
heeft, aan de beslissing van scheidsmannen te onderwerpen.
Hij, die op rechterlijk gezag is aangesteld, of die, overeenkomstig de bepalingen van het
Surinaams Burgerlijk Wetboek of van dat van het Surinaams Wetboek van Koophandel,
gerechtelijke machtiging tot het aangaan van een dading of tot verkoop van goederen behoeft, is
niet bevoegd om zonder dergelijke machtiging, in zijn betrekking zaken aan de beslissing van
scheidsmannen te onderwerpen.
Men is zelfs bevoegd om zich vooraf te verbinden tot het aan de beslissing van
scheidsmannen onderwerpen van geschillen, welke in het vervolg mochten opkomen.

Artikel 501

Nietig is een compromis, aangegaan ter zake van giften en legaten tot levensonderhoud,
huisvesting of kleding, van scheidingen tussen echtgenoten hetzij uit de echt, hetzij van tafel en
bed, hetzij van goederen, van geschilpunten, welke de staat van een persoon aangaan, en van
andere geschillen waarover het aangaan van een dading bij wet uitgesloten is.

Artikel 502-72

Behoudens het bepaalde bij artikel 30 en met uitzondering van minderjarigen is ieder die
lasthebber kan wezen, ook tot scheidsman benoembaar.

Artikel 503

De akte van compromis moet in geschrift worden gesteld en door de partijen getekend;
indien de partijen niet tekenen kunnen, moet de akte voor een notaris en getuigen worden
opgemaakt.
De akte moet bevatten de onderwerpen van geschil en de namen en de woonplaatsen van
de partijen, mitsgaders de namen en woonplaats van de scheidsman of van de scheidsmannen,
welke steeds in oneven getal moeten zijn.
Alles op straffe van nietigheid.

Artikel 504

Indien, in het geval bij het derde lid van artikel 500 voorzien, de partijen bij het ontstaan
van het geschil niet onderling overeenkomen over de keuze, worden de scheidsmannen ten
verzoeke van de meest gerede partij, benoemd door de rechter, die bevoegd zou zijn geweest om
kennis te nemen van het geschil, bijaldien een compromis niet zou hebben plaats gehad.

Artikel 505

Het compromis bepaalt de termijn, binnen welke de aan de scheidsmannen onderworpen
zaak behoort te zijn beslist; indien zulks niet werd bepaald, duurt de aan de scheidsmannen
opgedragen last zes maanden, gerekend van de dag, waarop zij hun benoeming hebben
aangenomen.
Gedurende die termijn mag de opdracht aan scheidsmannen slechts herroepen worden met
instemming van alle partijen.

Artikel 506

Niet door de rechter benoemde scheidsmannen mogen niet worden gewraakt tenzij om
redenen na de benoeming opgekomen.
Door de rechter benoemde scheidsmannen mogen, indien de partijen uitdrukkelijk of
stilzwijgend in hun benoeming hebben berust, niet worden gewraakt, tenzij om later opgekomen
redenen.
De redenen van wraking zijn dezelfde als die voor rechters; zij worden summierlijk
beoordeeld door de rechter, bij artikel 504 aangewezen.

Artikel 507

De scheidsmannen aanvaarden hun last schriftelijk; de aanvaarding mag op de akte van
benoeming worden gesteld.

Artikel 508

Een scheidsman, die zijn last heeft aangenomen, mag zich daaraan vervolgens slechts om
door de rechter goedgekeurde redenen onttrekken.
De scheidsmannen mogen worden veroordeeld tot vergoeding van schade en interesten
jegens partijen, bijaldien zij zonder wettige redenen binnen de daartoe bepaalde termijn in de aan
hun oordeel onderworpen zaak niet hebben beslist.

TWEEDE AFDELING

VAN HET GEDING VOOR SCHEIDSMANNEN

Artikel 509

Het geding wordt gevoerd op de wijze en binnen de termijnen, bij het compromis, en, bij
gebreke daarvan, door de scheidsmannen bepaald.

Artikel 510

Na afloop van die termijnen zijn de scheidsmannen gehouden, alleen op de ingediende
memoriën en stukken recht te doen.

Artikel 511

Indien partijen hebben nagelaten om stukken in te dienen, zijn de scheidsmannen bevoegd
om op hun verzoek een nieuwe termijn te bepalen, of te verklaren, dat hun last geëindigd is.

Artikel 512

Alle door de scheidsmannen afgegeven bevelen bij voorraad en elke door hen gemaakte
schikking nopens de aanleg van het geding, mogen zonder verdere formaliteiten worden ten
uitvoer gelegd, gerekend van de dag, waarop de scheidsmannen daarvan aan partijen kennis
gegeven hebben.

Artikel 513

Indien er gerechtelijk onderzoek moet plaats hebben over de echtheid of onechtheid van
een geschrift, of indien enig tussengeschil van strafrechtelijke aard in de zaak voorkomt,
verwijzen de scheidsmannen de partijen naar de gewone rechter.
In dat geval hernemen de termijnen hun loop op de dag, waarop het op het incident
gewezen vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.

Artikel 514

De bepaling van het tweede lid van artikel 513 is mede van toepassing, indien
scheidsmannen op een incident hebben beslist of wanneer zij een interlocutoire beslissing hebben
gegeven. Zij mogen zelfs, in het laatste geval, de voor de eindbeslissing gestelde termijn
verlengen.

Artikel 515

Indien de scheidsmannen een getuigenverhoor hebben bevolen en de getuigen niet
vrijwillig verschijnen of weigeren de eed of hun verklaring af te leggen, is de meest gerede partij
bevoegd om zich bij verzoekschrift te wenden tot de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied
dat getuigenverhoor is bevolen; deze rechter houdt dan het getuigenverhoor op dezelfde wijze als
dat in gewone zaken geschiedt.
Inmiddels blijft de loop van de termijnen geschorst totdat het getuigenverhoor zal zijn
afgelopen.

DERDE AFDELING

VAN DE BESLISSING VAN SCHEIDSMANNEN

Artikel 516

De scheidsmannen beslissen naar de regelen des rechts, tenware het compromis hun de
bevoegdheid heeft toegekend om als goede mannen naar billijkheid te oordelen.

Artikel 517

De beslissing moet inhouden:
de namen en de woonplaatsen van de partijen;
de slotsom van hun wederzijdse beweringen;
de beweegredenen en het eindoordeel.
De beslissing wordt gedagtekend, met vermelding van de plaats waar zij is gevallen; zij
wordt door iedere scheidsman ondertekend.

Artikel 518

Bijaldien de minderheid weigert te tekenen, maken de andere scheidsmannen daarvan
melding; de beslissing heeft dan dezelfde kracht, alsof zij door allen getekend was.

Artikel 519

Binnen acht dagen gerekend van de dag der beslissing, moet een der scheidsmannen de
minuut daarvan nederleggen ter griffie van het kantongerecht, binnen welks rechtsgebied de
beslissing is gevallen.
De griffier schrijft een akte van nederlegging aan de voet of op de kant van de
nedergelegde minuut; hij ondertekent haar met de scheidsman, die de nederlegging gedaan heeft.
De griffier mag de voor het opmaken van de akte verschuldigde kosten en voorschotten
niet terugvorderen van de scheidsmannen; zij moeten worden betaald door of verhaald op partijen
zelf.

Artikel 520

De scheidsmannen zijn gehouden om, met en benevens de minuut van hun beslissing,
tevens ter griffie neder te leggen de oorspronkelijke akte van hun benoeming of een authentiek
afschrift daarvan.

Artikel 521

Een beslissing van scheidsmannen, van welke aard ook, is niet voor verzet vatbaar.

Artikel 522

Een beslissing van scheidsmannen mag langs de gewone weg van executie worden ten
uitvoer gelegd uit kracht van een bevelschrift van de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de
beslissing gevallen is.
Dit bevel wordt geschreven op de minuut en wordt overgeschreven op de uitgifte daarvan.

Artikel 523

Van geschillen, rakende de tenuitvoerlegging van een beslissing van scheidsmannen,
neemt de gewone rechter kennis.

VIERDE AFDELING

VAN DE VOORZIENING TEGEN DE BESLISSING VAN SCHEIDSMANNEN

Artikel 524

Beroep van een beslissing van scheidsmannen is alleen toegelaten, zo het vermogen
daartoe bij het compromis is voorbehouden.

Artikel 525

Het beroep van de beslissing van scheidsmannen staat ter kennisneming van het Hof van
Justitie.

Artikel 526

Het rechtsmiddel van request-civiel tegen een beslissing van scheidsmannen is nietontvankelijk,
zelfs al waren partijen anders overeengekomen.

Artikel 527

Van een niet voor beroep vatbare beslissing van scheidsmannen mag de vernietiging
gevorderd worden in de volgende gevallen;
1°. indien de beslissing gewezen is buiten de grenzen van het compromis;
2°. indien de beslissing gewezen is op een compromis, het welk van onwaarde of vervallen is;
3°. indien de beslissing gewezen is door scheidsmannen, die niet bevoegd waren te beslissen in
afwezigheid van de andere;
4°. indien er beslist is over zaken, welke niet zijn geëist of indien meer is toegekend dan
gevorderd;
5°. indien de beslissing inhoudt tegenstrijdige bepalingen;
6°. indien de scheidsmannen hebben nagelaten te beslissen over een of meer van de bij het
compromis aan hun oordeel onderworpen punten;
7°. indien procesvormen, welke zijn voorgeschreven op straffe van nietigheid, zijn overtreden,
doch dit alleen in het geval, indien, krachtens een uitdrukkelijk beding in het compromis, de
scheidsmannen verplicht zijn om de regelen van de gewone procesorde na te komen;
8°. indien er beslist is op stukken, welke, na de beslissing van scheidsmannen, voor vals zijn
erkend of als zodanig verklaard;
9°. indien na de beslissing afdoende stukken mochten gevonden zijn, welke door toedoen van een
der partijen werden teruggehouden;
10°. indien de beslissing berust op ontdekt bedrog of arglist, in de procedure gepleegd.

Artikel 528

De eis tot vernietiging is slechts ontvankelijk indien zij wordt ingesteld binnen drie
maanden, gerekend van de dag van de nederlegging ter griffie van de beslissing van
scheidsmannen.
In de gevallen, genoemd onder nos. 8, 9 en 10 van het vorig artikel, begint de termijn van
drie maanden eerst te lopen van de dag waarop hetzij de valsheid, hetzij het bedrog of de arglist is
gebleken, of de stukken ontdekt zijn, met dien verstande, dat in deze gevallen slechts schriftelijk
bewijs ten aanzien van die dag is toegelaten.

Artikel 529

De eis tot vernietiging moet gedaan worden bij verzoekschrift aan de rechter door wie het
bevel tot uitvoering gegeven is.
Artikel 530
Deze rechter beslist over die eis; partijen zijn bevoegd om zich, zo daartoe gronden zijn,
tegen dit vonnis te voorzien, evenals in gewone rechtszaken.

Artikel 531

Indien de scheidsmannen ten aanzien van de verliezende partij in het hoogste ressort
verhaal bij lijfsdwang hebben toegestaan en deze vermeent, dat dit dwangmiddel, in het gegeven
geval, niet is toegelaten, is deze bevoegd om bij de rechter in artikel 529 vermeld, de vernietiging
van dat gedeelte der beslissing te vorderen, binnen de termijn en op de wijze, bij de artikelen 528
en 529 voorgeschreven, en zulks niettegenstaande alle daarmede strijdige in het compromis
voorkomende bepalingen.

VIJFDE AFDELING

VAN HET UITEINDE DER GEDINGEN VOOR SCHEIDSMANNEN

Artikel 532

De dood van een der partijen doet de gevolgen van het compromis of van het beding, in
het laatste lid van artikel 500 vermeld, niet ophouden; ook de macht der scheidsmannen wordt
niet geacht daardoor te zijn herroepen.
De loop van de termijnen van het compromis wordt echter ten aanzien van de erfgenamen
van de overledene geschorst tot na het einde van de termijnen van boedelbeschrijving en van het
recht van beraad.

Artikel 533

De last der scheidsmannen houdt op door hun beslissing.

Artikel 534

Hij houdt insgelijks op:
1°. door verloop van de bij het compromis bepaalde of hangende het geding verlengde termijn;
2°. na verloop van zes maanden, gerekend van de dagtekening van de acte van aanneming, indien
een andere termijn niet bepaald is;
3°. door de eenstemmig door partijen gedane herroeping van de opdracht aan scheidsmannen.

Artikel 535

De last der scheidsmannen houdt insgelijks op door de dood, de aangenomen wraking of
het ontslag van een of meer van hen.
Indien echter het tegendeel niet is bedongen, benoemen in die gevallen, òf partijen, òf, zo
deze deswege niet onderling kunnen overeenkomen, op de vordering van een of van beide de
partijen, de bij artikel 504 aangewezen rechter nieuwe
scheidsmannen, met last om het geding op de laatste acten voort te zetten.

TWEEDE TITEL

VAN PROCEDURES BETREKKELIJK ERFENISSEN

EERSTE AFDELING

VAN VERZEGELING

Artikel 536

De kantonrechter van de plaats, waar na overlijden verzegeling moet plaats hebben,
verricht de verzegeling in tegenwoordigheid van de griffier.
Hij bedient zich te dien einde van een daartoe bestemd zegel.
Hij stelt een bewaarder van de gelegde zegels aan en benoemt daartoe bij voorkeur de
door de belanghebbende aanbevolen persoon, indien deze hem toeschijnt de vereisten daartoe te
bezitten.

Artikel 537

Verzegeling mogen vorderen:
1°. de overgebleven echtgenoot en al degenen, die mochten beweren enig recht te hebben tot de
nalatenschap of de gemeenschap;
2°. elke schuldeiser van de nalatenschap, voorzien van een executoriale titel, of anders na
summier onderzoek door de kantonrechter van de gegrondheid van zijn vordering en van zijn
belang bij een verzegeling;
3°. ingeval personen als onder 1. vermeld niet tegenwoordig zijn, diegenen, die in dienst waren
van de overledene of met hem samenwoonden;
4°. uitvoerders van de uiterste wil;
5°. naastbestaanden van belanghebbende minderjarigen of onder curatele gestelden, indien deze
niet van voogden of van curators voorzien, of hun voogden of curators niet tegenwoordig
zijn.

Artikel 538

Verzegeling heeft ambtshalve plaats, ingeval de minderjarige of onder curatele gestelde in
een nalatenschap belang of medebelanghebbende niet voorzien is van een voogd of van een
curator, of indien de voogd of curator, of de echtgenoot van de overledene, of een der
erfgenamen, niet tegenwoordig is, of indien de overledene is openbare bewaarder van enige
zaken.
In dit laatste geval mag de verzegeling niet plaats hebben, dan ten aanzien van in deze
bewaarhouding begrepen voorwerpen.
De verzegeling uit hoofde van niet-tegenwoordigheid geschiedt echter niet, indien de niettegenwoordige
bij authentieke akte een gemachtigde heeft aangesteld, ten einde hem in de
nalatenschap of nalatenschappen, welke hem mochten te beurt vallen, te vertegenwoordigen, en
deze zich tegen de verzegeling verzet.

Artikel 539

Van de verzegeling moet door een proces-verbaal blijken, hetwelk moet vermelden:
1°. de dag en het uur, mitsgaders de beweegredenen tot de verzegeling; indien deze mocht
gevorderd of gedaan zijn eerst na de begrafenis, moet ook daarvan de reden worden
opgegeven;
2°. de namen en de woonplaats van hem, op wiens vordering de verzegeling geschiedt, en de
keuze van woonplaats te Paramaribo, indien hij daar niet woont;
3°. de beslissing door de kantonrechter krachtens artikel 537 no. 2 genomen, of wel de
vermelding van de executoriale titel, uit kracht van welke de vordering is gedaan;
4°. de verschijning en de vorderingen van de partijen;
5°. de plaatsen en de voorwerpen, waarop het zegel gezet is, en een korte beschrijving van de
goederen, welke buiten verzegeling zijn gebleven;
6°. de namen, de woonplaats en het beroep van de bewaarder;
7°. de eed bij de sluiting van de verzegeling, welke naar de wijze van ieders godsdienstige
gezindheid moet worden afgelegd door degenen, die het huis bewonen, waar de verzegeling
is gedaan, dat zij niets verduisterd hebben, noch gezien hebben, noch weten, dat er iets
verduisterd is, hetzij middellijk of onmiddellijk.
Wie niet tot een erkende godsdienstige gezindheid behoort, legt een plechtige verklaring
af, nadat hem zal zijn voorgehouden de strafbepaling op het geven van een vals getuigenis voor
de rechter.

Artikel 540

Indien bij de verzegeling een niet-verzegelde uiterste wil mocht worden gevonden, wordt
daarvan in het proces-verbaal melding gemaakt, en indien een zodanige onderhandse beschikking
wordt gevonden, als bedoeld is bij artikel 962 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek, handelt de
kantonrechter daarmede bovendien overeenkomstig artikel 963 van dat Wetboek.

Artikel 541

Bijaldien er bij de verzegeling verzegelde papieren gevonden zijn, omschrijft de
kantonrechter in het proces-verbaal de uitwendige toestand daarvan en van het zegel, gelijk mede
het opschrift, zo er een is; hij waarmerkt voorts met de tegenwoordige partijen, bijaldien deze
kunnen schrijven, de omslag en geeft dag en uur op, waarop hij het pakket zal openen. Hij maakt
ook van dit alles melding in zijn proces-verbaal. Deze mededelingen moeten de partijen
ondertekenen; zo dit niet geschiedt, vermeldt de rechter de reden van hun weigering of hun
onvermogen.
Indien uit het opschrift of anderszins blijkt, dat de papieren niet tot de nalatenschap
behoren, dat derzelver opening is verboden, of dat de overledene deswege een bijzondere
bestemming heeft aangeduid, geeft de kantonrechter, na oproeping van de belanghebbenden, die
papieren gesloten aan hen over, indien niemand zich daartegen verzet, of beveelt anders, dat zij
ongeopend ter griffie van het kantongerecht moeten worden bewaard, ten einde naderhand te
worden uitgereikt aan wie dit zal bevonden worden te behoren.

Artikel 542

Ten bepaalde dage en zonder dat er enige oproeping nodig is, opent de kantonrechter de
pakketten, welke niet behoren tot degene waarvan in het laatste lid van het vorig artikel wordt
gehandeld; hij doet van de staat daarvan blijken en beveelt de voorlopige overlegging daarvan ter
griffie van het kantongerecht ter beschikking van de belanghebbenden.
Alles onverminderd de formaliteiten, bij de twaalfde titel des tweede boeks van het
Surinaams Burgerlijk Wetboek ten aanzien van het openen van geheime uiterste willen
voorgeschreven.

Artikel 543

Indien iemand zich tegen de verzegeling verzet, of indien men bij de verzegeling
beletselen ontmoet, of ook indien zich, hetzij vóór, hetzij gedurende de verzegeling, zwarigheden
opdoen, beslist de kantonrechter daarover in kort geding, behoudens hoger beroep binnen
veertien dagen na zijn beslissing.
Te dien einde wordt de verzegeling gestaakt, en stelt de kantonrechter, buiten of, naar
gelang van omstandigheden, zelfs binnen het huis, bewaarders aan.
De kantonrechter is echter bevoegd om, indien de zaak uitstel niet gedoogt, bij voorraad
daarover te beschikken, in afwachting van de beslissing in kort geding.

Artikel 544

Indien er in de boedel roerende goederen niet worden gevonden, doet de kantonrechter
daarvan in zijn proces-verbaal blijken.
Bevinden er zich in de boedel roerende goederen, welker gebruik noodzakelijk is voor de
huisgenoten, of welke niet gevoegelijk kunnen worden verzegeld, dan neemt de kantonrechter
daarvan in zijn proces-verbaal een summiere beschrijving op.
Indien handelspapier in de boedel gevonden wordt, hetwelk niet buiten schade zou
kunnen worden verzegeld, omschrijft de kantonrechter dat in zijn proces-verbaal en reikt het aan
de belanghebbenden uit.

TWEEDE AFDELING

VAN VERZET TEGEN ONTZEGELING

Artikel 545

Hij, die recht heeft om tegenwoordig te zijn bij het opmaken van de inventaris, is bevoegd
om tegen het lichten van de zegels in zijn afwezigheid verzet te doen.

Artikel 546

Het verzet tegen lichten van de zegels geschiedt bij een geschreven of mondelinge
verklaring van de opposant, welke de rechter in zijn proces-verbaal van verzegeling moet opnemen,
met vermelding van de redenen van het verzet en van de gekozen woonplaats te Paramaribo,
zo de opposant daar niet woont.

DERDE AFDELING

VAN ONTZEGELING

Artikel 547

Behalve in het geval van dringende noodzakelijkheid, ter beoordeling van de
kantonrechter, mag het zegel niet worden opgeheven dan ten minste drie volle dagen nadat het
gelegd is.

Artikel 548

Indien een of meer van de erfgenamen minderjarig en zonder voogden zijn, mag de
rechter tot de ontzegeling niet overgaan, alvorens in hun voogdij is voorzien.

Artikel 549

Hij die volgens artikel 537 het recht heeft om verzegeling te laten doen, is ook bevoegd
om de ontzegeling te vorderen, uitgezonderd alleen hij, die het zegel heeft doen leggen krachtens
het bepaalde onder 3. van dat artikel.

Artikel 550

De formaliteiten om tot ontzegeling te mogen overgaan, zijn:
1°. de vordering daarvan, op het proces-verbaal van verzegeling aangetekend met de gekozen
woonplaats te Paramaribo, indien de verzoeker aldaar niet woont en indien zulks niet reeds
geschied is;
2°. een bevel tot ontzegeling van de kantonrechter, de dag en het uur daarvoor bevattende;
3°. een aanmaning om bij de ontzegeling tegenwoordig te zijn, welke tenminste vier en twintig
uren vóór de ontzegeling gedaan moet worden aan de overgebleven echtgenoot, aan de
vermoedelijke erfgenamen, voor zover die bekend zijn, aan de uitvoerders van de uiterste
wil, aan de schuldeisers op wier vordering de verzegeling gedaan is en aan allen die tegen
een ontzegeling buiten hun tegenwoordigheid zijn opgekomen.
De aanmaning geschiedt aan de gekozen woonplaats voor de laatstgenoemde schuldeisers
en opposanten; zij behoeft overigens niet te geschieden aan de overige opgenoemde personen,
indien zij buiten Paramaribo woonachtig zijn, doch de kantonrechter wijst voor hen op hun
kosten een notaris of ander vertrouwd persoon aan om hen, bij hun afwezigheid, bij de opheffing
van de zegels en bij de beschrijving van de boedel te vertegenwoordigen.

Artikel 551

De overgebleven echtgenoot, de vermoedelijke erfgenamen, of degenen, die hen
vertegenwoordigen, en de uitvoerders van de uiterste wil mogen bij al de zittingen van
ontzegeling en boedelbeschrijving tegenwoordig zijn.
Het staat de kantonrechter vrij om, na de eerste zitting de overige volgens het voorgaand
artikel geroepenen bij de volgende zittingen niet anders toe te laten dan gezamenlijk door één
gemachtigde op hun kosten vertegenwoordigd, omtrent wie zij zonder uitstel moeten
overeenkomen, of die anders door de kantonrechter wordt benoemd.
Indien een van deze belanghebbenden echter beweert bijzondere of tegenstrijdige
belangen te hebben, mag hij, op vergunning van de kantonrechter, in persoon blijven verschijnen,
of wel zich op eigen kosten door een bijzondere gemachtigde laten vertegenwoordigen.

Artikel 552

De kantonrechter verricht de ontzegeling in tegenwoordigheid van de griffier.
Indien de kantonrechter, na daartoe gedane vordering, weigert de zegels op te heffen, mag
binnen veertien dagen na zijn beschikking daartegen worden gekomen in hoger beroep.

Artikel 553

Het proces-verbaal van ontzegeling moet vermelden:
1°. de dag en het uur waarop die gedaan wordt;
2°. de namen en de woonplaats of gekozen woonplaats van hem die de ontzegeling gevorderd
heeft;
3°. het bevel tot ontzegeling;
4°. de aanmaning bij 3° van artikel 550 voorgeschreven;
5°. de verschijning en al de vorderingen of beweringen van partijen;
6°. de herkenning van de zegels, de bevinding van deze als gaaf en ongeschonden, en, indien zij
dit niet zijn, de toestand waarin zij worden gevonden en van de maatregelen, welke de
kantonrechter dientengevolge nodig geoordeeld en genomen heeft;
7°. de namen van een notaris en van schatters, indien daartoe gronden zijn, door de
belanghebbenden gekozen of bij verschil door de kantonrechter benoemd, mitsgaders de
eedsaflegging door de schatters;
8°. de zwarigheden en verschillen bij de ontzegeling ontstaan, waarop een beslissing moet vallen,
in welk geval de kantonrechter partijen verwijst naar een terechtzitting in kort geding, met
bepaling van dag en uur, waarop zij zonder oproeping of nadere aanmaning voor de
behandeling van de zaak moeten verschijnen.
Tegen de beslissing van de kantonrechter, welke in het proces-verbaal van ontzegeling
wordt opgenomen, mag binnen veertien dagen in beroep worden gekomen.

Artikel 554

Indien bij opheffing van de zegels de reden van hun legging niet is vervallen en bij die
opheffing een boedelbeschrijving moet plaats vinden, worden de zegels opgeheven naar gelang
deze beschrijving vordert; aan het einde van elke zitting worden de zegels weder op het nog niet
99
beschreven, doch reeds ontzegelde, gelegd.

Artikel 555

Ingeval de reden van de verzegeling vervalt eer de ontzegeling is geschied of terwijl deze
geschiedt, worden de zegels in eens opgeheven en wordt de verdere tegenwoordigheid van de
kantonrechter bij de boedelbeschrijving, indien deze gedaan of voortgezet mocht worden,
overbodig.

VIERDE AFDELING

VAN INVENTARISATIE OF BOEDELBESCHRIJVING

Artikel 556

Boedelbeschrijving mag na de opheffing van de zegels, indien daaromtrent de
belanghebbenden eenstemmig zijn, onderhands worden opgemaakt in al de gevallen, waarin bij
wet niet uitdrukkelijk het tegendeel is bepaald.
De akte van boedelbeschrijving, door partijen ondertekend, moet ter griffie van het
kantongerecht, waar het sterfhuis gevallen is, nadat partijen voor de kantonrechter haar
deugdelijkheid hebben beëedigd of plechtig verzekerd, worden overgebracht.

Artikel 557

Hij, die volgens artikel 537 het recht heeft om verzegeling te vorderen, is ook bevoegd om
bij de ontzegeling inventarisatie of boedelbeschrijving te vorderen, uitgezonderd alleen hij, die
het zegel heeft doen leggen krachtens het bepaalde onder 3° van dat artikel.

Artikel 558

Indien bij de opheffing van de zegels tot boedelbeschrijving wordt overgegaan, geschiedt
dit in tegenwoordigheid van de personen opgenoemd onder 3° van artikel 550, en op de voet als
aldaar voor de ontzegeling is bepaald.

Artikel 559

In de gevallen, waarin ook buiten verzegeling een boedelbeschrijving wordt
voorgeschreven, of waarin een boedelbeschrijving op een ontzegeling volgt, moet de
boedelbeschrijving, behalve de formaliteiten van alle authentieke of onderhandse akten,
vermelden:
1°. de namen en de woonplaats van de tegenwoordige of vertegenwoordigde personen en van hun
vertegenwoordigers, van de niet-tegenwoordige, indien zij bekend en daartoe opgeroepen
zijn, en van de schatters;
2°. de plaats, waar de beschrijving gedaan is en de goederen zijn gevonden;
3°. de korte beschrijving van de goederen met vermelding van de waardering van de roerende
goederen;
4°. de muntspeciën, alsmede, zoveel doenlijk, de hoedanigheden en het gewicht van het goud- en
het zilverwerk;
5°. de aantekeningsboeken of registers, zo er die zijn; indien de beschrijving notarieel wordt
opgemaakt, moet de notaris deze op de eerste en laatste bladzijde waarmerken; indien de
boedelbeschrijving onderhands is, moet een der belanghebbenden, bij overeenkomst daartoe
gekozen, dit doen;
6°. de gevonden titels en de schriftelijke verbintenissen ten laste of ten bate des boedels;
7°. de eed bij het sluiten van de boedelbeschrijving, welke naar de wijze van ieders godsdienstige
gezindheid hetzij in handen van de notaris, hetzij in handen van de kantonrechter moet
worden afgelegd door hen, die vóórdien in het bezit van de goederen zijn geweest of het huis
bewoond hebben, waarin die goederen zich hebben bevonden, dat zij niets hebben
verduisterd, noch gezien hebben, noch weten, dat iets verduisterd is; wie niet tot een erkende
godsdienstige gezindheid behoort, legt een plechtige verklaring af, nadat hem de
strafbepaling op het geven van valse getuigenis voor de rechter zal zijn voorgehouden;
8°. dat gehandeld is met in de boedel gevonden testamenten en met niet tot de nalatenschap
behorende papieren overeenkomstig het voorschrift van de artikelen 540, 541 en 542, en aan
wie de effecten en papieren des boedels zijn overgegeven, hetzij krachtens de wet, hetzij
volgens overeenkomst van de belanghebbenden.

Artikel 560

Indien bij de boedelbeschrijving zwarigheden of verschillen ontstaan, moeten de partijen
benevens de notaris die haar opmaakt, zich vervoegen voor de kantonrechter, om daarop in kort
geding te beslissen, behoudens hoger beroep binnen veertien dagen na die beslissing.
Het laatste lid van artikel 543 is ten deze toepasselijk.

VIJFDE AFDELING

VAN VERKOOP VAN DE ROERENDE GOEDEREN

Artikel 561

Indien al de erfgenamen meerderjarig zijn en het vrije beheer van hun goederen hebben,
mag de verkoop van de tot een nalatenschap behorende roerende goederen geschieden op
zodanige plaats en wijze, als de belanghebbenden zijn overeengekomen.

Artikel 562

Indien er verkoop moet plaats hebben van roerende goederen, waarbij minderjarigen,
onder curatele gestelden of afwezigen belang hebben, of indien de erfgenamen niet eenstemmig
zijn, moet de verkoop in het openbaar door een daartoe bevoegde ambtenaar worden gedaan
overeenkomstig de plaatselijke gebruiken.

Artikel 563

Indien echter alle belanghebbenden daarin toestemmen, is de kantonrechter, ook wanneer
onder de belanghebbenden minderjarigen of onder curatele gestelden zijn, naar gelang van
omstandigheden bevoegd om toe te staan, dat de verkoop geschiedt op een der andere wijzen,
voorgeschreven bij artikel 445 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek.

Artikel 564

Indien de verkoop in het openbaar moet geschieden, bepaalt de kantonrechter, indien en
voor zoverre een der partijen zulks verlangt, de dag daartoe, en wijst de openbare ambtenaar aan,
te wiens overstaan deze verkoop zal worden gehouden.
Hij laat tevens van zijn beslissing aan de overige belanghebbenden kennis geven op
zodanige wijze en binnen zodanige tijd, als hij naar de omstandigheden zal vermenen te behoren.

Artikel 565

De verkoop heeft plaats zowel bij afwezigheid als in tegenwoordigheid van de
belanghebbende partijen.
Over gerezen zwarigheden beslist de kantonrechter bij voorraad in kort geding.

ZESDE AFDELING

VAN VERKOOP VAN DE ONROERENDE GOEDEREN

Artikel 566

Bijaldien de onroerende goederen alleen aan meerderjarigen toebehoren, die het vrije
beheer van hun goederen hebben, worden die goederen verkocht op zodanige wijze, als de
belanghebbenden overeenkomen.

Artikel 567

Indien er verkoop moet plaats hebben van onroerende goederen, voor het geheel of ten
dele toebehorende aan minderjarigen, onder curatele gestelden of afwezigen, of ook indien de
erfgenamen niet eenstemmig zijn, moet die verkoop plaats hebben op de wijze, voorgeschreven
bij artikel 452 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek.

Artikel 568

Indien al de belanghebbenden daarin toestemmen, is de kantonrechter, ook ingeval er zich
minderjarigen of onder curatele gestelden onder die belanghebbenden bevinden, naar gelang van
omstandigheden, bevoegd om toe te staan, dat de verkoop van die onroerende goederen geschiedt
op de wijze, voorgeschreven bij artikel 453 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek.

Artikel 569-73

Indien de verkoop in het openbaar moet geschieden, bepaalt de kantonrechter, indien en
voor zover een der partijen zulks verlangt, daartoe de dag en wijst de notaris aan, ten wiens
overstaan de verkoop zal geschieden.
De beschikkingen worden op last van de kantonrechter door de griffier aan partijen en de
overige belanghebbenden medegedeeld op de wijze, als bij artikel 119 bepaald.

Artikel 570

De verkoop mag plaats hebben zowel buiten als in tegenwoordigheid van de
belanghebbende partijen.

Artikel 571

Over gerezen zwarigheden beslist de kantonrechter bij voorraad in kort geding.

ZEVENDE AFDELING

VAN DE VERDELING

Artikel 572

De rechtsvordering tot boedelscheiding wordt bij de kantonrechter op de gewone wijze
aanhangig gemaakt.

Artikel 573

Het vonnis, waarbij een boedelscheiding wordt bevolen, moet, indien de belanghebbenden
daarover niet overeenkomen, inhouden de benoeming van een notaris, ten wiens overstaan de
scheiding behoort te worden tot stand gebracht.
De rechter is ook bevoegd om de dag te bepalen, waarop partijen gehouden zijn zonder nadere
oproeping te verschijnen.

Artikel 574

Bijaldien in de loop van de werkzaamheden van de scheiding zwarigheden ontstaan,
maakt de notaris daarvan een afzonderlijk proces-verbaal op, behelzende de beweringen van
partijen.
Hij legt een afschrift daarvan neder ter griffie van het kantongerecht; de kantonrechter laat
partijen, na ontvangst van een door de meest gerede partij daartoe ingediend verzoekschrift, ter
openbare zitting oproepen voor de behandeling van de zaak.

Artikel 575

Indien, gedurende de werkzaamheden van de scheiding, het nodig bevonden wordt, dat
enige roerende goederen verkocht worden, wordt daartoe overgegaan overeenkomstig de
voorschriften van het Surinaams Burgerlijk Wetboek en van de vijfde afdeling van deze titel.
Artikel 576
De notaris is verplicht aan elke der partijen zodanige afschriften van of uittreksels uit de
acte van scheiding af te geven, als iedere belanghebbende vordert.

ACHTSTE AFDELING

VAN HET VOORRECHT VAN BOEDELBESCHRIJVING

Artikel 577

Bijaldien de erfgenaam, die zich beraadt, zich overeenkomstig artikel 1054 van het
Surinaams Burgerlijk Wetboek wil doen machtigen tot de verkoop van tot de nalatenschap
behorende goederen, richt hij te dien einde een verzoek tot de kantonrechter, in wiens
rechtsgebied de nalatenschap is opengevallen.

Artikel 578

Indien de erfgenaam, die de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving heeft
aanvaard, overgaat tot de verkoop van tot die nalatenschap behorende roerende of onroerende
goederen, is hij gehouden om zich te gedragen naar de voorschriften, vervat in artikel 1061 van
het Surinaams Burgerlijk Wetboek.

Artikel 579

Indien een benificiaire erfgenaam, op de daartoe aan hem gedane sommatie van
schuldeisers of belanghebbenden, weigert of nalaat de zekerheid te stellen, vermeld in artikel
1062 van voornoemd Burgerlijk wetboek, is de kantonrechter bevoegd om hem na verloop van
acht dagen op verzoek van belanghebbenden, te doen oproepen en om, indien hij alsdan
weigerachtig blijft of niet verschijnt, een curator te benoemen om te handelen zoals bij het tweede
lid van voormeld artikel is voorgeschreven.

Artikel 580

Een benificiaire erfgenaam moet de rechtsvorderingen, welke hij ten laste van de
nalatenschap mocht hebben, tegen de overige erfgenamen instellen; indien andere erfgenamen er
niet zijn, of indien alle erfgenamen die rechtsvorderingen willen instellen, geschiedt zulks tegen
een curator over de onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaarde nalatenschap, die op
dezelfde wijze wordt benoemd als een curator over een onbeheerde nalatenschap.
NEGENDE AFDELING
VAN DE CURATOR VAN EEN ONBEHEERDE NALATENSCHAP

Artikel 581

De curator van een onbeheerde nalatenschap, die wil overgaan tot de verkoop van tot die
nalatenschap behorende roerende of onroerende goederen, moet in acht nemen de formaliteiten,
ten aanzien van de verkoop van goederen, aan minderjarigen toebehorende, voorgeschreven bij
de artikelen 562, 563 en 567.

DERDE TITEL

VAN BOEDELAFSTAND

Artikel 582

Boedelafstand geschiedt, wanneer een schuldenaar, die zich buiten staat bevindt om zijn
schulden te betalen, al zijn goederen aan zijn schuldeisers overlaat.

Artikel 583

Boedelafstand behoeft de vrijwillige aanneming van de schuldeisers. Hij heeft niet anders
ten gevolge dan hetgeen voortspruit uit de bepalingen van de overeenkomst zelf tussen hen en de
schuldenaar aangegaan; behoudens de bepaling van het volgend artikel.

Artikel 584

Boedelafstand draagt de eigendom aan de schuldeisers niet over, hij geeft hun alleen het
recht om de goederen te hunnen voordele te doen verkopen en er de vruchten van te trekken tot
de verkoping toe.
Hetgeen na de voldoening van alle schuldeisers van de opbrengst van de verkoop
overblijft, wordt aan de schuldenaar uitgekeerd.

VIERDE TITEL

VAN MIDDELEN TOT BEWARING VAN ZIJN RECHT

EERSTE AFDELING

VAN HET BESLAG TOT REVINDICATIE VAN ROERENDE GOEDEREN

Artikel 585-74
Ieder, die recht heeft tot revindicatie of reclame van roerend goed, is bevoegd om dit in
beslag te doen nemen.
Beslag mag niet worden gelegd op goederen bestemd voor de openbare dienst.

Artikel 586

Tot het leggen van dit beslag mag slechts worden overgegaan krachtens een bevelschrift
van de kantonrechter, uitgevaardigd op een verzoekschrift, waarbij de goederen kortelijk moeten
zijn omschreven, op straffe van vergoeding van kosten, schade en interesten, zowel tegen de
partij, als tegen de deurwaarder, die tot inbeslagneming, zonder zodanig bevelschrift, is
overgegaan.

Artikel 587

De kantonrechter is bevoegd om het leggen van dergelijk beslag zelfs op Zondag toe te
staan.

Artikel 588

Dit beslag geschiedt in dezelfde vorm als de inbeslagneming bij executie van roerende
goederen.

Artikel 589

Het bepaalde bij het eerste lid van artikel 319 vindt aldus toepassing, dat de waarde van
het in beslag te nemen goed in de plaats treedt van het bedrag der vordering, waarvoor het beslag
wordt gelegd.

Artikel 590

Binnen acht dagen na het leggen van het beslag moet de beslaglegger bij verzoekschrift de
eis instellen tot vanwaardeverklaring van het beslag. Deze eis, mitsgaders de eis tot opheffing van
het beslag, moeten gebracht worden voor de bevoegde rechter van de persoon, tegen wie de
inbeslagneming gedaan is.
Indien het verzoekschrift tot vanwaardeverklaring niet binnen de bepaalde termijn is
ingediend, vervalt het beslag van rechtswege.

TWEEDE AFDELING

VAN INBESLAGNEMING OF ARREST IN HANDEN VAN DE SCHULDENAAR

Artikel 591-75

De kantonrechter is bevoegd om aan iedere schuldeiser, die hem summierlijk van de
deugdelijkheid van zijn schuldvordering doet blijken en aantoont, dat er gegronde vrees bestaat
voor verduistering door de schuldenaar van zijn roerende of onroerende goederen, verlof te
verlenen om conservatoir beslag te doen leggen op de roerende goederen van die schuldenaar; hij
is ook bevoegd om, daartoe gronden vindende,de schuldenaar vooraf in zijn belang te horen.
Het tweede lid van artikel 585 is op dit beslag van toepassing.

Artikel 592

In de beschikking waarbij het verlof verleend wordt, moet het bedrag der schuldvordering,
tot welker verzekering het beslag mag worden gelegd, worden uitgedrukt.

Artikel 593

De kantonrechter, dit verlof verlenende, is tevens bevoegd om te gelasten, dat het beslag
slechts mag geschieden onder het stellen van zekerheid voor de kosten, schade en interesten,
welke het beslag zou kunnen veroorzaken.
In dat geval moet de beslaglegger de zekerheid doen aanbieden bij het exploit van
inbeslagneming en staat het de gearresteerde vrij om, de aangeboden zekerheid niet voldoende
achtende, zich deswege in kort geding te voorzien. Desniettemin mag alsdan het beslag voorlopig
worden gelegd.

Artikel 594

De formaliteiten, voorgeschreven voor de inbeslagneming bij executie van roerende
goederen, zijn ook ten deze toepasselijk.

Artikel 595

Degene, tegen wie het verlof tot inbeslagneming van zijn roerende goederen verleend is,
is bevoegd om onverwijld daartegen op te komen.

Artikel 596

De rechter moet de opheffing van het beslag gelasten:
1°. indien de schuldenaar genoegzame zekerheid heeft gesteld voor de voldoening van de
schuldvordering, waarvoor het beslag is gelegd;
2°. indien, na verhoor van partijen, summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering of van
het onnodige van het beslag mocht blijken.
Van rechtswege vervalt dit beslag, indien het verzoekschrift tot vanwaardeverklaring niet
is ingediend binnen acht dagen nadat het beslag is gelegd.
In al deze gevallen wordt de beslaglegger veroordeeld tot vergoeding van kosten, schade
en interesten, indien daartoe gronden aanwezig zijn.

Artikel 597

De rechter is bevoegd om de tenuitvoerlegging van de in de vorige artikelen vermelde
bevelschriften en beslissingen te bevelen met of zonder borgtocht, niettegenstaande verzet of
hoger beroep.

Artikel 598

Het verzoekschrift tot vanwaardeverklaring van het beslag moet worden gericht aan de
rechter, die bevoegd is om van de schuldvordering, voor welke het beslag gelegd is, kennis te
nemen.

DERDE AFDELING

VAN ARREST ONDER DERDEN

Artikel 599

Behoudens het geval, in de tweede afdeling van de tweede titel des tweede boeks vermeld,
is iedere schuldeiser, uit kracht van authentieke of onderhandse bescheiden, bevoegd om beslag
te doen leggen onder handen van derden op de gelden en goederen aan zijn schuldenaar
verschuldigd of toebehorende of zich tegen afgifte daarvan te verzetten.
Indien bescheiden niet bestaan, is de kantonrechter van de woonplaats van de schuldenaar,
en zelfs die, binnen wiens rechtsgebied derden, onder welke zich gelden en goederen bevinden,
woonachtig zijn, bevoegd om op een verzoekschrift verlof te geven tot het leggen van arrest. De
bepalingen van artikel 593 zijn in dit geval mede toepasselijk.
De rechter moet echter het arrest opheffen indien behoorlijke borgstelling heeft plaats
gehad voor het beloop van de som, voor welker zekerheid het beslag gelegd is.

Artikel 600

Ieder exploit van arrest moet bevatten de omschrijving van de bescheiden of de
vermelding van 's rechters verlof mitsgaders de som, waarvoor de inbeslagneming gedaan is.
Niet vereffende vorderingen en de kosten, waarin de schuldenaar zou kunnen worden
veroordeeld, worden door de rechter voorlopig begroot.
Het exploit moet insgelijks bevatten de verkiezing van een woonplaats ter plaatse, alwaar
de derde, onder wie beslag gelegd is, woonachtig is, indien de beslaglegger aldaar zijn
woonplaats niet heeft.
Alles op straffe van nietigheid van het gedaan arrest.

Artikel 601-76

Op derden-beslag onder het Land of onder een rechtspersoon die ingevolge artikel 1,
tweede lid, van de Personeelswet met het Land is gelijk gesteld, is artikel 347a van toepassing.

Artikel 602

Binnen acht dagen na het doen van het beslag is de beslaglegger, op straffe van nietigheid
van het arrest, verplicht om onder overlegging van een afschrift van het exploit van
inbeslagneming, bij de rechter, binnen wiens rechtsgebied de schuldenaar woont, bij
verzoekschrift de eis tot vanwaardeverklaring in te stellen.
Deze rechter is ook bevoegd om kennis te nemen van een eis tot opheffing van het arrest.
Indien de schuldenaar in een ander district woont, wordt de termijn van betekening door
artikel 9 geregeld.

Artikel 603

Indien de schuldenaar opheffing van het arrest bekomt, wordt de beslaglegger veroordeeld
tot vergoeding van kosten, schade en interesten, indien daartoe gronden aanwezig zijn.

Artikel 604

Indien de inbeslagneming van waarde verklaard is, is de beslaglegger verplicht om binnen
de tijd van een maand na de uitspraak van het vonnis, bij de bevoegde rechter van de derden
gearresteerde, onder overlegging van een afschrift van het vonnis, een verzoekschrift in te dienen
ten einde de derde gearresteerde te doen oproepen om ter terechtzitting verklaring te doen van
hetgeen hij van de gearresteerde onder zich heeft, of aan hem verschuldigd is; voorts om te
worden veroordeeld om dat, wat diensvolgens blijken zal aan de gearresteerde toe te komen, af te
geven, of ter executie over te geven ten behoeve van de beslaglegger, ten einde daarop diens
vordering te verhalen, en om bij gebreke van het doen van de vermelde verklaring, te worden
verwezen tot de voldoening van het bedrag der vordering, waarvoor het beslag deugdelijk is
verklaard, met de interesten en kosten, evenals ware hij daarvan zuivere schuldenaar.
Wanneer de beslaglegger de in het eerste lid bedoelde termijn laat verlopen, zijn de
betalingen door die derde gedaan van waarde. Bij de oproeping worden de gewone termijnen in
acht genomen.

Artikel 605

De verklaring moet met redenen zijn omkleed; zij moet inhouden een staat van de gelden
of roerende goederen, welke de derde gearresteerde onder zich heeft; de vermelding van de
oorzaak en van het bedrag van diens schuld; van de betalingen op rekening, zo die mochten
hebben plaats gehad, en van de wijze van schuldkwijting, indien de derde gearresteerde beweert
niets meer schuldig te zijn, en in allen gevalle de andere inbeslagnemingen, welke onder hem
mochten zijn gedaan.

Artikel 606

De verklaring wordt ten dage dienende ter terechtzitting gedaan, en moet schriftelijk, door
of namens de derden gearesteerde ondertekend, worden overgegeven.

Artikel 607

Indien de verklaring van de derde gearresteerde deugdelijk wordt bevonden en indien hij
niet betwist de gevraagde veroordeling tot afgifte, moeten hem al de kosten aan zijn zijde
gevallen worden goedgedaan; hij is niet verplicht tot enige af- of overgifte, dan tegen voldoening
of onder korting van die kosten.

Artikel 608

Indien de gronden, waarop de derde gearresteerde zijn verplichting tot het afleggen van
een verklaring betwist, worden verworpen, bepaalt de rechter de dag waarop hij alsnog zijn
verklaring zal hebben uit te brengen, tevens met verwijzing in de kosten.

Artikel 609

Indien de derde gearresteerde op de oproeping ter verklaring, of op de dag bij het vorig
artikel vermeld, nalatig blijft in het uitbrengen van zijn verklaring, verleent de rechter tegen hem
verstek en veroordeelt hem, uit kracht daarvan, tot betaling van het bedrag der vordering,
waarvoor het beslag gedaan is, met de interesten en kosten, evenals ware hij daarvan zuiver
schuldenaar.

Artikel 610

De derde gearresteerde is echter bevoegd om onder aanbod van betaling van de kosten,
tegen dit vonnis in verzet te komen; indien alsdan, na gedane verklaring, blijkt, dat hij aan
degene, tegen wie beslag gedaan is, niets verschuldigd is, of dat hij van deze niets onder zich
heeft, wordt hij op het verzet ontlast van zijn veroordeling tot betaling van het bedrag van de
vordering, waarvoor het beslag is gelegd.

Artikel 611

Indien op dit verzet blijkt, dat hij minder dan het bedrag van de vordering van de
beslaglegger onder zich heeft of verschuldigd is, brengt de rechter zijn veroordeling tot dit lagere
bedrag terug en kan de derde gearresteerde volstaan met de voldoening of afgifte daarvan; de
rechter is echter bevoegd om hem te veroordelen tot vergoeding van de door zijn nalatigheid
geleden kosten, schade en interesten.

Artikel 612

De beslaglegger is bevoegd om te eisen dat de derde, onder wie het beslag gelegd is, de
waarheid van zijn verklaring met ede of met een plechtige verklaring bevestigt.

Artikel 613

Indien bij betwisting van de verklaring de derde gearresteerde in het ongelijk gesteld wordt,
verbetert de rechter die verklaring en verwijst hij de derde gearresteerde tot voldoening of afgifte
van hetgeen zal zijn gebleken door deze verschuldigd te zijn of onder deze te berusten.
De rechter is voorts bevoegd om de derde gearresteerde te veroordelen tot vergoeding van
kosten, schade en interesten.

Artikel 614

De derde gearresteerde is verplicht om de gelden, welke hij alzo blijkt van de schuldenaar
onder zich te hebben of aan deze schuldig te zijn, aan de beslaglegger uit te betalen tot het bedrag
van de aan hem bij het vonnis van deugdelijkverklaring toegewezen vordering. De beslaglegger is
bevoegd om die gelden desnoods op de derden gearresteerde, uit kracht van het tegen hem
gewezen vonnis, bij executie te verhalen.

Artikel 615

Op gelijke wijze kan de derde gearresteerde worden gedwongen tot afgifte van de
gearresteerde goederen, welke zijn gebleken onder hem te berusten; deze worden bij executie
verkocht, en de kooppenningen aan de beslaglegger tot het bedrag van het aan hem verschuldigde
uitbetaald.

Artikel 616

Verzet tegen de afgifte van de opbrengst van in beslag genomen goederen wordt niet
toegelaten.

Artikel 617

Indien echter, vóórdat het vonnis tot afgifte tegen de derden gearresteerde,
overeenkomstig de vordering bij artikel 604 vermeld, is gewezen, inbeslagnemingen door andere
schuldeisers onder de derde gearresteerde zijn gedaan, wordt het vonnis tot afgifte geacht, ten
behoeve van allen te zijn gewezen en wordt het gearresteerde of de opbrengst van die onder allen
verdeeld naar het bedrag waarvoor elke vordering deugdelijk is verklaard, op de wijze als in de
derde afdeling van de tweede titel des tweede boeks is bepaald. De derde gearresteerde mag niet
tot de afgifte worden verplicht vóórdat alle onder hem gelegde beslagen zijn van waarde
verklaard of opgeheven.
Ieder beslaglegger, wiens gelegd beslag van waarde is verklaard, is bevoegd om, indien
andere beslagleggers hun vorderingen tot deugdelijkverklaring niet op de voorgeschreven
termijnen van rechtspleging vervolgen, in het tot dat einde hangende geding tussen te komen en
incidenteel te vorderen, dat een termijn van afdoening wordt gesteld, na verloop waarvan het
beslag, voor zover het alsdan niet van waarde zal zijn verklaard, als opgeheven wordt beschouwd.

Artikel 618

Indien deze schuldeisers niet willen berusten in de verklaring, door de derde gearresteerde
gedaan of door de rechter verbeterd, zijn zij bevoegd om, behoudens hun recht van tussenkomst
hangende het geding nopens de verklaring, de derde gearresteerde alsnog op te roepen tot nadere
verklaring en verwijzing, overeenkomstig artikel 604; mits daartoe andere gronden en
bewijsmiddelen bijbrengende, dan in het afgelopen geding met andere schuldeisers zijn gebezigd.

Artikel 619

Dit beslag mag niet gelegd worden:
1°. op goederen, welke bij wet niet voor inbeslagneming vatbaar verklaard zijn;
2°. op in rechte toegewezen gelden tot onderhoud;
3°. op gelden en jaarwedden tot onderhoud, welke de erflater of schenker niet voor
inbeslagneming vatbaar heeft verklaard. Een zodanige bepaling mag door één persoon ten
behoeve van eenzelfde bevoordeelde worden gemaakt ten aanzien van gelden en jaarwedden
tot een bedrag van f 1000, over een jaar berekend.
Evenwel mogen de zaken, onder 2. en 3. begrepen, worden in beslag genomen tot
verhaal van het verschuldigde wegens levering van levensbehoeften, verstrekt aan degeen, tegen
wie het beslag gedaan wordt.

Artikel 620-77

Vervallen.

Artikel 621

De schuldeiser is bevoegd om het in deze afdeling vermelde beslag uit kracht van
authentieke of onderhandse bescheiden ook te leggen onder zich zelf.
Echter mag het beslag krachtens onderhandse bescheiden slechts worden gelegd na op het
daartoe ingeleverde verzoekschrift verlof verkregen te hebben van de kantonrechter van de plaats,
waar de beslaglegger woont.
De rechter is bevoegd om het beslag op te heffen nadat behoorlijke zekerheid is gesteld
voor of betaling heeft plaats gehad van de som, voor welke het beslag gelegd is.

Artikel 622

Het beslag wordt gelegd bij een exploit gedaan aan degene, te wiens laste het gelegd
wordt.
Dit exploit moet bevatten de omschrijving van de bescheiden en, indien het onderhandse
bescheiden zijn, bovendien de vermelding van's rechters verlof; voorts een nauwkeurige
vermelding van de goederen of schuldvorderingen waarop, en van de som waarvoor de
inbeslagneming gedaan wordt.
Niet-vereffende vorderingen en de kosten, waarin de gearresteerde zou kunnen worden
veroordeeld, worden door de rechter voorlopig begroot.

Artikel 623

De artikelen 602, 603, 619 en 620 zijn ook op dit beslag van toepassing.

Artikel 624

De rechter beslist over de gehele vordering bij één vonnis, tenzij hij mocht bevinden, dat
een deel daarvan vroeger dan het andere kan worden afgedaan, in welk geval hij daartoe mag
overgaan.
Indien de vordering geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen, is de beslaglegger bevoegd
om op datgene wat volgens het vonnis onder het beslag valt, het hem verschuldigde
overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 614, 615 en 616 te verhalen.

Artikel 625

Indien echter, vóórdat een vonnis gewezen is, krachtens hetwelk verhaal kan plaats
hebben, inbeslagnemingen door andere schuldeisers onder de beslaglegger zijn gedaan, geldt dat
vonnis ten aanzien van allen en zijn overigens de artikelen 617 en 618 toepasselijk, met dien
verstande dat aan deze schuldeisers het in artikel 618 bedoelde recht toekomt, indien zij menen,
dat meer dan waarop de beslaglegger beslag heeft doen leggen, onder hem berust of door hem
verschuldigd is.
Indien vóórdat het beslag van artikel 621 gelegd is, andere schuldeisers onder de in dat
artikel bedoelde schuldeiser beslag hebben gelegd, komt het bepaalde in de artikelen 617 en 618
ook aan eerstgenoemde schuldeiser ten goede.

VIERDE AFDELING

VAN PANDBESLAG VOOR HUREN EN PACHTEN

Artikel 626-78

De verhuurder van een gebouw of van een landelijk eigendom, hetzij daarvan een
huurcedul is opgemaakt of niet, is bevoegd om één dag na gedaan bevel, zonder verlof van de
kantonrechter, of ook dadelijk, zonder voorafgaand bevel, met zodanig verlof, voor verschenen
huren in beslag te doen nemen de goederen, welke bij de artikelen 1170 en 1172 van het
Surinaams Burgerlijk Wetboek voor de huurpenningen verbonden zijn verklaard.
Het tweede lid van artikel 585 is op dit beslag van toepassing.

Artikel 627

De goederen van dezelfde aard, voor zover die aan een onderhuurder toebehoren, mogen
in beslag genomen worden voor huren, door de eerste huurder verschuldigd, maar de
onderhuurder bekomt opheffing van het beslag, indien hij bewijst, dat hij zonder arglist heeft
betaald.
Betalingen bij voorraad gedaan gelden alleen dan, indien deze zijn geschied
overeenkomstig artikel 1603 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek.

Artikel 628

Het beslag wordt gelegd op gelijke wijze als het beslag op roerende goederen; de persoon,
tegen wie het beslag gelegd is, mag worden aangesteld tot bewaarder.

Artikel 629

Indien beesten of werktuigen voor de landbouw, vruchten te velde of andere
voortbrengselen van landbouw, welke reeds van de grond zijn afgescheiden, of de zodanige,
welke nog tak- en wortelvast zijn, in beslag zijn genomen, is de kantonrechter bevoegd om op
verzoek van de executant, en na verhoor of behoorlijke oproeping van de geëxecuteerde, een
geschikt persoon aan te stellen, ten einde voor de bebouwing, inzameling, bewerking of bereiding
zorg te dragen.

Artikel 630

Indien vruchten te velde of andere voortbrengselen van landbouw, hetzij reeds van de
grond afgescheiden, hetzij nog tak- en wortelvast in beslag worden genomen, moet het procesverbaal
van inbeslagneming vermelden ieder stuk gronds, waarop die vruchten of
voortbrengselen zich bevinden, de inhoud zo na mogelijk en de ligging van de grond en ten
minste twee belendingen, alsmede de soort van de vruchten of andere voortbrengselen.

Artikel 631

De in pandbeslag genomen goederen mogen eerst worden verkocht nadat het beslag bij
vonnis van de daartoe bevoegde rechter van waarde is verklaard. De rechter is verplicht om vóór
zijn beslissing degene, tegen wie het beslag is gelegd, op te roepen ten einde in zijn belang te
worden gehoord.
Indien het beslag, overeenkomstig artikel 1172 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek,
onder een derde is gedaan, doet de rechter ook deze oproepen om het van waarde te horen
verklaren.
Het beslag vervalt van rechtswege, indien de eis tot vanwaardeverklaring niet bij een aan
de kantonrechter gericht verzoekschrift is ingesteld binnen acht dagen nadat het is gelegd.
Deze termijn wordt, indien de schuldenaar in een ander district woont, door artikel 9
geregeld.

VIJFDE AFDELING

VAN BESLAG TEGEN SCHULDENAREN, DIE NIET IN SURINAME EEN

BEKENDE WOONPLAATS HEBBEN, EN TEGEN VREEMDELINGEN,

DIE NIET ZIJN INGEZETENEN VAN SURINAME

Artikel 632

Ieder schuldeiser, zelfs die niet een schriftelijk bewijs in handen heeft, is bevoegd om
zonder voorafgaand bevel, maar met vergunning van de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied
zich de goederen bevinden, beslag te doen leggen op de goederen van zijn schuldenaar indien
deze niet in Suriname een bekende woonplaats heeft.

Artikel 633

De formaliteiten, voorgeschreven ten aanzien van het executoriaal beslag op roerende
goederen, zijn op dit beslag toepasselijk.

Artikel 634

De beslaglegger is van rechtswege bewaarder van de in beslag genomen goederen,
ingeval deze zich onder hem bevinden; zo niet, dan stelt de rechter daarover een bewaarder aan.

Artikel 635

De voorschriften van het eerste lid van artikel 631 gelden ook voor dit beslag; de eis tot
vanwaardeverklaring wordt ingesteld voor de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied het
beslag gelegd is.

Artikel 636

Een vreemdeling, die niet is ingezetene van Suriname, mag, zonder dat er een vonnis te
zijnen laste bestaat, op bevel van de kantonrechter, bij voorraad worden gegijzeld ter zake van
een vervallen en opeisbare schuld, jegens een ingezetene van Suriname aangegaan.
De formaliteiten, bij de tweede afdeling van de vijfde titel van het tweede boek
voorgeschreven, zijn ook op deze gijzeling toepasselijk.

Artikel 637

De opheffing van de inbeslagneming en gijzeling, bij de artikelen 632 en 636 vermeld,
wordt toegestaan na het stellen van behoorlijke borgtocht of andere voldoende zekerheid voor de
schuld met de interesten en kosten.

Artikel 638

De inbeslagneming en de gijzeling houden van rechtswege op en de gestelde zekerheid
vervalt, indien de eis tot vanwaardeverklaring niet bij een aan de kantonrechter gericht
verzoekschrift is ingesteld binnen acht dagen, nadat de goederen in beslag zijn genomen of de
schuldenaar is gegijzeld.
Hetzelfde geldt ten aanzien van de inbeslagneming, indien zij onder derden is gedaan,
wanneer het verzoekschrift houdende de eis tot van waardeverklaring niet binnen acht dagen,
nadat het ingediend is, vanwege de beslaglegger is betekend aan degene, bij wie de goederen in
beslag genomen zijn.
Indien de schuldenaar in een ander district woont, worden de termijnen van het indienen
van het verzoekschrift en van het betekenen door artikel 9 geregeld.

ZESDE AFDELING

VAN BESLAG OP ONROEREND GOED

Artikel 639-79

In de gevallen, voorzien bij de artikelen 240, 591 en 632 mag ook verlof verleend worden
om beslag te leggen op een of meer bepaaldelijk aangewezen onroerende goederen van de
schuldenaar.
Op dit beslag zijn de laatste zinsnede van het eerste lid en het tweede lid van artikel 591
en de artikelen 592, 593, 595, 596, 597 en 598 van toepassing.

Artikel 640

Het beslag wordt gelegd in de vorm en met de gevolgen in de artikelen 377, 378 en 379
vermeld, met deze uitzondering, dat de deurwaarder zich niet op het in beslag genomen onroerend
goed behoeft te begeven en dat in plaats van de titel, in artikel 377 onder 2. genoemd, het
verlof moet worden vermeld, uit kracht waarvan de inbeslagneming geschiedt.
Bovendien moet in het proces-verbaal van inbeslagneming op straffe van nietigheid
worden aangewezen de rechter voor wie de vordering tot de vanwaardeverklaring zal worden
ingesteld.

Artikel 641

De beslaglegger is verplicht om binnen veertien dagen, nadat dit beslag is gelegd, een
verzoekschrift tot vanwaardeverklaring er van in te dienen.
Indien de schuldenaar niet in het district woont, waar de inbeslagneming is geschied,
wordt de termijn van indiening van het verzoekschrift door artikel 9 geregeld.

Artikel 642

Zodra na de vanwaardeverklaring van het beslag overgegaan wordt tot uitvoering van het
vonnis, wordt dat beslag als een executoriaal beslag aangemerkt en geschiedt de verkoop
overeenkomstig de bepalingen van de tweede afdeling van de derde titel van het tweede boek.
De termijn van artikel 381 gaat in op de dag, waarop het vonnis tot vanwaardeverklaring
wordt betekend.

Artikel 643

Onverminderd het bepaalde in artikel 596 is de beslaglegger, die het gelegd beslag niet
binnen de daartoe gestelde termijn door een vordering tot vanwaardeverklaring doet volgen,
verplicht om, op straffe van vergoeding van kosten, schade en interesten, zo daartoe gronden zijn,
de overschrijving in de openbare registers te doen doorhalen binnen acht dagen, nadat de termijn
voor het instellen van de vordering tot vanwaardeverklaring is verstreken.

Artikel 644

Indien de beslaglegger niet voldaan heeft aan het voorschrift van het vorig artikel, wordt
de overschrijving van het proces-verbaal van inbeslagneming in de openbare registers
doorgehaald uit kracht van een verklaring van de griffier van de overeenkomstig het tweede lid
van artikel 640 in het proces-verbaal van beslag aangewezen rechter, vermeldende, dat binnen de
in het vorig artikel genoemde termijn een vordering tot vanwaardeverklaring niet is ingesteld.
De doorhaling van de overschrijving in de openbare registers geschiedt evenzeer:
1°. uit kracht van de toestemming tot doorhaling van de overschrijving van hem, te wiens
verzoeke zij is geschied, blijkende in voege als bepaald in artikel 1224 van het Surinaams
Burgerlijk Wetboek.
2°. uit kracht van het vonnis, houdende last tot opheffing van het beslag; buiten de toestemming
van de belanghebbenden wordt de overschrijving niet doorgehaald dan met inachtneming van
de bepaling van artikel 307 met deze wijziging, dat de termijn van acht dagen na de
betekening van het vonnis vervangen wordt door die van één maand na de uitspraak;
3°. uit kracht van een verklaring van de griffier, vermeldende, dat van de instantie is afstand
gedaan of dat deze is vervallen; indien de zaak naar een andere rechter verwezen is, moet de
hier bedoelde verklaring, met vermelding van het vonnis tot verwijzing, worden afgegeven
door de griffier van het gerecht, waar de zaak ten gevolge van de verwijzing behandeld is.

Artikel 645

De akte, waarbij tot de doorhaling wordt gemachtigd, of een authentiek afschrift van
zodanige akte, alsmede de verklaringen in het vorig artikel vermeld, blijven onder de
hypotheekbewaarder berusten.
Een authentiek uittreksel uit het vonnis houdende last tot opheffing van het beslag moet
hem worden ter hand gesteld.

ZEVENDE AFDELING80

VAN BESLAG OP LUCHTVAARTUIGEN

Artikel 645a

Behoudens de hieronder vermelde afwijkingen zijn ten aanzien van beslag op
luchtvaartuigen de bepalingen van de eerste, tweede, derde en vijfde afdeling van deze titel van
toepassing.
De hieronder vermelde afwijkingen gelden uitsluitend voor Nederlandse en Surinaamse
luchtvaartuigen, zomede voor luchtvaartuigen de nationaliteit bezittende van een vreemde Staat,
ten aanzien van welke het op 29 Mei te Rome gesloten verdrag tot het vaststellen van enige
eenvormige bepalingen inzake conservatoir beslag op luchtvaartuigen van kracht is.
Onder luchtvaartuig wordt verstaan elk toestel, dat in de dampkring kan worden gehouden
tengevolge van de krachten welke de lucht daarop uitoefent.

Artikel 645b

Voor beslag zijn niet vatbaar:
a. luchtvaartuigen, welke bij uitsluiting zijn bestemd voor de dienst van een vreemde
Staat, postvervoer daaronder begrepen, doch met uitsluiting van handelsvervoer;
b. luchtvaartuigen, welke daadwerkelijk in dienst zijn gesteld op een geregelde luchtlijn
van openbaar vervoer en de daarvoor onontbeerlijke reserveluchtvaartuigen;
c. elk ander luchtvaartuig, dat dient voor het vervoer van personen of goederen tegen
betaling, wanneer het gereed staat voor zulk een vervoer te vertrekken; behalve in geval het
beslag wordt gelegd voor een schuld, aangegaan ten behoeve van de reis, welke het luchtvaartuig
op het punt staat te ondernemen of voor een vordering, welke tijdens de reis is ontstaan.
Het bepaalde in het vorig lid is niet van toepassing ten aanzien van beslag, hetwelk wordt
gelegd terzake van terugvordering van een ontvreemd luchtvaartuig.
114

Artikel 645c

Onverminderd het bepaalde in het vorig artikel mag geen beslag op een luchtvaartuig
worden gelegd, indien ter voorkoming daarvan voldoende zekerheid is gesteld. Onmiddellijke
opheffing van gelegd beslag zal worden gelast, wanneer voldoende zekerheid wordt gesteld.
De zekerheid is voldoende, indien zij het bedrag van de schuldvordering en de kosten dekt
en uitsluitend is bestemd voor de betaling van de schuldeiser, of indien zij de waarde van het
luchtvaartuig dekt, ingeval deze geringer is dan het bedrag van de schuld en de kosten.
Wanneer bij het aanbieden van zekerheid ter voorkoming van beslag geschil ontstaat over
het bedrag of de aard der te stellen zekerheid, beslist de Kantonrechter, binnen wiens
rechtsgebied het luchtvaartuig zich bevindt, op verzoek van de meest gerede partij, na verhoor of
behoorlijke oproeping van de wederpartij of van haar vertegenwoordiger. Deze oproeping
geschiedt bij aangetekende brief door de griffier.

Artikel 645d

Wanneer in strijd met de bepalingen der vorige artikelen of zonder wettige grond beslag
op een luchtvaartuig is gelegd, wordt de arrestant veroordeeld tot vergoeding van kosten, schaden
en interessen.
De bepaling in het vorig lid gesteld, is mede van toepassing, wanneer de schuldenaar
zekerheid heeft moeten stellen om een beslag te voorkomen, dat, ware het gelegd, in strijd met
het bepaalde in artikel 645b of zonder wettige grond zou zijn geoordeeld.

VIJFDE TITEL

VAN HET DOEN VAN REKENING EN VERANTWOORDING

Artikel 646

De rekenplichtige, die nalatig is in het doen van rekening, wordt daartoe, na door de
belanghebbende bij de kantonrechter ingediend verzoekschrift, ter terechtzitting opgeroepen; het
geding wordt op de gewone wijze gevoerd.

Artikel 647

Bij het vonnis, waarbij het doen van rekening gelast wordt, bepaalt de rechter tevens de
termijn, binnen welke de rekening aan de wederpartij moet worden betekend en de tot bewijs
strekkende bescheiden tegen ontvangbewijs of door middel van de griffie moeten worden
medegedeeld.

Artikel 648

Ingeval binnen de in het vorig artikel bepaalde termijn de betekening niet heeft plaats
gehad, of indien de rekenplichtige in gebreke blijft om rekening te doen, wordt hij, indien dit
geëist is, daartoe genoodzaakt door de inbeslagneming en de verkoop van zijn goederen tot
zodanig bedrag, als bij het vonnis is bepaald.
Ook is de rechter bevoegd om lijfsdwang tegen hem toe te staan.

Artikel 649

Indien in hoger beroep een vonnis wordt vernietigd, waarbij een eis tot het doen van
rekening en verantwoording was afgewezen, wordt de rekening gedaan en beoordeeld voor en
door de rechter, voor wie de eis is ingesteld geweest, of voor en door zodanige andere rechter, als
bij de beslissing in hoger beroep daartoe is aangewezen.

Art.650

De rekening moet de werkelijke ontvangsten en uitgaven bevatten. Ingeval de ontvangsten
de uitgaven te boven gaan, is degene, aan wie de rekening gedaan wordt, bevoegd om van de
rechter te vorderen een bevelschrift tot de uitbetaling van dat overschot, zonder dat hij geacht
wordt daardoor de rekening te hebben goedgekeurd.
Dit bevelschrift wordt gegeven in de vorm vermeld in artikel 305.

Artikel 651

Binnen de tijd van één maand na de betekening behoort degene, aan wie de rekening
gedaan wordt, deze goed te keuren, of anders aan zijn wederpartij een schriftuur van debat te
doen betekenen, tenzij de rechter, om billijke redenen, aan hem een langer uitstel verleend heeft.
Binnen een gelijke termijn na de betekening van de schriftuur van debat is hij, die de
rekening gedaan heeft, bevoegd om aan zijn wederpartij een memorie van contra-debat te doen
betekenen tot rechtvaardiging van zijn rekening en oplossing van de daartegen ingebrachte
bedenkingen. De wederzijdse bescheiden moeten aan het slot van de memorie worden vermeld;
daarvan wordt mededeling gedaan tegen ontvangbewijs of wel door middel van de griffie.

Artikel 652

Veertien dagen ten langste na de betekening van deze memorie van contra-debat of
dadelijk na het verloop van de daartoe verleende termijn, beveelt de rechter, ten verzoeke van de
eerst gerede partij, dat partijen, op dag, uur en plaats bij bevelschrift bepaald, voor hem zullen
verschijnen, ten einde zich omtrent de betwiste artikelen te verklaren, en, ware het mogelijk, het
daaromtrent eens te worden.
Indien de rekenplichtige alsdan niet verschijnt, is artikel 648 op hem van toepassing.
Indien partijen niet tot overeenstemming komen, maakt de rechter van alles procesverbaal
op; hij deelt aan partijen mondeling mede de dag en het uur van de terechtzitting,
waarnaar hij partijen verwijst; de partijen behoren zich, zonder nadere aanmaning of oproeping,
aldaar te bevinden, ten einde haar belangen mondeling voor te dragen.

Artikel 653

Bij het vonnis, dat op het debat van rekening valt, moet het bedrag van de gehele ontvang
en uitgaaf opgemaakt en het saldo bepaald worden.

Artikel 654

Een herrekening mag niet toegestaan worden op grond van misslagen van berekening,
weglatingen, valse of dubbel gebrachte posten; partijen zijn echter alleen bevoegd om daarvan
aan dezelfde rechter de herstelling te vorderen.

Artikel 655

Indien hij, aan wie de rekening gedaan moet worden, verzuimd heeft zijn schriftuur van
debat te doen betekenen of later op de bij artikel 652 bepaalde wijze zijn belangen voor te dragen,
beslist de rechter op de overgelegde stukken, zonder dat tegen deze beslissing verzet wordt
toegelaten.
Indien, tengevolge van deze beslissing, de rekenplichtige enige gelden verschuldigd is, is
hij bevoegd om deze, totdat zij worden opgevorderd, zonder daarvoor interesten verschuldigd te
zijn, onder zich te houden.

Artikel 656

Een rekenplichtige, die verlangt rekening te doen, wendt zich, bij weigering of nalatigheid
van de belanghebbende om deze op te nemen en te sluiten, bij verzoekschrift tot de rechter, voor
wie de rekenplichtige tot het doen van rekening zou kunnen worden geroepen, met verzoek de
belanghebbende te doen oproepen om de rekening op te nemen en te sluiten.

Artikel 657

In dit geval wordt geprocedeerd op de gewone wijze, met inachtneming van de bijzondere
voorschriften van deze titel.

Artikel 658

Indien echter beneficiaire erfgenamen, de curator in een nalatenschap welke onder het
voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard, de curator in een onbeheerde nalatenschap of een
andere rekenplichtige, verlangt rekening te doen, en deze rekening moet gedaan worden, hetzij
aan een groep van belanghebbenden, hetzij aan belanghebbenden welke slechts ten dele bekend
zijn, hetzij er eindelijk afwezigen onder de belanghebbenden behoren, wenden de rekenplichtigen
zich bij verzoekschrift tot de rechter in artikel 656 vermeld, met verzoek om tegen een bekwame
termijn, alle zo bekende als onbekende of afwezige belanghebbenden te doen oproepen.

Artikel 659

De rechter bepaalt die termijn naar gelang van de vermoedelijke afstand van de woon- of
verblijfplaatsen van de belanghebbenden; hij beveelt tevens, dat van de oproeping, naar mate van
de meer of minder grote belangrijkheid van de zaak, hetzij eens, hetzij meermalen, mededeling
moet worden gedaan in een of meer bij het bevel aangewezen nieuwsbladen en voorts, dat
afschrift daarvan wordt aangeplakt aan de gehoorzaal van de rechter.

Artikel 660

Het bevel houdt bovendien in de last aan de griffier om de bekende belanghebbenden te
allen overvloede bij aangetekende brieven op te roepen, waartoe de verzoeker in zijn
verzoekschrift hun namen en woonplaatsen vermeldt.

Artikel 661

De rekenplichtige legt zijn rekening met de bescheiden, tegen ontvangbewijs, gedurende
de loop van de termijn, ter griffie neder ter inzage van belanghebbenden en kondigt zulks aan in
de nieuwsbladen waarin de oproeping is geplaatst.

Artikel 662

Ten dage dienende behandelt de rechter de zaak en doet van het voorgevallene procesverbaal
opmaken.

Artikel 663

Hij verleent verstek tegen niet-verschenen zo bekende als onbekende belanghebbenden en
beveelt een tweede oproeping, op gelijke wijze als bij de artikelen 659 en 660 is voorgeschreven;
hij houdt ten opzichte van de gedaagden, die verschenen zijn, de zaak aan tot de dag, waarop zij
opnieuw moet dienen.
De rechter verleent op die nadere rechtsdag, indien een of meer der andermaal opgeroepen
belanghebbenden wederom niet verschijnen, daarvan akte; hij behandelt de zaak verder en beslist
daarin.

Artikel 664

Deze beslissing is voor alle partijen verbindend; verzet daartegen is niet toegelaten.
Artikel 665

Indien er een rangregeling moet plaats hebben, geschiedt deze overeenkomstig de
voorschriften daaromtrent in dit wetboek voorkomende.

Artikel 666

De rekenplichtige mag zich, hangende de geschillen over de rangregeling, ontlasten van
het onder hem berustend saldo door overstorting in de kas der gerechtelijke consignatiën; de
rechter is ook bevoegd om zodanige overstorting op de vordering van een of meer der
belanghebbenden te bevelen.

Artikel 667

Indien, in de gevallen bij artikel 658 vermeld, op de aldaar voorgeschreven oproeping
niemand verschijnt, wordt verstek verleend en wordt een tweede oproeping bevolen; indien ook
daarop niemand verschijnt, sluit de rechter de rekening en bepaalt het saldo zodanig als hij op
grond van de bescheiden rechtmatig oordeelt. Tegen dit vonnis is verzet niet toegelaten.

ZESDE TITEL

VAN ENIGE BIJZONDERE RECHTSPLEGING

EERSTE AFDELING

VAN AANBIEDING VAN BETALING EN VAN GERECHTELIJKE

BEWAARGEVING OF CONSIGNATIE

Artikel 668

Het proces-verbaal van aanbod van betaling moet de zaken of de aard der geldspeciën,
welke men aanbiedt, vermelden.
Het aanbod moet geschieden aan de persoon of aan de woonplaats van de schuldeiser en
daarin moet worden opgenomen het antwoord van de schuldeiser of, indien hij afwezig is, van
hem, aan wie het aanbod is gedaan.
Dit antwoord behoort door de schuldeiser, of, bij diens afwezigheid, door hem, die het
antwoord gegeven heeft, te worden ondertekend.
Indien de schuldeiser, of hij, die het antwoord gegeven heeft, weigert te tekenen of
verklaart zulks niet te kunnen doen, moet daarvan melding worden gemaakt in het proces-verbaal;
de notaris of de deurwaarder sluit dit proces-verbaal af, dagtekent en ondertekent het en laat
daarvan een gewaarmerkt afschrift aan de persoon of aan de woonplaats van de schuldeiser, alles
op straffe van nietigheid.
Ingeval de notaris of de deurwaarder noch de schuldeiser, noch iemand van diens
huisgenoten aan zijn woonplaats vindt, handelt hij als in de artikelen 3 en 4 is bepaald.
Artikel 669
Indien de schuldeiser de aangeboden zaak of geldsom niet aanneemt, mag de schuldenaar
haar in gerechtelijke bewaring stellen, mits in acht nemende hetgeen voorgeschreven is in de
artikelen 1425 tot en met 1433 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek.

Artikel 670

De eis tot vanwaarde- of tot nietigverklaring van de gedane aanbiedingen of van de
bewaargeving wordt als een gewone vordering behandeld. Indien zodanige aanbieding of
bewaargeving in een hangende zaak voorkomt, wordt zij als een incident behandeld.

Artikel 671

De vrijwillige of de gerechtelijke bewaargeving verkort geenszins de rechten welke uit
gedane inbeslagneming, zo die heeft plaats gehad, zijn ontstaan; zij moet aan de beslagleggers en
opposanten worden betekend.

TWEEDE AFDELING81

VAN DE MACHTIGING VAN EEN GETROUWDE VROUW

Artikel 672-82

De echtgenoot die de beslissing van de rechter wil inroepen krachtens de artikelen 158 lid
4, 159 lid 4 of 5, 160 lid 4, 161, 162 lid 2, 163 lid 2, 165 of 172 lid 4 van het Surinaams
Burgerlijk Wetboek moet dit doen bij verzoekschrift.
Bevoegd is de kantonrechter van de woonplaats van de andere echtgenoot, en indien
alleen de verzoeker woonplaats in Suriname heeft, de kantonrechter van diens woonplaats.
De rechter kan, alvorens te beslissen, bloed- en aanverwanten van de echtgenoten horen.
In elke instantie beslist de rechter zo spoedig mogelijk; de griffier zendt onverwijld een
afschrift van de eindbeschikking aan ieder der echtgenoten bij aangetekende brief.
Hoger beroep staat alleen open voor de echtgenoten binnen veertien dagen na de dag van
verzending van het afschrift der beschikking.

Artikel 673-83

Vervallen.

Artikel 674-84

Vervallen.

DERDE AFDELING

VAN STUITING VAN EEN HUWELIJK

Artikel 675

De akte, waarin tot stuiting van een huwelijk verzet gedaan wordt, moet bevatten de
gronden van het verzet, de hoedanigheid, welke aan de opposant recht geeft om tegen het
huwelijk op te komen, en de keuze van een woonplaats in de plaats of plaatsen, waar het huwelijk
moest voltrokken worden; alles op straffe van nietigheid. Zij moet zowel aan de ambtenaar van
de burgerlijke stand als aan de partij, tegen welke het verzet gericht is, worden betekend.

Artikel 676

De eis tot opheffing van de stuiting moet op de gewone wijze worden aangebracht en
behandeld voor de rechter binnen wiens rechtsgebied woonplaats is gekozen, die daarop zo
spoedig mogelijk beslist.
Indien woonplaats is gekozen binnen het rechtsgebied van meer dan een kantonrechter,
wordt de zaak aangebracht voor een van die kantonrechters, ter keuze van de aanlegger.

Artikel 677

Tegen het vonnis, waarbij op de vordering tot opheffing van de stuiting van het huwelijk
is beslist, wordt uiterlijk binnen veertien dagen hoger beroep toegelaten.

DERDE AFDELING A85

VAN ADOPTIE

Artikel 677a

1. Een verzoek om adoptie wordt in vijfvoud schriftelijk ingediend bij de bevoegde
kantonrechter.
2. Bevoegd tot behandeling van het verzoek is de kantonrechter van de woonplaats van het
kind of, zo het geen woonplaats in Suriname heeft, van zijn werkelijk verblijf; heeft het
kind in Suriname noch zijn woonplaats noch zijn werkelijk verblijf, dan is de kantonrechter
in het eerste kanton bevoegd.
3. Het verzoekschrift vermeldt, sedert welk tijdstip het kind door de adoptanten is verzorgd,
waar zij sedert dat tijdstip hebben gewoond, en voorts de naam, de voornamen en de woonof
verblijfplaats van de adoptanten, van het kind, van zijn voogd, van zijn toeziende voogd
en van zijn ouders, alsmede van vier der naaste meerderjarige bloedverwanten van de
adoptanten en van het kind, bij voorkeur uit beide liniën.
4. Bij het verzoekschrift worden in afschrift overgelegd:
a. de akten van geboorten van het kind en de adoptanten dan wel, voor zover zulke akten
ontbreken, de daarvoor in de plaats tredende akten van bekendheid als bedoeld in artikel
125 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek;
b. de huwelijksakte van de adoptanten.
5. De krachtens het vorige lid vereiste afschriften van akten van de burgerlijke stand
vermeldende aantekeningen, welke zich op de kant der akten mochten bevinden. Zij
moeten binnen drie maanden vóór de dag der indiening van het verzoek zijn afgegeven.

Artikel 677b

1. De griffier tekent de datum van indiening op het verzoekschrift aan en zendt - tenzij de
kantonrechter zich aanstonds onbevoegd verklaart, dan wel het verzoek afwijst wegens het
kennelijk niet vervuld zijn van de wettelijke voorwaarden voor inwilliging - onverwijld een
afschrift van het verzoekschrift aan de voogdijraad.
2. De voogdijraad stelt een onderzoek in en brengt binnen drie maanden, behoudens de
mogelijkheid van verlenging van deze termijn door de kantonrechter, rapport en advies uit
over de verzochte adoptie. In gevallen, waarin de beslissing op het verzoek krachtens
artikel 342m van het Surinaams Burgerlijk Wetboek moet worden aangehouden, kan de
voogdijraad volstaan met een voorlopig rapport.
3. De in het vorige lid bedoelde stukken worden ter griffie ingediend, waarna de
kantonrechter de dag vaststelt, waarop het verzoek ter terechtzitting zal worden behandeld.
4. Moet de beslissing krachtens artikel 342m van het Surinaams Burgerlijk Wetboek worden
aangehouden, dan kan de kantonrechter bevelen dat, na verloop van een door hem te
bepalen termijn, een nader rapport met advies door de voogdijraad zal worden uitgebracht
en ter griffie ingediend.
Van het bevel geeft de griffier kennis aan de verzoekers op de door de kantonrechter te
bepalen wijze. In dit geval kan de vaststelling van de dag der terechtzitting worden
opgeschort, totdat het nadere rapport met advies is ingediend.
5. Dadelijk na de vaststelling van de dag der terechtzitting worden door de griffier de
verzoekers, de moeder, de vader die tot het kind in burgerlijke betrekkingen staat, de
voogd, de toeziende voogd en de voogdijraad, bij aangetekende brief of op een andere door
de kantonrechter te bepalen wijze, opgeroepen om op de terechtzitting te verschijnen. Bij
de oproeping van ieder der ouders wordt, indien zij per brief geschiedt of wordt betekend,
een afschrift van het verzoekschrift gevoegd.

Artikel 677c

1. De behandeling geschiedt ter terechtzitting met gesloten deuren, waartoe de kantonrechter
om bijzondere redenen toegang kan verlenen.
2. De zakelijke inhoud van de stukken, bedoeld in artikel 677b leden 2 en 4, wordt uiterlijk
op de eerste terechtzitting ter kennis van de verzoekers en van de ouders gebracht.
3. Strekt het verzoek tot adoptie van een wettig kind en is een der ouders overleden, dan
doet de kantonrechter zo mogelijk twee der naaste bloed- of aanverwanten van de
overledene ten verhore oproepen. In alle gevallen kan hij bloed- en aanverwanten van de
adoptanten en van het kind, alsmede getuigen en deskundigen, horen. Het verhoor
geschiedt ter terechtzitting. De oproeping geschiedt door de griffier bij aangetekende brief
of op een andere door de kantonrechter te bepalen wijze.
4. Wanneer geen van beide adoptanten voogd over het kind is, voorziet de kantonrechter
vooraf in de voogdij, zo daartoe gronden zijn, en, voor zover nodig, met gelijktijdige
ontheffing of ontzetting van de ouderlijke macht; hiertegen staat geen afzonderlijk beroep
open. Is de voorziening gegeven, dan kan de kantonrechter het onderzoek op de
terechtzitting voor een termijn van ten hoogste zes maanden schorsen.
5. In gevallen waarin het kind op de voor de terechtzitting bepaalde dag twaalf jaar of ouder
is, en voorts in gevallen waarin de kantonrechter dit wenselijk acht, wordt het in raadkamer
gehoord, na daartoe op een door de kantonrechter te bepalen wijze te zijn opgeroepen; zo
nodig geeft de kantonrechter, door tussenkomst van het openbaar ministerie een bevel tot
medebrenging. Hij kan ook anderen uitnodigen bij het verhoor van het kind aanwezig te
zijn.
6. Alvorens het onderzoek wordt gesloten, stelt de kantonrechter de voogdijraad in de
gelegenheid nader mondeling advies ter terechtzitting uit te brengen; vervolgens deelt hij
dag en uur van de uitspraak mede.
7. Het vonnis wordt in het openbaar uitgesproken.

Artikel 677d

1. Indien het verzoek is ingewilligd, wordt het vonnis vanwege de voogdijraad zo spoedig
mogelijk betekend aan de moeder en aan de vader die in burgerlijke betrekkingen tot het
kind staat.
2. De kosten der betekeningen komen ten laste van het Land.

Artikel 677e

1. Van het vonnis en, indien artikel 677d lid 5 is toegepast, van de vooraf gegeven
voorziening in de voogdij kunnen in hoger beroep komen:
a. indien het verzoek is afgewezen: de verzoeker;
b. indien het verzoek is ingewilligd of in de voogdij is voorzien: de voogdijraad, alsmede
ieder der ouders, met uitzondering van de vader die niet in burgerlijke betrekkingen tot
het kind staat.
2. Het beroep wordt ingesteld bij verzoekschrift binnen dertig dagen waarop het vonnis is
uitgesproken. De griffier zendt onverwijld een afschrift van het verzoekschrift aan de
voogdijraad, tenzij deze het beroep zelf heeft ingesteld.
3. De artikelen 677b lid 5, 677c leden 1 en 3 tot en met 7, en 677d vinden overeenkomstige
toepassing.
4. Het Hof van Justitie kan, zo het daartoe termen vindt, ook buiten het geval voorzien in
artikel 677b lid 4, een nader rapport met advies door de voogdijraad doen uitbrengen.

Artikel 677f

1. Een verzoek tot het herroepen van een adoptie wordt schriftelijk, met redenen omkleed, in
vijfvoud ingediend bij de kantonrechter, die op het verzoek tot het uitspreken van de
adoptie in eerste aanleg heeft beslist.
2. Het verzoekschrift vermeldt de naam, de voornamen en de woon- of verblijfplaats van de
verzoeker, van zijn echtgenoot, van zijn kinderen, van zijn adoptief-ouders, van zijn
natuurlijke ouders, alsmede van vier der naaste meerderjarige bloedverwanten van zijn
adoptief-ouders en van zijn natuurlijke ouders, bij voorkeur uit beide liniën.
3. Bij het verzoekschrift worden in afschrift overgelegd:
a. de akte van geboorte van de verzoeker dan wel, voor zover deze mocht ontbreken, de
daarvoor in de plaats tredende akte van bekwaamheid als bedoeld in artikel 125 van het
Surinaams Burgerlijk Wetboek;
b. de akte van inschrijving van de adoptie.
4. Artikel 677a lid 5 vindt overeenkomstige toepassing.

Artikel 677g

1. De griffier tekent de datum van indiening op het verzoekschrift aan.
2. De kantonrechter stelt de dag vast, waarop het verzoek ter terechtzitting zal worden
behandeld.
Desgeraden wint hij tevoren het advies van de voogdijraad in.
3. Dadelijk na de vaststelling van de dag der terechtzitting worden door de griffier de
verzoeker, diens adoptief-ouders, natuurlijke ouders en echtgenoot alsmede de voogdijraad,
bij aangetekende brief op een andere door de kantonrechter te bepalen wijze, opgeroepen
om op de terechtzitting te verschijnen. Bij de oproeping van ieder der adoptief-ouders
wordt, indien zij per brief geschiedt of wordt betekend, een afschrift van het verzoekschrift
gevoegd.

Artikel 677h

1. De behandeling geschiedt ter terechtzitting met gesloten deuren, waartoe de kantonrechter
om bijzondere redenen toegang kan verlenen.
2. Indien het advies van de voogdijraad is ingewonnen, wordt de zakelijke inhoud daarvan
uiterlijk op de eerste terechtzitting ter kennis van de verzoeker en van de adoptief-ouders
gebracht.
3. Artikel 677c, leden 6 en 7, vindt overeenkomstig toepassing.

Artikel 677i

1. Indien het verzoek is toegewezen, wordt het vonnis vanwege de voogdijraad zo spoedig
mogelijk aan ieder der adoptief-ouders betekend.
2. De kosten der betekeningen komen ten laste van het Land.

Artikel 677j

1. Van het vonnis kunnen in hoger beroep komen:
a. indien het verzoek is afgewezen: de verzoeker;
b. indien het verzoek is ingewilligd: de voogdijraad, zo de verzoeker een kind heeft,
alsmede ieder der adoptief-ouders.
2. Het beroep wordt ingesteld bij verzoekschrift binnen dertig dagen na de dag waarop het
vonnis is uitgesproken. De griffier zendt onverwijld een afschrift van het verzoekschrift
aan de voogdijraad, tenzij deze het beroep zelf heeft ingesteld.
3. De artikelen 677c leden 6 en 7, 677g, 677h leden 1 en 2, en 677i vinden overeenkomstige
toepassing.

Artikel 677k

Van alle uitspraken, in deze afdeling voorzien, zendt de griffier een afschrift aan de
voogdijraad.

VIERDE AFDELING86

VAN DE OPHEFFING VAN DE GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN

Artikel 678

Geen rechtsgeding tot opheffing van de gemeenschap van goederen kan worden
aangevangen zonder verlof van de kantonrechter van de woonplaats van de gedaagde en indien
alleen de eiser woonplaats in Suriname heeft, van de kantonrechter van diens woonplaats.

Artikel 679

De echtgenoot die opheffing van de gemeenschap vraagt, wendt zich tot de rechter met
een verzoekschrift, bevattende de gronden van de eis.
De rechter in eerste aanleg zal bij bevelschrift, geplaatst op het verzoekschrift, partijen
gelasten om op een bepaalde dag en een bepaald uur in persoon voor hem te verschijnen, teneinde
een vereniging te beproeven.
De rechter laat dit bevelschrift en dit verzoekschrift tenminste drie dagen voor de
bepaalde dag van verschijning aan partijen betekenen.

Artikel 680

Ingeval de verzoeker op de bepaalde dag niet verschijnt, zonder van een wettige reden te
doen blijken wordt het verzoek als vervallen beschouwd.
Indien partijen, beiden verschenen zijnde, niet verenigd kunnen worden, of indien de
andere echtgenoot, behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen, verleent de rechter verlof tot het
indienen van een verzoekschrift tot opheffing van de gemeenschap.

Artikel 681

De eis wordt bekend gemaakt in een of meer door de rechter aangewezen dagbladen.
De bekendmaking moet behelzen:
1. de vermelding van de eis tot opheffing van de gemeenschap van goederen en de
dagtekening van het verzoekschrift bevattende de eis;
2.de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van ieder der echtgenoten.

Artikel 682

De maatregelen die de eiser krachtens artikel 186, 2e lid van het Surinaams Burgerlijk
Wetboek mag nemen, zijn verzegeling, boedelbeschrijving en waardering van goederen der
gemeenschap, alsmede conservatoir beslag op goederen der gemeenschap overeenkomstig de tien
volgende artikelen.

Artikel 683

Het verlof om een of meer van deze maatregelen te nemen kan aan de rechter worden
gevraagd bij of na het indienen van het verzoekschrift in artikel 679 bedoeld.
De rechter kan alvorens dit verlof te verlenen, de gedaagde oproepen.

Artikel 684

Op het beslag op roerende goederen van de gemeenschap, andere dan schepen, zijn
toepasselijk te artikelen 314, eerste lid, tweede zin. en derde lid, 317-319, 321, 322, eerste lid,
326-328 en 597 van dit wetboek.
Op het beslag op schepen van de gemeenschap zijn de artikelen 444 eerste, tweede en
derde lid, 445, met uitzondering van het bepaalde omtrent de gevorderde sommen, 446 en 447
toepasselijk.
Voor de toepassing van artikel 319 treedt de waarde van het in beslag te nemen goed in de
plaats van het bedrag der vordering, waarvoor het beslag wordt gelegd.
Tot bewaarders van het goed mogen niet worden aangesteld de arrestant, noch de
kinderen of kleinkinderen van de echtgenoten of een hunner, tenzij met uitdrukkelijke
toestemming van de andere echtgenoot.

Artikel 685

Onder het beslag mogen niet begrepen worden de roerende goederen, waarvan de andere
echtgenoot aantoont, dat zij niet tot de gemeenschap behoren.

Artikel 686

Hij die de eigenaar beweert te zijn van een in beslag genomen goed, kan tegen de
inbeslagneming opkomen op de wijze in artikel 329 bedoeld.

Artikel 687

Wanneer uit kracht van het verlof uit artikel 683 onder een derde op gelden of goederen,
aan de gemeenschap verschuldigd of toebehorend, beslag wordt gelegd met verzet tegen de
afgifte daarvan, houdt het exploit behalve de gewone vereisten ervan op straffe van nietigheid de
keuze in van een woonplaats ter plaatse waar de derde woonachtig is.
Het artikel 347a van dit wetboek is van overeenkomstige toepassing.
Binnen acht dagen na het doen van het beslag is de arrestant verplicht op straffe van
nietigheid het aan de andere echtgenoot te betekenen.
Binnen een maand nadat het vonnis houdende opheffing van de gemeenschap in kracht
van gewijsde is gegaan, is de beslaglegger verplicht bij de bevoegde rechter van de derdegearresteerde
onder overlegging van een afschrift van het vonnis een verzoekschrift in te dienen
teneinde de derde-gearresteerde te doen oproepen om ter terechtzitting verklaring te doen van
hetgeen hij van de gemeenschap onder zich heeft of haar verschuldigd is en voorts om te worden
veroordeeld tot afgifte aan de rechthebbende overeenkomstig de akte van scheiding en deling
binnen veertien dagen nadat deze hem zal zijn betekend.
De artikelen 605-614 en de eerste zinsnede van artikel 615 zijn van overeenkomstige
toepassing.

Artikel 688

Op het beslag op onroerende goederen van de gemeenschap is artikel 640, eerste lid,
toepasselijk.

Artikel 689

Het vonnis houdende afwijzing van de eis tot opheffing van de gemeenschap beveelt
tevens de opheffing van het beslag.
Bij toewijzing van de eis houdt het beslag op de door de werkelijke verdeling van de
goederen der gemeenschap.

Artikel 690

Op verzoek van de andere echtgenoot kan de rechter die verlof tot beslag heeft verleend,
gehele of gedeeltelijke opheffing van het beslag verlenen of machtiging geven tot vervreemding,
bezwaren, verhuur van in beslag genomen goederen, een en ander onder zodanige voorwaarden
als hij nodig zal achten.
De rechter beslist niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de arrestant. Van zijn
beslissing staat hoger beroep open binnen veertien dagen na de dagtekening van de beschikking.

Artikel 691

De overschrijving van het beslag op de onroerende goederen of teboekgestelde schepen
wordt in de openbare registers doorgehaald:
1. uit kracht van de toestemming van de eiser, blijkende overeenkomstig artikel 1224 van
het Surinaams Burgerlijk Wetboek;
2. uit kracht van een bevel tot opheffing van het beslag.
Buiten de toestemming van de belanghebbende wordt de overschrijving niet doorgehaald
dan met inachtneming van artikel 307 van dit wetboek;
3. uit kracht van een verklaring van de griffier bij het gerecht of rechterlijk college, waar
de eis tot opheffing van de gemeenschap laatstelijk aanhangig was dat van de instantie is afstand
gedaan, deze is vervallen of dat de vordering is afgewezen en geen hogere voorziening meer
openstaat;
4. ambtshalve door de hypotheekbewaarder bij de overschrijving van de akte van
scheiding der huwelijksgemeenschap of een uittreksel daarvan.
Artikel 645 van dit wetboek is ook hier van toepassing.

Artikel 692

Het beslag verhindert de inbeslagneming en uitwinning van de goederen door derden
wegens schulden door de andere echtgenoot na de inbeslagneming aangegaan.
Het overschot van de opbrengst ener door derden vervolgde uitwinning wordt ten behoeve
van de belanghebbenden geconsigneerd.

Artikel 693

Behoudens de voorzieningen, strekkende tot behoud van recht, mag op de eis tot
opheffing van de gemeenschap geen vonnis worden uitgesproken, dan een maand nadat de in
artikel 681 voorgeschreven bekendmaking heeft plaats gehad.

Artikel 694

De enkele bekentenis van de gedaagde geldt niet als bewijs.

Artikel 695

De opheffing van de gemeenschap wordt openbaar gemaakt door de plaatsing van een
uittreksel van het vonnis in het Advertentieblad van de Republiek Suriname.
Dat uittreksel moet bevatten de dagtekening van het vonnis en de aanduiding van het
gerecht dat het heeft gewezen, alsmede de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van
ieder der echtgenoten. De gronden, waarop het vonnis berust, mogen in het uittreksel niet worden
opgenomen.
In het vonnis kan worden bepaald, dat de openlijke bekendmaking tevens omvat de
plaatsing van een uittreksel, als bedoeld in het vorige lid van dit artikel, in een of meer in het
vonnis aangewezen dagbladen.

VIJFDE AFDELING

VAN ECHTSCHEIDING

Artikel 696-87

De echtgenoot, die een eis tot echtscheiding wil doen, dient daartoe aan de kantonrechter
in een verzoekschrift, bevattende de opgave van de feiten, welke duurzame ontwrichting van het
huwelijk ten gevolge hebben en van de in te stellen eis, met bijvoeging van de tot bewijs
strekkende stukken. De eisende echtgenoot in persoon moet dit verzoekschrift aan de
kantonrechter overhandigen. De kantonrechter houdt hem zodanige bedenkingen voor, als hij
raadzaam oordeelt.
Indien de eiser wettelijk verhinderd is om zich bij de kantonrechter te vervoegen, begeeft
deze zich naar des eisers woonplaats om hem zijn bedenkingen onder het oog te brengen.

Artikel 697

Indien de eiser volhardt, gelast de kantonrechter dat beide echtgenoten op een bepaalde
dag en uur voor hem zullen verschijnen.
Het bevel wordt aangetekend op het verzoekschrift; de griffier zendt er een afschrift van aan de
verweerder.

Artikel 698

De echtgenoten zijn gehouden in persoon te verschijnen; zij mogen zich niet door
nabestaanden of raadslieden doen bijstaan.

Artikel 699

Op de bepaalde dag maakt de kantonrechter aan beide echtgenoten of aan de eiser, indien
deze alleen verschenen is, zodanige aanmerkingen als hij raadzaam oordeelt om een verzoening
te weeg te brengen. Ingeval de eiser niet verschijnt, zonder van enige wettige reden te doen
blijken, wordt het verzoek tot echtscheiding gehouden voor vervallen.
Van de uitslag van deze verschijning doet de rechter een proces-verbaal opmaken.

Artikel 700-88

De kantonrechter is bevoegd om, bij niet vereniging, voor de duur van het geding, partijen
te ontslaan van de verplichting tot samenwoning, waarbij hij tevens kan bepalen, dat een der
echtgenoten bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, en voorts
bevelen dat aan de andere echtgenoot de goederen tot diens dagelijks gebruik strekkende, zullen
worden ter hand gesteld;
Insgelijks mag hij bij voorraad bepalen, bij wie der echtgenoten de kinderen inmiddels
zullen verblijven; indien de kinderen niet reeds in de feitelijke macht van die echtgenoot zijn,
wordt in de beschikking tevens de afgifte van de kinderen aan deze bevolen; de bepalingen van
het tweede, derde, vierde en vijfde lid van artikel 371e bis van het Surinaams Burgerlijk Wetboek
zijn ten deze toepasselijk.
De kantonrechter is ook bevoegd om, daartoe gronden vindende, de som te bepalen, welke
de ene echtgenoot voorlopig moet verstrekken tot onderhoud van de andere echtgenoot en van de
kinderen welke bij hem verblijven, en tevens voorlopig een omgangsregeling vast te stellen
tussen het kind en de ouder bij wie het niet verblijft.
Deze beschikkingen behouden gedurende het rechtsgeding haar kracht, totdat de rechter
omtrent het onderwerp van die beschikkingen heeft beslist. Indien de rechter niet gebruik maakt
van de bevoegdheid, hem bij artikel 267 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek toegekend,
blijven de beschikkingen krachtens dit artikel betreffende de kinderen van kracht totdat het
vonnis, waarbij de eis tot echtscheiding is afgewezen, kracht van gewijsde heeft verkregen, of, in
geval van toewijzing van die eis, totdat een maand is verlopen, nadat de dientengevolge gegeven
beschikking tot voorziening in de voogdij kracht van gewijsde heeft verkregen.

Artikel 701-89

Vervallen.

Artikel 702-90

Indien de kantonrechter de echtgenoten niet heeft kunnen verenigen, wordt de zaak verder
op de gewone wijze behandeld; het vonnis wordt in het openbaar uitgesproken.
Indien er gronden zijn om bewijs bij getuigen toe te laten, heeft het verhoor van de
getuigen volgens de gewone regelen, doch met gesloten deuren plaats.

Artikel 703-91

De incidentele vorderingen, gedaan naar aanleiding van de artikelen 266 en 267 van het
Surinaams Burgerlijk Wetboek, en die tot wijziging of opheffing van de beschikkingen bedoeld
bij artikel 700 moeten met redenen omkleed ter terechtzitting worden gedaan.
De maatregelen welke hij die echtscheiding vraagt, naar aanleiding van artikel 268 van
het Surinaams Burgerlijk Wetboek mag nemen tot behoud van zijn recht, zijn dezelfde als die,
welke hem in geval van een eis tot opheffing van de gemeenschap van goederen in artikel 682
van dit wetboek zijn toegekend.
Hij zal echter tot het leggen van conservatoir beslag alleen verlof kunnen bekomen in
geval van gegronde vrees voor verduistering.

Artikel 704-92

De formaliteiten, voor de vordering tot echtscheiding voorgeschreven, zijn mede
toepasselijk op de vordering tot scheiding van tafel en bed als in artikel 286 van het Surinaams
Burgerlijk Wetboek bedoeld.
Het voorschrift van artikel 1931, tweede en derde lid, van het Surinaams Burgerlijk
Wetboek is toepasselijk, zowel bij de vordering tot scheiding van tafel en bed wegens bepaalde
oorzaak, als bij de vordering tot echtscheiding; met deze wijziging echter voor de beide
rechtsgedingen, dat de ouders en kinderen der echtgenoten zich van het geven van getuigenis
mogen verschonen.

Artikel 705

Het vonnis, waarbij echtscheiding of scheiding van tafel en bed uitgesproken wordt, moet
openbaar worden gemaakt op de wijze, bij artikel 691 vastgesteld.

ZESDE AFDELING

VAN DE WIJZE VAN PROCEDEREN IN ZAKEN BETREFFENDE ONDERHOUD

Artikel 706

De rechtsvorderingen, uitsluitend strekkende tot:
1°. bepaling van een uitkering tot onderhoud, verschuldigd krachtens het eerste boek van het
Surinaams Burgerlijk Wetboek,
2°. wijziging of intrekking van een vonnis of een beschikking, waarbij een beslissing over
zodanige uitkering is gegeven,
3°. wijziging of intrekking van een door partijen terzake van zodanig onderhoud getroffen
regeling, worden ingesteld bij verzoekschrift.
Onder onderhoud is begrepen onderhoud en opvoeding van een minderjarige.
Het verzoekschrift bevat de feiten en omstandigheden, waarop de vordering is gegrond, en
wordt met de tot staving dienende bescheiden ingediend bij de kantonrechter, met zoveel
afschriften als er verweerders zijn.
De kantonrechters van de woonplaats van de verzoeker, van de verweerder of van een der
verweerders, ter keuze van de verzoeker, zijn bevoegd om van de in het eerste lid genoemde
vorderingen kennis te nemen.

Artikel 707-93

De griffier tekent op het verzoekschrift de dag van ontvangst aan en zendt onverwijld bij
aangetekende brief een afschrift van het verzoekschrift en van de daarbij behorende bescheiden
aan iedere verweerder toe. Daarbij wordt een kennisgeving gevoegd, vermeldende de tijd, binnen
welke volgens het laatste lid van dit artikel een verweerschrift kan worden ingediend, en het
gevolg, door het eerste lid van het volgende artikel aan het niet-indienen verbonden. Indien noch
de woonplaats, noch de verblijfplaats van de verweerder bekend is, plaatst de griffier onverwijld
een oproeping tot het afhalen van de voor hem bestemde stukken in een of meer door de
kantonrechter aangewezen nieuwsbladen.
De verweerder dient binnen drie weken, indien hij woon- of verblijfplaats in Suriname
heeft, en anders binnen vijf weken, na de dag van afzending of oproeping, een verweerschrift bij
de rechter in.

Artikel 708-94

De rechter wijst de vordering zonder verder verhoor van partijen toe, indien niet binnen
de wettelijke termijn een verweerschrift is ingekomen, ten ware de vordering hem onrechtmatig
of ongegrond voorkomt.
Indien de verweerder geen bekende woon- of verblijfplaats in Suriname heeft, bedraagt de
termijn van verzet vijf weken.
Iedere verweerder, die niet in deze beschikking heeft berust, is bevoegd om bij
verzoekschrift tegen haar in verzet te komen binnen acht dagen nadat de beschikking of enige uit
kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte hem in persoon is betekend
of na het plegen door hem van enige daad, waaruit noodzakelijk voortvloeit, dat de beschikking
of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is.
Het verzoekschrift gaat vergezeld van een afschrift, dat de griffier onverwijld aan de
oorspronkelijke verzoeker toezendt.

Artikel 709

Indien binnen de wettelijke termijn een verweerschrift of indien een verzoekschrift tot
verzet is ingekomen, bepaalt de rechter een dag voor het verhoor van partijen en, in geval de
voogdijraad partij is, van degene onder wiens ouderlijke macht of voogdij de minderjarige staat.
Zijn er meer verweerders, dan wordt, zolang deze niet allen een verweerschrift hebben ingediend,
met het bepalen van de dag gewacht tot na afloop van de voor de indiening van verweerschriften
geldende termijn.
De rechter is bevoegd om, naar gelang de vordering het onderhoud van een meerderjarige
of een minderjarige betreft, het schriftelijk advies in te winnen van de voogdijraad, voor zover
deze niet partij is in het geding.
Het advies wordt uitgebracht binnen een door de rechter gestelde termijn en ligt ter griffie
voor de partijen, ouders en voogden ter inzage. De oproeping, in het volgend artikel bedoeld, zal
de betrokkenen dienaangaande inlichten.
De rechter is bevoegd om in elke stand van de zaak aan ieder der partijen de verstrekking
van bepaalde, door bewijsstukken gestaafde, gegevens nopens eigen inkomen of vermogen te
bevelen, waarvan hij kennisneming nodig acht.

Artikel 710

De oproeping van de partijen, ouders en voogden geschiedt bij brieven van de griffier, te
verzenden uiterlijk op de tweede dag na ontvangst van het in het voorgaand artikel bedoeld
advies of na afloop van de daarvoor gestelde termijn en, heeft de rechter zodanig advies niet
ingewonnen, nadat het verhoor bepaald is. Heeft een hunner noch een bekende woonplaats noch
een bekende verblijfplaats, dan plaatst de griffier de voor hem bestemde oproeping onverwijld in
een of meer door de rechter aangewezen nieuwsbladen.

Artikel 711

De rechter is bevoegd om tegen de dag van het verhoor of een nadere dag verhoor van
getuigen over bepaalde feiten te bevelen. De getuigen worden zo mogelijk in de beschikking
aangewezen en door de meest gerede partij opgeroepen of medegebracht.
Partijen mogen bij haar verzoekschrift of verweerschrift het verlangen te kennen geven,
dat door haar met naam en woonplaats aangeduide personen als getuigen worden gehoord.
De artikelen 141, 143, 144, 145, 146, 147, 150, 151 en 152 zijn op de getuigenverhoren
van overeenkomstige toepassing.
Na afloop van het verhoor of het nadere verhoor deelt de rechter mede, wanneer de
uitspraak zal plaats vinden. De rechter beschikt ten spoedigste.

Artikel 712

De griffier houdt proces-verbaal van hetgeen ter gelegenheid van het verhoor voorvalt,
met vermelding van de zakelijke inhoud van de verklaringen van partijen, ouders, voogden en
getuigen.
De rechter is bevoegd te gelasten, dat in het proces-verbaal van enige bepaalde verklaring
aantekening zal worden gedaan.
De rechter, die het verhoor heeft bijgewoond, en de griffier stellen het proces-verbaal zo
spoedig mogelijk na afloop van het verhoor vast en ondertekenen het.

Artikel 713

De beschikkingen, bedoeld in de artikelen 708, eerste lid, en 711, laatste lid, zijn op
straffe van nietigheid met redenen omkleed en worden in het openbaar uitgesproken. Zij kunnen
uitvoerbaar worden verklaard bij voorraad.
Ten aanzien van de proceskosten geldt het bepaalde in de artikelen 60-64.

Artikel 713a-95

Aan de partij, die niet persoonlijk of bij gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is
geweest, doet de kantonrechter de inhoud daarvan mededelen op de wijze, als bij artikel 119
derde lid bepaald.

Artikel 714-96

De verzoeker, wiens vordering geheel of gedeeltelijk is afgewezen, en de verweerder,
tegen wie na een verhoor van partijen, als bedoeld in artikel 709, de vordering geheel of
gedeeltelijk is toegewezen ongeacht of hij al dan niet tegenspraak gevoerd heeft of bij het verhoor
verschenen is, mag van 's rechters beschikking binnen tenzij hij in de beschikking heeft berust, in
hoger beroep komen bij het Hof van Justitie binnen dertig dagen, gerekend van de dag van de
uitspraak, of, indien de verzoeker in beroep niet bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, binnen
dertig dagen, gerekend van de dag, waarop hem de beschikking is medegedeeld.
De behandeling van het hoger beroep heeft plaats op dezelfde wijze als die in eerste
aanleg.

ZESDE AFDELING A97

VAN DE WIJZE VAN PROCEDEREN IN ZAKEN BETREKKELIJK

TOT EEN HUURKOOP

Artikel 714a

De behandeling van zaken betrekkelijk tot een huurkoop geschiedt overeenkomstig de
gewone regelen, voor zover daarvan niet bij de navolgende artikelen of elders is afgeweken.

Artikel 714b

De eisende partij zal te harer keuze ter griffie van het kantongerecht binnen welks
rechtsgebied de wederpartij woonachtig is, haar bedrijf gevestigd heeft, woonplaats heeft
gekozen of de verkochte zaak aan de koper is overgedragen, indienen een verzoekschrift, waarbij
de kantonrechter verzocht wordt een dag te bepalen, waarop de zaak ter terechtzitting zal worden
behandeld.
Bij gebreke van een door het vorig lid aangewezen rechter, wordt het verzoekschrift
ingediend ter griffie van het kantongerecht binnen welks rechtsgebied de eiser woonachtig is, zijn
bedrijf gevestigd heeft of woonplaats heeft gekozen.
Het verzoekschrift bevat verder de gegevens overeenkomstig de gewone regelen.
Daarbij worden gevoegd zoveel afschriften als er wederpartijen bij de zaak betrokken
zijn.

Artikel 714c-98

De verkoper, die een bevel tot teruggave bij voorraad van een in huurkoop overgedragen
zaak verlangt, wendt zich bij met redenen omkleed verzoekschrift tot de kantonrechter.
Deze zal de teruggave bevelen, indien hem de gegrondheid van het verzoek aannemelijk
wordt gemaakt.
Alvorens te beschikken, kan de rechter de koper horen.
Bij het bevelschrift kan de rechter bevelen, dat bij de tenuitvoerlegging tot een door hem
te bepalen bedrag zekerheid zal worden gesteld voor de daardoor te veroorzaken kosten, schaden
en interessen.
De bevolen zekerheid wordt aangeboden bij de betekening van het bevelschrift, welke aan
de tenuitvoerlegging voorafgaat.
De beschikking, waarbij het bevel wordt verleend, kan worden verklaard uitvoerbaar bij
voorraad, niettegenstaande hoger beroep, zelfs op de minuut.
Binnen drie weken na het verleend bevel zal de verkoper de vordering tot ontbinding der
overeenkomst dan wel tot teruggave der zaak of bevestiging der teruggave bij voorraad moeten
aanhangig maken. Bij gebreke van dien, alsmede bij afwijzing der vordering, zal de verkoper die
het bevel mocht hebben tenuitvoergelegd, gehouden zijn de koper deswege schadeloos te stellen
en de vroegere toestand te herstellen.

ZESDE AFDELING B99

VAN DE WIJZE VAN PROCEDEREN IN AMBTENARENZAKEN

Artikel 714d-100

Vorderingen als bedoeld in artikel 79 eerste lid, van de Personeelswet worden ter griffie
van het Hof van Justitie bij verzoekschrift ingediend.
De griffier tekent op het verzoekschrift de dag van ontvangst aan en verzendt onverwijld
bij aangetekende brief een afschrift van het verzoekschrift aan de wederpartij.
De verweerder, dient binnen zes weken na de dag van afzending ter griffie van het Hof
een verweerschrift in. Het Hof kan indien daartoe gronden zijn, deze termijn op verzoek van de
verweerder telkens met ten hoogste gelijke duur verlengen.
De griffier verzendt onverwijld een afschrift van het verweerschrift aangetekend aan de
eisende partij.

Artikel 714e-101

Nadat het verweerschrift is ingekomen danwel de termijn voor inzending daarvan is
verstreken, bepaalt het Hof een dag voor het verhoor van partijen. Zij worden door de Griffier bij
aangetekende brief opgeroepen. De termijn van oproeping bedraagt ten minste veertien dagen.
Partijen mogen zich door gemachtigden laten vertegenwoordigen of bijstaan. De
gemachtigden, met uitzondering van de advocaten, moeten aan het Hof een onderhandse of
notariële akte van lastgeving overleggen. Het Hof kan de persoonlijke verschijning van partijen
gelasten.

Artikel 714f-102

Het Hof kan de overlegging van op de zaak betrekkinghebbende ambtelijke stukken
gelasten. Indien en voor zover zulks om dringende redenen van algemeen belang wordt
gevorderd, kan het Hof aan een partij de kennisneming van bepaalde ambtelijke stukken
onthouden. Het Hof maakt van die stukken geen gebruik voor het bewijs van een door die partij
betwist feit.
Het Hof kan ambtshalve of op verzoek omtrent bepaalde aangewezen feiten of
omstandigheden getuigen of deskundigen horen, dan wel door de Rechter-Commissaris doen
horen. De voorschriften betreffende het getuigenverhoor en het deskundigenbericht zijn van
overeenkomstige toepassing.

Artikel 714g-103

Na afloop van het verhoor doet het Hof zo spoedig mogelijk bij met redenen omkleed
vonnis in het openbaar uitspraak.

ZEVENDE AFDELING

VAN AANVULLING OF VERBETERING VAN AKTEN VAN DE

BURGERLIJKE STAND

Artikel 715

Hij, die krachtens artikel 64 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek de aanvulling of
verbetering van een akte van de burgerlijke stand, in rechte wil doen bevelen, dient daartoe aan
de rechter, waarvan in artikel 65 van hetzelfde Wetboek is melding gemaakt, een met redenen
omkleed verzoekschrift in.
De rechter is bevoegd om de oproeping van belanghebbende partijen te bevelen; het
verzoek daartoe mag ook in een aanhangig rechtsgeding worden gedaan.
De zaak wordt als een gewone vordering behandeld.
Het vonnis is aan hoger beroep onderworpen, al ware ook de verzoeker van aanvulling of
verbetering alleen in het geding.

ACHTSTE AFDELING

VAN DWANGUITGIFTE VAN AKTEN

Artikel 716

Hij, die zich in de loop van een geding een afschrift of uittreksel wil doen afleveren van
een akte, waarin hij niet partij is geweest, doet zijn eis tot dwanguitgifte met redenen omkleed
aan de kantonrechter.

Artikel 717

De rechter is bevoegd om de tenuitvoerlegging van het vonnis, niettegenstaande verzet of
hoger beroep, te bevelen.

Artikel 718

De notaris of bewaarder is verplicht om op vertoon van het vonnis het afschrift van of het
uittreksel uit de akte af te leveren; de notaris of de bewaarder maakt daarvan proces-verbaal op.
Partijen zijn bevoegd om bij het opmaken van dat proces-verbaal tegenwoordig te zijn en
hun aanmerkingen daarin te doen opnemen.

Artikel 719

Indien er geschillen deswege ontstaan, worden deze op de dag dat de hoofdzaak wederom
ter terechtzitting dient, zonder enige nadere aanzegging behandeld; de notaris of de bewaarder is
verplicht de akte mede te brengen indien de rechter daartoe gronden aanwezig acht.
De rechter beslist in het geschil, na de oorspronkelijke akte met het afschrift of het
uittreksel vergeleken te hebben.
De eiser is verplicht om de kosten van het proces-verbaal, die van de reis of van de
verplaatsing van de notaris of van de bewaarder, benevens die van het maken van een afschrift of
uittreksel, voor te schieten.

Artikel 720

De griffiers en andere bewaarders van openbare registers zijn verplicht om daarvan
zonder rechterlijk bevel, tegen betaling van de kosten, afschrift of uittreksel af te leveren aan
hem, die zulks verlangt, op straffe van vergoeding van kosten, schade en interesten.
Niettemin mag aan hem, die niet partij in de zaak is geweest, uitgifte van het vonnis in
een strafzaak niet geschieden, zonder machtiging van de rechter, die, of van de voorzitter van het
Hof van Justitie, dat het vonnis geveld heeft; het verzoek daartoe mag alleen worden toegestaan
op het bewijs, dat de verzoeker daarbij belang heeft.

Artikel 721

De notarissen of andere bewaarders van minuten of akten zijn verplicht om daarvan, tegen
betaling van de kosten, afschrift uit te reiken, zowel aan de onmiddellijk belanghebbende
personen, als aan hun erfgenamen of rechtverkrijgenden.
Ingeval van weigering is de kantonrechter bevoegd hen daartoe te veroordelen, met
vergoeding van kosten, schade en interesten, indien daartoe gronden aanwezig zijn, verhaalbaar
zelfs bij lijfsdwang.

Artikel 722

Het geschil deswege wordt als een gewone vordering behandeld en de rechter is bevoegd
om de tenuitvoerlegging van het vonnis bij voorraad te bevelen, niettegenstaande verzet of hoger
beroep.
Ten aanzien van de schadevergoeding echter mag de rechter dit laatste alleen toestaan
tegen het stellen van voldoende zekerheid.

Artikel 723

De partij, welke zich een tweede of verdere grosse wil doen afgeven, dient tot dat einde
een verzoekschrift in bij de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de bewaarder zijn
woonplaats heeft; de rechter beveelt zo nodig aan de bewaarder om op een bepaalde dag en uur
de afgifte te doen, en aan de belanghebbende partijen om bij de afgifte tegenwoordig te zijn; aan
de voet van de tweede of verdere grosse moet melding worden gemaakt van dat bevelschrift,
mitsgaders van de som, voor welke het stuk ten uitvoer kan worden gelegd, indien de
schuldvordering gedeeltelijk is voldaan of afgestaan.

Artikel 724

Ingeval van tegenspraak beslist de kantonrechter.

Artikel 725

Aan dezelfde partij mag een tweede of verdere uitgifte in executoriale vorm van een
vonnis alleen gedaan worden krachtens een bevelschrift van de kantonrechter die, of van de
voorzitter van het Hof van Justitie, dat het gewezen heeft; hieromtrent moeten daarenboven
worden in acht genomen de vormen, welke voorgeschreven zijn ter bekoming van tweede of
verdere grossen van akten.

NEGENDE AFDELING

VAN RECHTSWEIGERING

Artikel 726

Er bestaat rechtsweigering, indien een rechter weigert op een verzoekschrift te
beschikken, of in een voor hem aanhangig rechtsgeding te beslissen.

Artikel 727

Het bewijs van rechtsweigering wordt geleverd geacht door twee gerechtelijke
aanmaningen aan de rechter gedaan in de persoon van de griffier, en betekend van acht tot acht
dagen ten minste. Alle deurwaarders, daartoe verzocht, zijn gehouden deze aanmaningen te doen,
op straffe van afzetting.
Tegen de rechter mag na verloop van ten minste zes dagen na de tweede aanmaning, een
vordering tot vergoeding van kosten, schade en interesten worden ingesteld.

Artikel 728

De rechtsvordering uit hoofde van rechtsweigering tegen een kantonrechter of tegen de
voorzitter of een lid van het Hof van Justitie wordt in het eerste en hoogste ressort gebracht voor
het Hof van Justitie.

Artikel 729

Deze rechtsvordering wordt aanhangig gemaakt door indiening van een verzoekschrift aan
het Hof van Justitie.
Bewijsstukken, indien die er zijn, moeten er worden bijgevoegd, en de verzoeker moet
woonplaats kiezen in de plaats, waar het Hof zitting houdt.

Artikel 730

Het Hof doet het verzoekschrift mededelen aan de rechter, tegen wie het gericht is.
Daartoe wordt een afschrift van dat bevel en van het verzoekschrift, met de daarbij gevoegde
bewijsstukken, binnen de door het Hof daartoe bepaalde termijn ter griffie van die rechter
betekend.

Artikel 731

Binnen de door het Hof bepaalde termijn na die betekening is de rechter gehouden, zijn
verdediging in te brengen bij een schriftelijk antwoord ter griffie van het Hof van Justitie en dat
antwoord aan de verzoeker te doen betekenen.

Artikel 732

De rechter, tegen wie de vordering gericht is, onthoudt zich, gedurende het onderzoek
daarvan, van de kennisneming van het bij hem aanhangig geding, waarin de beweerde
rechtsweigering zou hebben plaats gehad, mitsgaders van alle zaken, welke hij, die de vordering
heeft ingesteld, bij hem mocht aanhangig hebben, op straffe van nietigheid van de vonnissen.
Hij moet zich, op gelijke wijze en mede op straffe van nietigheid, onthouden van de
kennisneming van bij hem aanhangige zaken, waarin nabestaanden in de rechte linie van hem, die
de vordering gedaan heeft, of diens echtgenoot, partij zijn, indien deze zulks vorderen.

Artikel 733

Het Hof van Justitie beslist na de afloop van de hierboven bepaalde termijnen op de
stukken, tenzij het college het indienen van nadere inlichtingen mocht verlangen of toelaten.
Die memoriën, waarin die inlichtingen zijn vervat, moeten betekend worden op de wijze,
als bij de artikelen 730 en 731 is voorgeschreven.

Artikel 734

Indien de rechtsvordering gegrond is, wordt de rechter veroordeeld tot vergoeding van
kosten, schade en interesten jegens de verzoeker.
Het geding, waarin een rechtsweigering heeft plaats gehad, moet, zo daartoe gronden zijn,
naar een andere rechter worden verwezen.

TIENDE AFDELING104

VAN OVERTREDINGEN VAN

NOTARISSEN EN ANDERE AMBTENAREN

Artikel 735-105

Overtredingen van notarissen en andere ambtenaren, waarvan de burgerlijke rechter
kennis neemt, worden als strafzaken ter kennisneming van de kantonrechter vervolgd en berecht.

ELFDE AFDELING

VAN TOELATING OM KOSTELOOS TE PROCEDEREN

Artikel 736

De rechter, bij wie een rechtsgeding of geschil moet worden aangevangen of hangende is,
is bevoegd om aan zodanige personen, die daarin eisende of verwerende willen optreden of
optreden en die van hun onvermogen om proceskosten te dragen doen blijken, vergunning te
verlenen om kosteloos te procederen.
Arme of onvermogende vreemdelingen, die niet zijn ingezetenen van Suriname,
mitsgaders vreemde armendirectiën of kerkbesturen zijn hiervan uitgesloten, tenzij bij verdrag
anders is overeengekomen.

Artikel 737

Indien de eiser verlangt kosteloos te procederen, doet hij daartoe het verzoek in het
verzoekschrift of bij zijn mondelinge voordracht.
Indien de verweerder dergelijke toelating verlangt, vraagt hij haar aan bij zijn schriftelijk
antwoord, indien hij zodanig stuk indient, en anders ter terechtzitting vóór of bij zijn mondeling
antwoord.

Artikel 738

Het verzoekschrift of het schriftelijk antwoord mag op ongezegeld papier worden gesteld.
Hij die deze toelating verlangt, moet aan de rechter overleggen een bewijs van zijn
onvermogen om de proceskosten te betalen, afgegeven door een der daartoe door de President
aangewezen ambtenaren.

Artikel 739

Tenzij de rechter reeds bij voorraad bevindt, dat de voorgenomen vordering of
verdediging klaarblijkelijk van alle grond is ontbloot, onderzoekt hij, of genoegzaam van het
onvermogen des verzoekers om de proceskosten te betalen blijkt; hij staat in dat geval het
verzoek toe.

Artikel 740

Indien de verkrijger van de kosteloze toelating in eerste aanleg in het ongelijk is gesteld,
moet hij, om ook in hoger beroep kosteloos te kunnen procederen, daartoe te voren de toelating
van de hogere rechter hebben bekomen op de wijze als voor de eerste aanleg is voorgeschreven.
Indien hij echter in eerste aanleg in het gelijk is gesteld, behoeft hij die nadere toelating
om in hoger beroep kosteloos te procederen niet.

Artikel 741

De toelating om kosteloos te procederen, mitsgaders al de akten, welke daaraan zijn
voorafgegaan, alsmede de bij het verzoek overgelegde stukken, zijn vrij van zegel.

Artikel 742

Het gevolg van de verleende toelating om kosteloos te procederen is, dat de gerechtelijke
akten van de zijde des verkrijgers in debet voor zegel moeten worden geviseerd, mitsgaders dat
aan hem, die de toelating verkregen heeft, het salaris van deurwaarders, aan zijn zijde gevallen,
niet mag worden in rekening gebracht.

Artikel 743

Indien de wederpartij van hem, die de toelating verkregen heeft, in het ongelijk gesteld en
dienvolgende in de kosten verwezen wordt, mogen de salarissen van deurwaarders, mitsgaders de
zegelrechten en judicieele boeten op haar worden verhaald, evenalsof er niet kosteloos was
geprocedeerd.

Artikel 744

Indien daarentegen de verkrijger van de toelating bij eindvonnis in het ongelijk gesteld en
in de kosten verwezen wordt, staat het de wederpartij vrij om de kosten, van haar zijde gevallen,
op hem, zo mogelijk, te verhalen.

Artikel 745

Indien in het algemeen een behoeftige als in deze titel bedoeld, buiten eigenlijk
rechtsgeding, enige gerechtelijke machtiging, goedkeuring of andere rechterlijke beschikking op
eenvoudige requesten, of andere aanvragen nodig heeft, is hij bevoegd om zijn daartoe strekkend
verzoekschrift, vergezeld van het bewijs van onvermogen bij artikel 738 vermeld, op ongezegeld
papier in te dienen; de beschikking daarop is vrij van zegel en wordt vrij van alle andere kosten
aan hem uitgereikt.
De rechter is verder bevoegd om aan behoeftigen vergunning te verlenen tot het kosteloos
ten uitvoer leggen van rechterlijke beschikkingen en tot het executeren van grossen.

Artikel 746-106

Indien een rechterlijke beschikking wordt verzocht betrekkelijk tot een
arbeidsovereenkomst of een overeenkomst als in de Arbeidswet bedoeld, mag het daartoe
strekkend request op ongezegeld papier worden ingediend; de beschikking wordt vrij van zegel
en andere kosten uitgereikt.
Hij die in rechte optreedt:
1°. in een geding, uitsluitend strekkende tot bepaling van een uitkering tot onderhoud, krachtens
het eerste boek van het Surinaams Burgerlijk Wetboek verschuldigd, daaronder begrepen het
verschuldigde voor onderhoud en opvoeding van een minderjarige en de in artikel 342c van
genoemd wetboek bedoelde vergoeding, dan wel tot tenuitvoerlegging, wijziging of
intrekking van een vonnis, een beschikking of een regeling tussen partijen omtrent zodanige
uitkering;
2°. in een geding betrekkelijk tot een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst als in de
Arbeidswet bedoeld, wordt, indien hij het bij artikel 738 vermelde bewijs van onvermogen
overlegt en zo nodig ondanks de bepaling van artikel 736, tweede lid, geacht van de rechter
vergunning te hebben verkregen om kosteloos te procederen.
Deze bepaling geldt niet ten aanzien van degene, die zijn reeds vroeger afgewezen
vordering andermaal aanhangig maakt.
Artikel 747
Armeninrichtingen, besturen van gods- en gasthuizen, benevens de kerkbesturen der
verschillende erkende godsdienstige gezindheden in Suriname zijn bevoegd om op gelijke wijze
en met gelijk gevolg, als in deze titel ten aanzien van onvermogenden is bepaald, kosteloze
toelating te vragen en te erlangen; zij zijn echter niet verplicht om een bewijs van onvermogen
over te leggen.
Artikel 748
De beslissingen aangaande de toelating om kosteloos te procederen, zijn niet aan hoger
beroep onderworpen.
TWAALFDE AFDELING
VAN VOORLOPIG GETUIGENVERHOOR
Artikel 749
Indien in een geval, waarin bewijs door getuigen is toegelaten, vóórdat nog een geding
aanhangig is of vóórdat in een aanhangig geding het verhoor kan plaats hebben, gevaar bestaat,
dat dit bewijsmiddel zou verloren gaan, hetzij uit hoofde van ouderdom of ziekte van iemand, die
als getuige zou moeten worden gehoord, hetzij uit hoofde dat iemand voornemens is Suriname te
verlaten, hetzij om een andere dergelijke, door de rechter voldoende geachte reden, is de rechter
bevoegd om op verzoek van de belanghebbende onverwijld een getuigenverhoor te bevelen.
Artikel 750
Het verzoek wordt gedaan aan de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de persoon,
die men als getuige wil doen horen, of indien er meer dan een zijn, het grootste getal van hen
woonachtig zijn.
Het verzoek vermeldt:
1°. de redenen, welke een voorlopig getuigenverhoor noodzakelijk maken;
2°. de daadzaken, welke men wil bewijzen;
3°. de namen en woon- of verblijfplaatsen van hem of van hen, die men als getuigen wil doen
horen.
Artikel 751
Indien de kantonrechter het verzoek toestaat, bepaalt hij de dag en het uur, waarop het
getuigenverhoor zal plaats hebben.
137
De bepalingen van de artikelen 143 tot en met 148, 151 en 153 zijn mede op dit
getuigenverhoor toepasselijk, met uitzondering van hetgeen aldaar ten aanzien van de wederpartij
is bepaald.
Artikel 752
De in een voorlopig verhoor afgelegde verklaringen van getuigen mogen niet als bewijs
worden aangenomen, zolang het mogelijk is, hen op de gewone wijze in het geding te horen.
Artikel 753
Indien zulks door overlijden of afwezigheid van getuigen, of uit hoofde van andere
dergelijke redenen, niet meer mogelijk zou zijn, mag het ingevolge artikel 751, tweede lid,
opgemaakt proces-verbaal in het geding worden overgelegd. De rechter mag aan de inhoud er van
zodanige bewijskracht toekennen als hij naar omstandigheden vermeent te behoren.
Tegenbewijs is van rechtswege toegelaten.
ZEVENDE TITEL
VAN HET NIET TOELATEN VAN GEMACHTIGDEN
Artikel 754107
De kantonrechter is bevoegd om te weigeren iemand, die van het verlenen van
rechtsgeleerde hulp zijn beroep maakt en niet is advokaat, als gemachtigde toe te laten of verder
toe te laten.
Bij zodanige weigering houdt hij de zaak tot een volgende terechtzitting aan, tenzij de
partij, welker gemachtigde niet of niet verder is toegelaten, tegenwoordig zijnde, dadelijk
behandeling wenst.
De griffier stelt bij aangetekende brief de partij, welker gemachtigde niet of niet verder is
toegelaten, met de aanhouding en de reden daarvan in kennis en roept haar tevens op om op de
voor de zaak bepaalde nadere terechtzitting in persoon of bij een andere gemachtigde
tegenwoordig te zijn.
De beschikking van de kantonrechter tot het niet of niet verder toelaten is uitvoerbaar bij
voorraad.
De persoon, die niet of niet verder als gemachtigde is toegelaten, is bevoegd om daarover
aan het Hof van Justitie door tussenkomst van de kantonrechter, die hem niet toeliet, schriftelijk
zijn beklag te doen gedurende een maand na de hem daarvan door de kantonrechter gedane
mededeling.
Het onderzoek der klacht geschiedt door het Hof van Justitie in raadkamer, dat daarover
oordeelt na van de betrokken kantonrechter de nodige inlichtingen te hebben ontvangen en na de
klager te hebben gehoord, indien deze zich in Suriname bevindt.
ACHTSTE TITEL
SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 755108
Dit Wetboek treedt in werking op een door de President nader te bepalen tijdstip in 1936.
Op dat tijdstip vervalt het Surinaams Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, vastgesteld bij
Staatsbesluit van de 4de September 1868, n°. 17 (Gouvernementsblad no. 14), zoals dat Wetboek
sedert is gewijzigd en aangevuld.
Artikel 756
138
Voor zover de betrekkelijke bepalingen nog toepassing kunnen vinden, gelden de bij het
Wetboek van 1868 vastgestelde regelen van berechting en afdoening ten aanzien van op het in het
eerste lid bedoelde tijdstip bij de onderscheidene gerechten aanhangige zaken en gedingen.
De beperking, vervat in de tweede zin van het bepaalde onder 3°. van het eerste lid van
artikel 619 is niet van toepassing op bepalingen, door de erflater of door de schenker gemaakt
vóór de inwerkingtreding van dit Wetboek.
Voorts blijft het beslag op de in het eerste lid van artikel 619 onder 2° en 3° begrepen
zaken ook na het in werking treden van dit Wetboek toegelaten tot verhaal van onderhoud,
waarop de beslaglegger zelf ten tijde van dit in werking treden aanspraak had, onverminderd de
mogelijkheid om deze zaken in beslag te nemen tot verhaal van het verschuldigde wegens
levering van levensbehoeften, verstrekt aan degeen, tegen wie het beslag gedaan wordt.
Artikel 757
Overal waar in wetten, welke bij wet kunnen worden gewijzigd of aangevuld, verwezen
wordt naar het "Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering" al of niet met bijvoeging "voor de
kolonie Suriname" wordt in plaats daarvan gelezen: "Surinaams Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering".
Artikel 758
Het recht om tegen de vonnissen in aanhangige of reeds afgedane gedingen middelen van
voorziening aan te wenden, de tot kennisneming daarvan bevoegde rechter en de daarvoor
geldende regelen van berechting worden beoordeeld overeenkomstig de te voren gegolden
hebbende wettelijke bepalingen.
Voor zover enige bepaling van dit Wetboek zich daartegen niet verzet en de uitspraken
van de kantonrechters in burgerlijke zaken door de bij het in werking treden van dit Wetboek
bestaande wetten niet uitdrukkelijk is uitgesloten, wordt van alle vonnissen en beschikkingen van
de kantonrechters in burgerlijke zaken hoger beroep toegelaten, ook al zou, bijaldien de
betrekkelijke uitspraak door het Hof van Justitie in eerste aanleg gedaan was, dat middel niet
openstaan.
Artikel 759
In burgerlijke zaken is de kantonrechter bevoegd en verplicht tot al datgene, waartoe de
voorzitter van het Hof van Justitie of het Hof van Justitie bij de toegepaste bepalingen bevoegd en
verplicht is verklaard, en verricht zelf de taak, waarvoor de benoeming van een rechtercommissaris
aldaar is toegelaten of voorgeschreven.
Hetzelfde geldt voor de griffier van het kantongerecht ten aanzien van al datgene, waartoe
de griffier van het Hof van Justitie bevoegd of verplicht is verklaard.
In de gevallen waarin in burgerlijke zaken de rechter-commissaris partijen op grond van
betwisting, verzet of wederspraak naar de terechtzitting verwijst, doet de kantonrechter dit aan de
belanghebbenden aanzeggen, met oproeping tegen dag en uur, waarop hij de zaak ter
terechtzitting van het kantongerecht zal behandelen.
Ten dienende dage hoort de kantonrechter de verschenen partijen in haar belangen en
beslist in het gerezen geschil.
Van die beslissing is hoger beroep op het Hof van Justitie toegelaten.
Dit geding in hoger beroep wordt alleen gevoerd tussen hen, die bij de wederspraak
partijen zijn geweest.
Artikel 760
Overal waar in burgerlijke zaken in of buiten rechtsgeding het indienen van een
verzoekschrift aan de rechter verplicht is of wordt gesteld, is hij, die niet kan schrijven, bevoegd
139
om zijn verzoek mondeling aan de rechter voor te dragen. De rechter brengt het of doet het in
geschrift brengen. Op zodanige verzoeken of mondelinge voordrachten vindt artikel 112
overeenkomstige toepassing.
Verzoeken in burgerlijke zaken krachtens de bij het in werking treden van dit Wetboek
bestaande wetten aan het Hof van Justitie in te dienen, worden gedaan aan de kantonrechter van
de woonplaats des verzoekers, tenzij zij tegen iemand anders gericht zijn, in welk geval zij
moeten worden gedaan aan de kantonrechter van diens woonplaats of laatste woonplaats.
Verzoeken tot ontheffing of ontzetting van een der ouders, die na scheiding van tafel en
bed met de uitoefening van de ouderlijke macht of na echtscheiding of ontbinding des huwelijks
met de voogdij is belast, worden ingediend aan de rechter, die van de scheiding van tafel en bed,
de echtscheiding of ontbinding des huwelijks kennis heeft genomen.
Verzoeken tot herstel in de ouderlijke macht of voogdij of er toe strekkende, dat hij die
van de ouderlijke macht is ontheven of ontzet, tot voogd over zijn minderjarige kinderen wordt
benoemd, worden ingediend bij de rechter, die van het verzoek tot ontheffing of ontzetting kennis
heeft genomen, tenzij de onthevene of de ontzette is gescheiden van tafel en bed of zijn huwelijk
is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed, in welke gevallen het verzoek
wordt ingediend bij de rechter, die van het verzoek of van de eis tot scheiding van tafel en bed,
tot echtscheiding of tot ontbinding van het huwelijk kennis heeft genomen.
Verzoeken krachtens de bij het in werking treden van dit Wetboek bestaande wetten aan
het Hof van Justitie in te dienen naar aanleiding van een uitspraak in burgerlijke zaken door het
Hof in eerste aanleg gedaan, geschieden aan de rechter, die volgens dit Wetboek tot het doen van
de betrekkelijke uitspraak bevoegd zou zijn.
De rechtsvordering bedoeld in artikel 342a van het Surinaams Burgerlijk Wetboek, wordt
ingesteld bij de kantonrechter van de woonplaats van het kind.
Artikel 761109
Het bij wet van 4 September 1868, no. 17 (Gouvernementsblad no. 14) vastgestelde
Surinaams Burgerlijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 November 1933
(Gouvernementsblad 1934, no.30), ondergaat de volgende wijzigingen:
1°. artikel 7 wordt gelezen als volgt: "De kantonrechter of diens plaatsvervanger
kanttekent de eerste en laatste bladzijden van elk register van de burgerlijke stand; hij waarmerkt
voorts alle andere bladen.";
2° in art. 16 wordt in plaats van "Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering" gelezen:
"Surinaams Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering" en worden de woorden "door de president
van het hof van justitie of door de rechter, die deze vervangt" vervangen door de woorden:
"de kantonrechter of diens plaatsvervanger";
3°. in het eerste lid van art. 59 wordt in plaats van "Hof van Justitie", gelezen:
"kantongerecht van de woonplaats des verzoekers";
4°. in art. 62 wordt in plaats van "het hof van Justitie" gelezen: "de kantonrechter" en
vervallen de woorden: ",na verhoor van het openbaar ministerie,";
5°. in art. 63 wordt in plaats van "het hof" gelezen: "de kantonrechter";
6°. in art. 65 wordt in plaats van "het hof van justitie, hetwelk", gelezen: "de
kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de registers zijn of hadden behoren te worden
gehouden, die" en vervallen de woorden: "van het openbaar ministerie, en";
7°. in het tweede lid van art 74 wordt in plaats van "dagvaardingen", gelezen:
"oproepingen ter terechtzitting";
8°. in het eerste lid van art. 92 vervallen de woorden: "door middel van een
verzoekschrift", en wordt in plaats van "op te komen", gelezen: "in beroep te komen";
9°. in art. 119 wordt in plaats van "het hof van justitie" gelezen: "de kantonrechter, binnen
wiens rechtsgebied het huwelijk moet worden voltrokken";
10°. in art. 121 wordt in plaats van "Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering" gelezen:
"Surinaams Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering";
11°. in art 127 wordt in plaats van "zich bij verzoekschrift tot het hof van justitie",

gelezen: "zich tot de kantonrechter" en worden de woorden "welk hof, na verhoor van het
openbaar ministerie, mitsgaders" vervangen door de woorden: "welke rechter, na verhoor" ;
12°. art. 165 wordt gelezen als volgt: "Indien de man weigert zijn vrouw te machtigen om
een akte aan te gaan of om in rechte te verschijnen, is zij bevoegd om aan de kantonrechter van
hun gemene woonplaats te verzoeken, daartoe gemachtigd te worden";
13°. in art 167 wordt in plaats van "het hof van justitie" gelezen: "de kantonrechter van de
woonplaats der echtgenoten,";
14°. in art. 178 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de kantonrechter";
15°. in het eerste lid van art. 255 wordt in plaats van " het hof justitie ", gelezen: "de
rechter";
16°. in het eerste lid van art. 256 wordt in plaats van "het hof van justitie, op het rapport
van commissarissen, en na verhoor van het openbaar ministerie", gelezen: "de rechter";
17°. in het tweede lid van art. 256 wordt in plaats van " het hof", gelezen: "de rechter";
18°. art. 257 wordt gelezen als volgt: "Tegen de uitspraak wordt uiterlijk gedurende één
maand beroep op het hof van justitie toegelaten.";
19°. in het derde lid van art. 259 wordt in plaats van "het hof van justitie in het hoogste
ressort", gelezen: "de kantonrechter";
20°. in de eerste zin van art. 259b wordt in plaats van "het hof van justitie" gelezen: "de
kantonrechter" en wordt het slot van die zin van "op de wijze" af, gelezen: "op de wijze en met de
gevolgen in dat artikel bepaald.";
21°. de tweede zin van art. 259b wordt vervangen door een tweede lid, luidende:
"Bij gebreke van zodanige bevel is de voogdijraad bevoegd, deze uitkering in rechte te
vorderen, nadat het vonnis tot ontbinding des huwelijks is ingeschreven in de registers van de
burgerlijke stand";
22°. artikel 260 wordt gelezen als volgt:
"De vordering tot echtscheiding wordt ingesteld bij de kantonrechter, binnen wiens
rechtsgebied de man op het ogenblik van de indiening van het in art. 700 van het Surinaams
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde verzoekschrift hoofdverblijf, of, bij gebreke
daarvan, werkelijk verblijf had.
Indien de man op het ogenblik van de indiening van bovengemeld verzoekschrift een
bekend hoofdverblijf of werkelijk verblijf binnen Suriname niet had, wordt de vordering ingesteld
bij de kantonrechter van de plaats, waar de vrouw op dat ogenblik aldaar werkelijk verblijf
had.";
23°. in het eerste lid van art. 263 en in het eerste lid van art. 267 wordt in plaats van "het
hof van justitie", gelezen: "de kantonrechter";
24°. het slot van het eerste lid van art. 264 wordt gelezen als volgt: "worden gedaan bij de
kantonrechter van het laatste gemene hoofdverblijf, of, bij gebreke daarvan, van het laatste
gemene werkelijk verblijf.";
25°. in het eerste lid van art. 268 wordt in plaats van "Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering", gelezen: "Surinaams Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering";
26° in art. 278 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de kantonrechter";
27°. art. 279 vervalt;
28°. in het eerste lid van art. 282 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter";
29°. in het tweede lid van art. 282 wordt in plaats van "het hof", gelezen: "de
kantonrechter";
30°. in het eerste lid van art. 283 wordt in plaats van "Het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter";
31°. in het eerste lid van art. 283b wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter";
32°. art. 283c wordt gelezen:
"Bij gebreke van een bevel als in het eerste lid van het vorige artikel bedoeld is de
voogdijraad bevoegd deze uitkering in rechte te vorderen, nadat het vonnis der echtscheiding is
ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. ";
33°. art. 283d vervalt;
34°. in het tweede lid van art. 290 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter" en wordt in plaats van "hetzelve", gelezen: "dezen";
35°. art. 291 wordt gelezen als volgt:
"Bij de aanvraag der beide echtgenoten moet worden overgelegd afschrift van de huwelijksakte
en van de overeenkomst,waarvan bij het eerste lid van het vorige artikel wordt gesproken.";
36°. het eerste lid van art. 292 wordt gelezen als volgt:
"De kantonrechter beveelt daarop aan de beide echtgenoten om te zamen en in persoon voor hem
te verschijnen, ten einde hun de nodige vertogen te doen.";
37°. in het eerste lid art. 293. wordt in plaats van "Het hof van justitie", gelezen: "De
kantonrechter";
38°. in het tweede lid van art. 293 en in het laatste lid van art. 299 wordt in plaats van
"283b, 283c en 283d", gelezen: "283b en 283c";
39°. in art. 294 wordt in plaats van "bij verzoekschrift aan de hogere rechter opkomen",
gelezen: "bij het hof van justitie in beroep komen";
40°. in het tweede en in het derde lid van art. 299 wordt in plaats van "het hof", gelezen:
"de rechter";
41°. in het eerste lid van art. 299a wordt in plaats van "Het hof", gelezen: "De
kantonrechter";
42°. in het eerste en in het tweede lid van art. 321 wordt in plaats van "lijfstraffelijke
rechtsvordering", gelezen: "strafvervolging";
43°. in het derde lid van art. 321 wordt in plaats van "openbare rechtsvordering", gelezen:
"strafvervolging";
44°. in het eerste lid van art. 342b wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter van de woonplaats van het kind",
45°. in het tweede lid van art. 342b wordt tweemaal in plaats van "Het hof" gelezen: "De
kantonrechter";
46°. het eerste lid van art. 342c vervalt;
47°. in het derde lid van art. 342c. wordt in plaats van "het eerste lid", gelezen: "de
gewone regelen";
48°. art. 342d vervalt;
49°. het derde lid van art. 342f wordt gelezen als volgt:
"De vordering wordt ingesteld bij de kantonrechter van de woonplaats der moeder."
50°. aan het eerste lid van art. 342g wordt toegevoegd een nieuwe zin, luidende: "Artikel
1945 is niet van toepassing.";
51°. aan art. 342g wordt toegevoegd een nieuw lid, luidende: "In het geding betrekkelijk
een uitkering als bedoeld in artikel 342a mag de moeder als getuige worden gehoord, ook indien
zij haar kind in rechte vertegenwoordigt."
52°. de artikelen 342h tot en met 342q worden vervangen door de volgende twee
artikelen:

Artikel 342h

Onverminderd de bevoegdheid van de eiser om uit hoofde van onverwijlde spoed een
voorlopige uitkering in kort geding te vorderen, is de rechter in elke stand der zaak, indien de
gedaagde zijn in artikel 342a of 342f bedoelde verplichting heeft erkend, bevoegd, zodanige
uitkering te bepalen, door de gedaagde gedurende het rechtsgeding te voldoen.
Artikel 342i
Bij niet geregelde voldoening van de vastgestelde uitkering krachtens de artikelen 342a,
342f, 342h of 381b is ook de voogdijraad bevoegd, het vonnis of de beschikking ten uitvoer te
leggen op de wijze, bepaald in de derde afdeling van de tweede Titel van het Surinaams Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering."

53°. Na artikel 353 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 354

Onverminderd het bepaalde in geval van ontbinding van het huwelijk na scheiding van
tafel en bed, echtscheiding en scheiding van tafel en bed zijn de ouders verplicht ten behoeve van
het onderhoud en de opvoeding van hun minderjarige kind, indien zij de ouderlijke macht of de
voogdij over dat kind niet bezitten zonder daarvan te zijn ontheven of ontzet, wekelijks,
maandelijks of driemaandelijks zoveel aan de voogdijraad uit te keren als de rechter op diens
vordering zal hebben bepaald."
54°. in het eerste lid van art. 355 wordt in plaats van "het hof van justitie" gelezen: "de
kantonrechter" en vervallen de woorden "van het openbaar ministerie en";
55°. in het derde lid van art. 355 wordt in plaats van "het hof", gelezen: "de rechter";
56°. aan art. 358 wordt toegevoegd een tweede lid, luidende: "Artikel 354 is toepasselijk
ten aanzien van hem, die een minderjarig natuurlijk kind heeft erkend, indien hij de voogdij over
dat kind niet bezit zonder daarvan te zijn ontheven of ontzet.";
57°. in het eerste lid van art. 371b wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter van de woon- of verblijfplaats van het kind" en vervallen de woorden: "van het
hof";
58°. in het eerste lid van art. 371c wordt in plaats van "Het hof", gelezen: "De
kantonrechter" en worden de woorden "het hof" vervangen door de woorden "de kantonrechter";
59°. in het tweede lid van art. 371c wordt in plaats van "het hof", gelezen: "de
kantonrechter" en worden de woorden "Het hof", vervangen door de woorden "De
kantonrechter";
60°. in het vierde en vijfde lid van art. 371c. wordt in plaats van "het hof", gelezen: "de
kantonrechter";
61°. in het laatste lid van art. 371c wordt in plaats van "Het hof" ,gelezen: "De
kantonrechter" en worden de woorden "het hof" vervangen door de woorden "de kantonrechter";
62°. in het vierde lid van art. 371d wordt in plaats van "het hof", gelezen: "de
kantonrechter";
63°. in het eerste van art. 371e wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter";
64°. in het tweede lid van art. 371e wordt in plaats van "Het hof", gelezen: "De
kantonrechter" en wordt de tweede zin gelezen als volgt: "Indien de rechter het nodig oordeelt, is
hij bevoegd het horen van getuigen te bevelen.";
65°. het slot van het eerst lid van art. 371g van "zoveel" af wordt gelezen: "wekelijks,
maaandelijks of driemaandelijks, zoveel aan de voogdijraad uit te keren als de rechter op diens
verzoek zal hebben bepaald.";
66°. de tweede, derde, vierde en vijfde leden van art. 371g vervallen;
67°. in het eerste lid van art. 371h wordt in plaats van "hof" gelezen: "kantongerecht";
68°. de tweede zin van het eerste lid en het derde tot en met zesde lid van art. 371h
vervallen;
69°. in het tweede lid van art. 371h vervallen de woorden"of van het hof";
70°. art. 371i vervalt;
71°. de artikel 376 en 377 vervallen;
72°. in art. 378 wordt in plaats van "het hof van justitie" gelezen: "de kantonrechter";
73°. na de Veertiende Titel van het Eerste Boek wordt ingevoegd een nieuwe titel,
luidende:

VEERTIENDE TITEL A

VAN DE BEPALING, WIJZIGING EN INTREKKING VAN UITKERINGEN

TOT ONDERHOUD

Artikel 381a

Het krachtens dit boek verschuldigde onderhoud, daaronder begrepen het verschuldigde
voor onderhoud en opvoeding van een minderjarige, wordt bepaald naar evenredigheid der
behoeften van de tot onderhoud gerechtigde enerzijds en het inkomen en vermogen van de tot
uitkering verplichte, in verband met het getal en de hoedanigheid der andere personen, wier
onderhoud volgens dit boek te zijnen laste komt, anderzijds.

Artikel 381b

De rechter is bevoegd, de beslissing over de uitkering op vordering van de tot onderhoud
veroordeelde of van degene aan wie de betaling moet geschieden te wijzigen of in te trekken.
De wijziging of intrekking moet zijn gegrond op de overweging, dat de feitelijke verhouding
bestaande tussen de behoeften van de tot onderhoud gerechtigde enerzijds en het inkomen en
vermogen van de tot onderhoud veroordeelde in verband met de op hem rustende lasten
anderzijds sedert het ogenblik, waarop bedoelde beslissing is gegeven, zo aanmerkelijk is
veranderd, dat, had deze gewijzigde verhouding bestaan op genoemd ogenblik, de beslissing een
andere zou zijn geweest.
De rechter is bevoegd om op overeenkomstige wijze een door partijen getroffen regeling ter zake
van onderhoud krachtens dit Boek verschuldigd, te wijzigen of in te trekken."
74°. het vierde lid van art. 382b wordt gelezen als volgt:
"De voogdijraad draagt zorg, dat de gelden, aan hem betaald door personen, die krachtens dit
Boek tot een uitkering tot onderhoud en opvoeding van hunn kinderen verplicht zijn,
overeenkomstig hun bestemming worden besteed."
75°. in art 390 wordt in plaats van "na verhoor van het openbaar ministerie, en ,
desnoods,", gelezen: "desnoods na verhoor";
76°. in het eerste lid van art. 414 vervallen de woorden " ,op aanvraag van de procureurgeneraal,";
77°. in het eerste lid van art. 418 wordt in plaats van "kantonrechter of het hof van
justitie", gelezen: "rechter";
78°. in het eerste lid van art. 418a vervallen de woorden "van het kantongerecht of, indien
het hof van justitie de voogdij heeft opgedragen, de griffier bij het hof van justitie";
79°. in het eerste lid van art. 435 vervallen sub 4. de woorden "of kennelijk
onvermogen";
80°. in het eerste lid van art. 436 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter der woonplaats of, bij gebreke daarvan, der laatste woonplaats van hem, wiens
ontzetting wordt gevraagd";
81°. het tweede lid van art. 436 wordt gelezen als volgt:
"Het verzoek of de vordering bevat de feiten en omstandigheden, waarop het is gegrond, en houdt
tevens in een opgave van de namen der ouders, van de voogd, van de toeziende voogd en van hun
woon- of verblijfplaatsen, voor zover die bekend zijn, van de namen en woon- of verblijfplaatsen
der bloedverwanten of der aangehuwden, die overeenkomstig artikel 385 moeten worden
opgeroepen, zomede van de getuigen, die de in het verzoek of in de vordering gestelde feiten
zouden kunnen staven. Tenzij het verzoek tot ontzetting van de voogdijraad is uitgegaan, deelt de
griffier het verzoek of de vordering met de tot staving daarvan ingezonden bescheiden ten
spoedigste in afschrift aan die raad mede. De griffier tekent op het verzoek of op de vordering de
dag van indiening aan.";
82°. in het derde lid van art. 436 wordt in plaats van "Het hof" en "het hof",
onderscheidenlijk gelezen: "De kantonrechter" en "de kantonrechter";
83°. in het vierde lid van art. 436 wordt in plaats van "het hof" en "Het Hof",
onderscheidenlijk gelezen: "de kantonrechter" en "De kantonrechter" ;
84°. in het vijfde lid van artikel 437 wordt in plaats van "het hof", "hetzelve" en "het zal",
onderscheidenlijk gelezen: "de kantonrechter", "hem" en "hij zal";
86°. in het eerste lid van art. 438a wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter van hun woonplaats of, bij gebreke hiervan, van hun laatste woonplaats";
87°. in het tweede lid van art. 438a wordt in plaats "het hof van justitie" en van "het hof",
onderscheidenlijk gelezen: "de kantonrechter" en "de kantonrechter";
88°. in het derde lid van art. 438a wordt in plaats van "Het hof", van "het hof" en van
"hetzelve" onderscheidenlijk gelezen: "De kantonrechter", "de kantonrechter" en "hij";
89°. de laatste zin van het eerste lid van art. 438b wordt gelezen als volgt: "Het verzoek of
de vordering wordt ingediend bij de kantonrechter, die van het verzoek of van de vordering tot
ontheffing of ontzetting heeft kennis genomen, tenzij het huwelijk van de onthevene of ontzette is
ontbonden door echtscheiding, in welk geval het verzoek of de vordering wordt ingediend bij de
kantonrechter, die van de eis tot echtscheiding heeft kennis genomen.";
90°. in het tweede lid van art. 438b wordt in plaats van "Het hof", van "het hof" en van
"hetzelve", onderscheidenlijk gelezen: "De kantonrechter", "de kantonrechter" en "hij";
145
91°. art. 438c wordt gelezen als volgt:
"Het bepaalde in artikel 371g geldt mede bij ontheffing of ontzetting van de vader of de moeder
van de voogdij over eigen kinderen.";
92°. in het eerste lid van art. 440 wordt in plaats van "het hof van justitie', gelezen: "de
kantonrechter";
93°. in het tweede lid van art. 440 wordt in plaats van "Het hof", gelezen: "De
kantonrechter" en vervallen de woorden"van het openbaar ministerie en";
94°. in het vierde lid van art. 440 wordt in plaats van "het hof", gelezen: "de
kantonrechter";
95°. in het eerste lid van art. 465 vervallen de woorden "en op de conclusiën van het
openbaar ministerie,";
96°. het vierde lid van art. 480 wordt vervangen door de volgende alinea:
"De minderjarige en ieder die op het verzoek gehoord is, zijn bevoegd tegen de beslissing van de
kantonrechter bij het hof van justitie op te komen.";
97°. het vijfde lid van art. 480 vervalt, in verband waarmede de zesde en zevende leden
vijfde en zesde leden worden;
98°. in het eerste lid van art. 484 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter";
99°. in het derde lid van art. 484 wordt in plaats van "Het hof", gelezen: "De
kantonrechter"; bovendien wordt aan dit lid toegevoegd: "Hij beslist zonder hoger beroep.";
100°. in art. 489 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de kantonrechter van
de woonplaats van hem, tegen wie het gericht is.";
101°. in art. 491 wordt in plaats van "het hof" en "zal het", onderscheidenlijk gelezen: "de
kantonrechter" en "zal hij de echtgenoot en";
102°. in het eerste lid van art. 492 wordt in plaats van "Het hof van justitie" en van een of
meer daartoe benoemde rechters door de griffier vergezeld en in alle gevallen in
tegenwoordigheid van het openbaar ministerie", onderscheidenlijk gelezen: "De kantonrechter"
en "de rechter, vergezeld van de griffier";
103°. de derde en vierde leden van art. 492 vervallen;
104°. in art. 493 wordt in plaats van "het hof van justitie", van "zal het" en van "het hof",
onderscheidenlijk gelezen: "de kantonrechter", "zal hij" en "de kantonrechter";
105°. in art. 494 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de kantonrechter";
106°. in art. 495 vervallen de woorden " , en op de conclusiën van het openbaar
ministerie";
107°. in art. 498 wordt in plaats van "het hof van justitie" en van " het openbaar
ministerie", onderscheidenlijk gelezen: "de kantonrechter" en "de griffier";
108°. in art. 510 wordt in plaats van "Het hof van justitie" en van "het hof",
onderscheidenlijk gelezen: "De kantonrechter" en "de kantonrechter";
109°. in art. 511 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de kantonrechter" en
vervallen de woorden: ", dat altijd op zodanig verzoek zal moeten worden gehoord";
110°. in het tweede lid van art. 512 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter";
111°. in het derde lid van art. 512 wordt in plaats van "het hof", gelezen: "de
kantonrechter";
112°. in het eerste lid van art. 517 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: de
kantonrechter";
113°. in art. 518 wordt in plaats van "het hof", gelezen: "de kantonrechter";
114°. in het eerste lid van art. 519 wordt in plaats van "een daartoe aangewezen lid van
het hof van justitie", van "dit lid", van "Het aangewezen lid", van "het hof" en van "als het",
onderscheidenlijk gelezen: "de procureur-generaal","deze", "De procureur-generaal" en "als hij";
115°. in het eerste lid van art. 521 wordt in plaats van "het hof" van justitie, voor dat hof"
en van " door het hof" onderscheidenlijk gelezen: "de kantonrechter van de door hem verlaten
woonplaats, voor die kantonrechter" en "door die rechter";
116°. in het derde lid van art. 521 wordt in plaats van "het hof", gelezen: "de
146
kantonrechter";
117°. in het eerste lid van art. 524 wordt in plaats van "het hof van justitie, op daartoe
gedanen eis, na verhoor van het openbaar ministerie", gelezen: "de kantonrechter op daartoe
gedane eis";
118°. in het eerste lid van art. 525 wordt in plaats van "Het hof van justitie", gelezen: "De
kantonrechter" en vervallen de woorden "te houden in tegenwoordigheid van het openbaar
ministerie,";
119°. in het tweede lid van art. 525 wordt in plaats van "Het hof" en van "als het",
onderscheidenlijk gelezen: "De kantonrechter" en "als hij";
120°. in artikel 535 wordt in plaats van "het hof van justitie.", gelezen: "de rechter, die het
vonnis van vermoedelijk overlijden heeft gewezen.";
121°. in art. 536 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de kantonrechter,
binnen wiens rechtsgebied zij gelegen zijn," en wordt de tweede zin gelezen als volgt: "Nadat de
deskundigen verslag aan de rechter gedaan hebben en deze hetzelve zal hebben goedgekeurd,
moet de beschrijving met het verslag ter griffie worden bewaard.";
122°. in art. 537 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de kantonrechter";
123°. in art. 549 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: de kantonrechter van
de gemene woonplaats";
124°. in art. 550 wordt in plaats van "het hof", gelezen: "de kantonrechter";
125°. in art. 1006 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de kantonrechter";
126°. in art. 1010 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de kantonrechter";
127°. in het eerste lid van art. 1012 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter" en vervallen de woorden "en van het openbaar ministerie";
128°. in het eerste lid van art. 1039 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter";
129°. in art. 1048 wordt in plaats van "het hof van justitie, op verhoor van het openbaar
ministerie", gelezen: "de kantonrechter";
130°. in het tweede lid van art. 1052 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen:
"de kantonrechter";
131°. in het eerste lid van art. 1054 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter";
132°. in art. 1055 wordt in plaats van "Het hof van justitie" en van "welke het" ,
onderscheidenlijk gelezen: "De kantonrechter" en "welke hij";
133°. in het tweede lid van art. 1062 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen:
"de kantonrechter";
134°. in het eerste lid van art. 1098 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter";
135°. in art. 1101 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de kantonrechter";
136°. in het vierde lid van art. 1102 vervallen de woorden: ", en in allen gevalle van het
openbaar ministerie,";
137°. in het eerste lid van art. 1103 wordt in plaats van "het hof van justitie" en van "637
tot 641 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering", onderscheidenlijk gelezen: "de
kantonrechter" en "567 tot 571 van het Surinaamse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering";
138°. in het eerste lid van art. 1154 wordt in plaats van "Het hof van justitie", gelezen:
"De kantonrechter, onder wiens ressort de nalatenschap opengevallen is,";
139°. in het tweede lid van art. 1154 wordt in plaats van "het hof", gelezen: "de rechter";
140°. in het derde lid van art. 1154 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter";
141°. in het eerste lid van art. 1155 vervallen de woorden ", onder toezicht van een lid van
het hof van justitie,";
142°. in het tweede lid van art. 1155 wordt in plaats van "rechtercommissaris", gelezen:
"kantonrechter";
143°. de aanhef van het derde lid van art. 1155 wordt gelezen als volgt: "Hij moet in
rechte optreden ten aanzien van de rechtsvorderingen, enz";
147
144°. in het eerste lid van art. 1156 wordt in plaats van "rechtercommissaris", gelezen:
"kantonrechter";
145°. in het eerste lid van art. 1157 wordt in plaats van "rechtercommissaris", gelezen:
"kantonrechter";
146°. in het tweede lid van art. 1157 wordt in plaats van "rechtercommissaris", gelezen:
"kantonrechter" en vervallen de woorden ", en doet daarvan verslag aan het hof van justitie";
147°. in het eerste lid van art. 1158 wordt in plaats van "rechtercommissaris" gelezen:
"kantonrechter";
148°. in het tweede lid van art. 1158 vervallen de woorden "na verhoor van het openbaar
ministerie,";
149°. in art. 1179 sub 4°. vervalt hetgeen volgt op "over het lopende jaar verschuldigd
is,";
150°. in art. 1179 sub 7°. wordt hetgeen volgt op "mocht gesteld zijn," vervangen door:
"alsmede de door de ouders krachtens het Eerste Boek verschuldigde uitkeringen tot onderhoud
en opvoeding van hun minderjarige wettige kinderen.";
151°. in het derde lid van art. 1224 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter";
152°. in art. 1225 wordt in plaats van "voor het hof van justitie", gelezen: "aan de
kantonrechter, onder wiens rechtsgebied de inschrijving gedaan is, ten ware die vordering
ondergeschikt is aan een geschil, hangende voor een andere kantonrechter, in welk geval de eis
tot doorhaling verwezen wordt naar de kantonrechter, voor wie het hoofdgeschil aanhangig is";
153°. aan art. 1225 wordt een tweede lid toegevoegd, luidende als volgt:
"Echter moet de overeenkomst tussen de schuldeiser en de schuldenaar aangegaan om ingeval
van geschil, de vordering voor een door hen aangewezen kantonrechter te brengen, tussen hen
nagekomen worden.";
154°. in art. 1227 en in art. 1240 wordt in plaats van "Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering", gelezen: "Surinaams Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering";
155°. in art. 1439 vervallen de woorden "of van kennelijk onvermogen";
156°. in het tweede lid van art. 1677 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen:
"de kantonrechter, onder wiens rechtsgebied het lichaam is gevestigd,";
157°. in het tweede lid van art. 1756 wordt in plaats van "het hof van justitie" en "het
hof", onderscheidenlijk gelezen: "de kantonrechter" en "die rechter";
158°. in het laatste lid van art. 1758 wordt in plaats van 454 van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering", gelezen: "379 van het Surinaams Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering";
159°. in het bepaalde sub 3°. van art. 1791 vervallen de woorden "of van kennelijk
onvermogen";
160°. in het eerste lid van art. 1840 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter";
161°. in het bepaalde sub 4°. van art. 1853 vervallen de woorden "of van kennelijk
onvermogen";
162°. in art. 1893 wordt in plaats van "Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering",
gelezen: "Surinaams Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering";
163°. het tweede lid van art. 1931 wordt gelezen als volgt: "Nochtans zullen bloed- en
aanverwanten als zodanig niet onbekwaam zijn:
"1°. in zaken de burgerlijke staat van partijen betreffende;
"2°. in zaken betreffende onderhoud, krachtens het Eerste Boek verschuldigd, daaronder
begrepen het verschuldigde voor onderhoud en opvoeding van een minderjarige en de in artikel
342f bedoelde vergoeding;
"3°. bij het onderzoek naar de redenen, welke tot ontheffing of ontzetting uit de ouderlijke
macht of de voogdij kunnen leiden;
"4°. in zaken betrekkelijk tot een arbeidsovereenkomst als bedoeld in de Arbeidswet.";
164°. in art. 1932 wordt in plaats van "109 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering", gelezen: "145 van het Surinaams Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering";
165°. in het eerste lid van art. 1965 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
rechter, die van het rechtsgeding kennis neemt";
166°. het tweede lid van art. 1965 wordt gelezen als volgt: "Indien een wettig beletsel het
verschijnen voor de rechter ter plaatse waar deze zijn gewone zittingen houdt, onuitvoerlijk
maakt, kan de kantonrechter tot het afnemen van de eed zich naar de woning of het verblijf
begeven van hem, die de eed moet afleggen; het hof van justitie kan daartoe een van zijn leden
machtigen.";
167°. in het derde lid van art. 1965 wordt in plaats van "het hof", gelezen: "de rechter, die
van het rechtsgeding kennis neemt,";

Artikel 762

Het bij wet van 4 September 1868 no. 17 (Gouvernementsblad no. 14) vastgestelde
Surinaams Wetboek van Koophandel , laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 Maart 1931
(Gouvernementsblad no. 65), ondergaat de navolgende wijzigingen:
1°. in het tweede lid van art. 32 wordt in plaats van "het hof van justitie zodanig, als het",
gelezen: "de kantonrechter zodanig, als hij";
2°. in art. 35 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de kantonrechter";
3°. in het eerste lid van art. 47 wordt in plaats van "hof van justitie", gelezen:
"kantongerecht";
4°. in het eerste lid van . 67 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter";
5°. in het eerste lid van art. 68 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de
kantonrechter";
6°. in het eerste lid van art. 69 wordt in plaats van "Faillissementswet", gelezen:
"Faillissementswet 1935";
7°. in het eerste lid van art. 79 vervallen de woorden "de president van het hof van justitie,
of, ter plaatse waar het hof niet gevestigd is,";
8°. in het tweede lid van art. 79 wordt in plaats van "rechter hiervoren aangewezen",
gelezen: "kantonrechter";
9°. in art. 164 wordt in plaats van "Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering", gelezen:
"Surinaams Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering";
10°. het slot van art. 179 wordt gelezen als volgt: "van de dag af, waarop de zaak in rechte
aanhangig is gemaakt.";
11°. in art. 293 wordt in plaats van "Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering", gelezen:
"Surinaams Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering";
12°. in art. 324 wordt in plaats van "het hof van justitie", gelezen: "de kantonrechter";
13°. in art. 327 vervallen de woorden "het hof van justitie, en zo dit ter plaatse van de
ligging des schips niet gevestigd is, door";
14°. in art. 481 vervallen de woorden "door de president van het hof van justitie, en, ter
plaatse waar het hof niet gevestigd is,";
15°. in het derde lid van art. 494 vervallen woorden "door de president van het hof van
justitie, en, ter plaatse waar het hof niet gevestigd is,";
16°. in art. 500 wordt in plaats van "rechter, bij artikel 494 aangewezen,", gelezen:
"kantonrechter";
17°. in art. 502 wordt in plaats van "bij artikel 494 aangewezen rechter" gelezen:
"kantonrechter";
18°. in het tweede en in het vierde lid van art. 700 wordt in plaats van "het hof van
jusitite", gelezen: "de kantonrechter".

Artikel 763

In art. 5 van het bij wet van 4 September 1868, no. 17, (Gouvernementsblad no. 14)
vastgesteld wet op het Notarisambt , zoals dat sedert, en laatstelijk bij de wet van 17 April 1929
(Gouvernementsblad no. 24), is gewijzigd en aangevuld, wordt in plaats van "art. 805 van het",
gelezen: "art. 738 van het Surinaams" en in plaats van "Regtsvordering", "Rechtsvordering".

Artikel 764

De bij wet van 15 Augustus 1868, no. 62 (Gouvernementsblad no. 16) vastgestelde
bepalingen tot regeling van het ambt van hypotheekbewaarder en van diens boekhouding in
Suriname, zoals die werden gewijzigd, laatstelijk bij de wet van 11 Juli 1927
(Gouvernementsblad no. 49), ondergaan de volgende wijzigingen:
1°. in het tweede lid van art. 4 wordt in plaats van "art. 16 van het", gelezen: "art. 16 van
het Surinaams" en in plaats van "Regtsvordering", "Rechtsvordering";
2°. in art. 48 wordt in plaats van "art. 513 van het", gelezen: "art. 446 van het Surinaams"
en in plaats van "Regtsvordering", "Rechtsvordering";
3°. in het tweede lid van art. 55 wordt in plaats van "art. 801 van het", gelezen: "art. 735
van het Surinaams" en in plaats van "Regtsvordering", "Rechtsvordering".

Artikel 765

De bij wet van 3 April 1869, no. 23 (Gouvernementsblad no. 24) vastgestelde bepalingen
op de rechtspleging inzake van belastingen in Suriname, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8
Augustus 1928 (Gouvernementsblad no. 84) ondergaan de volgende wijzigingen:
1°. in het eerste lid van art. 1 wordt in plaats van "van het Hof", gelezen: "van de
betrokken kantonrechter en in hoger beroep van het Hof";
2°. in het eerste lid van art. 2 en in het vierde lid van art. 8 wordt in plaats van "Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering", gelezen: "Surinaams Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering";
3°. in art. 13 wordt in plaats van "Wetboek", gelezen "Surinaams Wetboek";
4°. in het laatste lid van art. 17 wordt in plaats van "artt. 423 tot 427 van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering" gelezen "artikelen 349 tot en met 353 van het Surinaams Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering".

Artikel 766

De 3de Titel, omvattende de artikelen 23 tot en met 38, van de wet van 20 December 1877
(Gouvernementsblad no. 26), waarbij wordt herzien het tarief van gerechtskosten en salarissen in
burgerlijke zaken, zoals die wet gewijzigd is bij die van 24 Maart 1924 (Gouvernementsblad no.
50), vervalt.

Artikel 767

De wet van 15 Februari 1904 (Gouvernementsblad no. 37) houdende bepalingen
betreffende onteigening ten algemene nutte, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 Februari 1924
(Gouvernementsblad no. 47) ondergaat de volgende wijzigingen:
1°. in art. 23 wordt in plaats van "het laatste lid van art. 223 en bij het eerste lid van art.
224", gelezen: "het tweede en derde lid van art. 158";
2°. het tweede lid van art. 27 vervalt.
3°. aan het slot van art. 36 vervallen de woorden ", na het Openbaar Ministerie te hebben
gehoord".

Artikel 768

Het bij Ons besluit van 14 October 1910, no. 45 (Gouvernementsblad 1911, no. 2)
vastgestelde Wetboek van Strafvordering voor Suriname, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7
Februari 1930 (Gouvernementsblad no. 73) ondergaat de volgende wijzigingen:

1°. in het tweede lid van art. 125 wordt in plaats van "8 van het", gelezen: "9 van het
Surinaams";
2°. in het laatste lid van art. 316 quater wordt in plaats van "704", gelezen: "620";
Artikel 769
De wet van 26 December 1912 (Gouvernementsblad 1913, no. 27) tot vereenvoudiging,
ten aanzien van kleine woningen, van processuele voorschriften bij vorderingen, gegrond op
wettelijke voorschriften omtrent huur en verhuur, zoals die wet is aangevuld bij de wet van 24
Maart 1924 (Gouvernementsblad no. 49) ondergaat de volgende wijzigingen:
1°. in artikel 1 sub 1°. wordt in plaats van "art. 705", gelezen: "art. 626";
2°. in het tweede lid van art. 2 wordt in plaats van "art. 685", gelezen: "art. 602";
3°. in artikel 6 wordt in plaats van "art. 125", gelezen: "art. 108";
4°. in artikel 8 wordt in plaats van "artikel 805", gelezen: "art. 738".

Artikel 770

In het eerste lid van art. 27 der wet van 30 December 1916 (Gouvernementsblad 1917, no
79) betreffende de maten en gewichten voor Suriname, zoals deze werd gewijzigd bij de wet van
10 Augustus 1926 (Gouvernementsblad no. 129), wordt in plaats van "801 van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering", gelezen: "735 van het Surinaams Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering".

Artikel 771

Artikel 6 van de wet van 13 Maart 1931 (Gouvernementsblad no. 65) houdende
bepalingen omtrent de handelsnaam, ondergaat de volgende wijzigingen:
1°. in het eerste lid wordt in plaats van "bij verzoekschrift tot het Hof van Justitie",
gelezen: "tot de kantonrechter van de plaats, waar de zaak, het filiaal of het bijkantoor gevestigd
is,";
2°. het tweede lid vervalt;
3°. het derde lid wordt tweede lid en wordt gelezen als volgt:
"(2) De rechter is bevoegd de voorlopige tenuitvoerlegging van zijn beschikking te
bevelen."

INHOUD

SURINAAMS WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING

EERSTE BOEK

VAN DE WIJZE VAN PROCEDEREN VOOR DE KANTONGERECHTEN EN

VOOR HET HOF VAN JUSTITIE

Titel I Algemene bepalingen

1° Afdeling Van exploiten van oproeping, aanzegging en betekening Artt. 1-18
2° Afdeling Van de terechtzittingen Artt. 19-29
3° Afdeling Van de rechters en van het wraken van rechters Artt. 30-44
4° Afdeling Van het algemeen register, van het proces-verbaal der zitting
en van vonnissen in het algemeen Artt. 45-70
5° Afdeling Van vrijwaring Artt. 71-77
6° Afdeling Van vonnissen bij verstek en van verzet Artt. 78-90
7° Afdeling Van nietigheid Artt. 91-94

Titel II Van de wijze van procederen voor de kantonrechter

1° Afdeling Voorafgaande bepalingen Artt. 95-109
2° Afdeling Van de rechtsingang, de verwering en het voldingen van de zaak Artt. 110-121
3° Afdeling Van voorlopige verzoeken en van de exceptie van onbevoegdheid Artt. 122-127
4° Afdeling Van de geschillen over de echtheid of onechtheid van
geschriften en van het gerechtelijk onderzoek deswege Artt. 128-140
5° Afdeling Van getuigenverhoor Artt. 141-155
6° Afdeling Van gerechtelijke plaatsopneming en bezichtiging Artt. 156-157
7° Afdeling Van deskundigen Artt. 158-167
8° Afdeling Van verhoor op vraagpunten Artt. 168-177
9° Afdeling Van incidentele vorderingen Artt. 178-181
10° Afdeling Van reconventie Artt. 182-184
11° Afdeling Van de schorsing en het hervatten van het rechtsgeding Artt. 185-190
12° Afdeling Van ontkentenis van gerechtelijke verrichtingen Artt. 191-207
13° Afdeling Van jurisdictie-quaestien Artt. 204-205
14° Afdeling Van het doen van afstand van de instantie Artt. 206-207
15° Afdeling Van het vervallen van de instantie Artt. 208-213
16° Afdeling Van voeging en van tussenkomst Artt. 214-217a

Titel III Van de wijze van procederen voor het hof van justitie,

rechtdoende in eerste aanleg Artt. 218-225

Titel IV Van het kort geding Artt. 226-235

Titel V Van rechtspleging in wissel- en zeezaken Artt. 236-256h

Titel VI Van prorogatie van rechtspraak aan het hof van justitie Artt. 257-259

Titel VII Van het rechtsgeding in hoger beroep bij het hof van justitie Artt. 260-286

Titel VIII Van verzet door derden Artt. 287-291

Titel IX Van request-civiel Artt. 292-304

TWEEDE BOEK

VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN VONNISSEN

EN AUTHENTIEKE AKTEN

Titel I Algemene regelen Artt. 305-312a

Titel IA Van de formaliteiten, vereist voor de tenuitvoerlegging
van in vreemde staten tot stand gekomen executoriale titels Artt. 312b-
312h

Titel II Van gerechtelijke tenuitvoerlegging op roerende goederen
1° Afdeling Van beslag op roerende goederen Artt. 313-343
2° Afdeling Van executoriaal beslag onder derden Artt. 344-347a
3° afdeling Van executoriaal beslag onder derden in zaken
betreffende levensonderhoud en uitkering voor de huishouding Artt. 348-353
4° Afdeling Van de verdeling van de opbrengst der executie Artt. 354-363
5° Afdeling Van de tenuitvoerlegging van bevelen in zaken van huurkoop Artt. 363a-363d

Titel III Van gerechtelijke uitwinning van onroerende goederen

1° Afdeling Algemene bepalingen Artt. 364-374
2° Afdeling Van het in beslag nemen van onroerende goederen Artt. 375-418
3° Afdeling Van opvordering van eigendom Artt. 419-424
4° Afdeling Van executoriaal beslag op grondrenten Artt. 425-431
5° Afdeling Over de regeling van de voorrang en de verdeling van
de koopprijs Artt. 432-442

Titel IV Van executoriaal beslag op en verkoop van schepen Artt. 443-464

Titel V Van lijfsdwang en zijn tenuitvoerlegging en van dwangsom

1° Afdeling Van lijfsdwang Artt. 465-478
2° Afdeling Van de tenuitvoerlegging van lijfsdwang Artt. 479-491
3° Afdeling Van dwangsom Art. 492

Titel VI Van het vereffenen van kosten, schaden en interesten Artt. 493-495

Titel VII Van het stellen van zekerheid Artt. 496-499

DERDE BOEK

VAN RECHTSPLEGINGEN VAN ONDERSCHEIDEN AARD

Titel I Van de beslissingen van scheidsmannen

1° Afdeling Van het compromis en van de benoeming van scheidsmannen Art. 500-508
2° Afdeling Van het geding voor scheidsmannen Artt. 509-515
3° Afdeling Van de beslissing van scheidsmannen Artt. 516-523
4° Afdeling Van de voorziening tegen de beslissing van scheidsmannen Artt. 524-531
5° Afdeling Van het uiteinde der gedingen voor scheidsmannen Artt. 532-535

Titel II Van procedures betrekkelijk erfenissen

1° Afdeling Van verzegeling Artt. 536-544
2° Afdeling Van verzet tegen ontzegeling Artt. 545-546
3° Afdeling Van ontzegeling Artt. 547-555
4° Afdeling Van inventarisatie of boedelbeschrijving Artt. 556-560
5° Afdeling Van verkoop van de roerende goederen Artt. 561-565
6° Afdeling Van verkoop van de roerende goederen Artt. 566-571
7° Afdeling Van de verdeling Artt. 572-576
8° Afdeling Van het voorrecht van boedelbeschrijving Artt. 577-580
9° Afdeling Van de curator van een onbeheerde nalatenschap Art. 581

Titel III Van boedelafstand Artt. 582-584

Titel IV Van middelen tot bewaring van zijn recht
1° Afdeling Van het beslag tot revindicatie van roerende goederen Artt. 585-590
2° Afdeling Van inbeslagneming of arrest in handen van de schuldenaar Artt. 591-598
3° Afdeling Van arrest onder derden Artt. 599-625
4° Afdeling Van pandbeslag voor huren en pachten Artt. 626-631
5° Afdeling Van beslag tegen schuldenaren, die niet in Suriname een
bekende woonplaats hebben, en tegen vreemdelingen, die niet
zijn ingezetenen van Suriname Artt. 632-638
6° Afdeling Van beslag op onroerend goed Artt. 639-645
7° Afdeling Van beslag op luchtvaartuigen Artt. 645a-645d

Titel V Van het doen van rekening en verantwoording Artt. 646-667

Titel VI Van enige bijzondere rechtspleging
1° Afdeling Van aanbieding van betaling en van gerechtelijke bewaargeving
en consignatie Artt. 668-671
2° Afdeling Van de machtiging van een getrouwde vrouw Artt. 672-674
3° Afdeling Van stuiting van een huwelijk Artt. 675-677
3° AfdelingA Van adoptie Artt. 677a-677k
4° Afdeling Van de opheffing van de gemeenschap van goederen Artt. 678-695
5° Afdeling Van echtscheiding Artt. 696-705
6° Afdeling Van de wijze van procederen in zaken betreffende onderhoud Artt. 706-714
6° AfdelingA Van de wijze van procederen in zaken betrekkelijk
tot een huurkoop Artt. 714a-714c
6° AfdelingB Van de wijze van procederen in ambtenarenzaken Artt. 714d-714g
7° Afdeling Van aanvulling of verbetering van akten van de burgerlijke stand Art. 715
8° Afdeling Van dwanguitgifte van akten Artt. 716-725
9° Afdeling Van rechtsweigering Arttt. 726-734
10° Afdeling Van overtredingen van notarissen en andere ambtenaren Art. 735
11° Afdeling Van toelating om kosteloos te procederen Artt. 736-748
12° Afdeling Van voorlopig getuigenverhoor Artt. 749-753

Titel VII Van het niet toelaten van gemachtigden Art. 754

Titel VIII Slot- en overgangsbepalingen Artt. 755-771

1 Gew. bij G.B. 1973 no. 75.
2 Gew. bij G.B. 1936 no. 115, G.B. 1947 no. 140.
3 Gew. bij G.B. 1936 no. 115.
4 Gew. bij G.B. 1960 no. 21, G.B. 1967 no. 100, S.B. 1985 no. 2.
5 Gew. bij G.B. 1936 no. 115.
6 Gew. bij G.B. 1944 no. 104.
7 Gew. bij G.B. 1936 no. 115.
8 Gew. bij G.B. 1973 no. 75.
9 Gew. bij G.B. 1936 no. 115.
10 Gew. bij G.B. 1936 no. 108.
11 Gew. bij G.B. 1973 no. 75.
12 Gew. bij S.B. 1981 no. 23.
13 Gew.bij G.B. 1937 no. 78
14 Gew. bij G.B. 1944 no. 104
15 Gew. bij G.B. 1937 no. 78
16 Ingev. bij G.B. 1962 no. 106